Financiering

Deze paragraaf gaat over de gemeentelijke treasuryfunctie. Treasury staat voor het beheer van het geld van de gemeente. Binnen de treasuryfunctie is financiering een belangrijk werkveld. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente op grond van de publieke taak.

Beleid

De financieringsfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de vermogensbehoefte van de gemeente. Het gaat daarbij om het aantrekken van leningen en het uitzetten van tijdelijk overtollig geld. Verder gaat het om de beheersing van de financiële risico’s die gepaard gaan met de geldstromen, de financiële posities en de vermogenswaarden. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Binnen de wettelijke kaders ligt de invulling van het beleid bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties uit hoofde van de publieke taak bij de gemeenteraad.

 

Financiering
De Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en als dat geld meer is dan een drempelbedrag, dan moet de gemeente dat aanhouden in ‘s Rijks schatkist’. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet Fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut.

In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is de toerekening van rente een belangrijk aandachtspunt. De commissie BBV heeft hierbij bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van het interne (omslag)rentepercentage dat wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Daarnaast dient na afloop van het jaar nacalculatie plaats te vinden als het berekende omslagpercentage bij realisatie afwijkt van de begroting. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden.

Op grond van de bovenstaande bepalingen en richtlijnen zijn in de jaarstukken 2018 de volgende rentepercentages te onderscheiden:

  • Omslagrente (reguliere investeringen): 2,5%
  • Bespaarde rente: 2,5%
  • Omslagrente BIE: 1,60% (begroting: 1,70%)
  • Rentetoerekening pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden: 1,648%

De omslagrente, de bespaarde rente en de rente pensioenvoorzieningen wijken niet af van de begroting 2018. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Deze rente komt bij nacalculatie iets lager uit dan begroot.

Met het oog op de mogelijke verkoop van de aandelen van Eneco wordt de portefeuille opgenomen leningen aangepast. Binnen wettelijke kaders met betrekking tot het renterisicobeheer is de financieringsbehoefte ingevuld met leningen met kortere looptijden. Als er in 2019 meer duidelijk is over het verkooptraject en het verloop daarvan, wordt de financieringsstrategie verder uitgewerkt.

 

Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen uitsluitend geldleningen uitzetten en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een voldoende motivering van de overwegingen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de betreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor alle of een groot deel van de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente dan de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te steunen.

De Verordening Leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. In 2018 heeft een herziening van de verordening plaatsgevonden, waarbij enkele inhoudelijke aanscherpingen hebben plaatsgevonden. De uitgangspunten zijn ongewijzigd gebleven. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de positie opgenomen leningen wordt bepaald door de ontwikkelingen van de investeringen en de bestaande financieringsmiddelen.

 

Ontwikkeling investeringen

De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële en materiële vaste activa, financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen in activa van derden. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal en verstrekte geldleningen. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend. Het overige netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

Investeringen (standen ultimo jaar)Rekening 2015Rekening 2016Rekening 2017Begroting 2018*Rekening 2018
Immateriële vaste activa 0 12.945 25.578 39.501 22.959
Materiele vaste activa 2.522.474 2.520.717 2.487.384 2.579.984 2.536.333
Kapitaalverstrekkingen 382.860 385.880 401.648 406.606 381.036
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 944.981 918.436 376.191 216.446 215.998
Overige langlopende leningen 16.503 20.099 21.534 21.988 20.657
Overige uitzettingen met rentetypische looptijd van één jaar of langer 15.515 2.200 1.500 750 750
Financiële vaste activa 1.359.859 1.326.615 800.873 645.790 618.441
Voorraden -149.209 -137.782 -150.311 -181.544 -148.986
Overig netto werkkapitaal 75.220 37.678 -4.955 -4.955 76.239
Totaal investeringen 3.808.344 3.760.173 3.158.569 3.078.776 3.104.986

* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

De boekwaardes van de immateriële en materiële vaste activa kwamen lager uit dan begroot. Voor meer informatie over deze ontwikkelingen, zie paragraaf Investeringen. Door een afwaardering op het aandelenkapitaal van het Warmtebedrijf daalde ook de boekwaarde van de financiële vaste activa ten opzichte van de begroting. De voorraden kwamen wel hoger uit dan begroot en door een toename van de kortlopende vorderingen liet ook het netto werkkapitaal een stijging zien.

 

Ontwikkeling financieringsmiddelen

Tegenover de investeringen in vaste activa, voorraden bouwgrond en netto werkkapitaal staan de interne en externe financieringsmiddelen. De lange interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De netto kortlopende schulden worden hier berekend als de netto positie van korte leningen en banksaldi (waarbij debet- en creditsaldi zijn gesaldeerd). De grens tussen kort en lang ligt voor de leningen op één jaar.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar)Rekening 2015Rekening 2016Rekening 2017Begroting 2018*Rekening 2018
Eigen vermogen 1.207.945 1.207.615 1.117.396 958.310 1.082.798
Voorzieningen 97.389 104.992 89.083 63.275 60.957
Interne financieringsmiddelen

1.305.334

1.312.607 1.206.479 1.021.585 1.143.755
Obligatieleningen en onderhandse leningen 1.977.516 1.977.215 1.499.085 1.613.088 1.593.577
Overige leningen 91.671 91.407 33.024 34.103 36.804
Langlopende schulden 2.069.187 2.068.622 1.532.109 1.647.191 1.630.381
Kasgeldleningen en netto banksaldi 433.823 378.944 419.981 410.000 330.850
Netto kortlopende schulden 433.823 378.944 419.981 410.000 330.850
Totaal financieringsmiddelen 3.808.344 3.760.173 3.158.569 3.078.776 3.104.986

* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

De interne financieringsmiddelen zijn in 2018 ruim € 120 mln gestegen ten opzichte van de begroting. Hierdoor viel de gemeentelijke schuldpositie aan het eind van het jaar aanzienlijk lager uit dan verwacht.

 

Ontwikkeling positie opgenomen leningen
Om een structurele overschrijding van de kasgeldlimiet te voorkomen is in 2018 een deel van de kasgeldleningen omgezet in leningen met looptijden van 1 tot 2 jaar. De bovenstaande ontwikkelingen leiden tot het hieronder getoonde verloop van de positie opgenomen leningen.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar)Rekening 2015Rekening 2016Rekening 2017Begroting 2018*Rekening 2018
Kasgeldleningen en netto banksaldi 433.823 378.944 419.981 410.000 330.850
Obligatieleningen en onderhandse leningen 1.977.516 1.977.215 1.499.085 1.613.088 1.593.577
Totaal korte en lange leningen 2.411.339 2.356.159 1.919.066 2.023.088 1.924.427

* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

De totale leningenpositie – kort en lang samen – was eind 2018 ongeveer € 100 mln lager dan begroot.

Rente

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen - lange interne financieringsmiddelen - en met extern aangetrokken geldleningen. Als uitgangspunt geldt dat de financieringswijze geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Daarom rekent de gemeente ook rente over de reserves en voorzieningen. De totale gemeentelijke vermogenskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de korte en lange financiering en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen.

De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke vermogenskosten worden toegerekend aan de gemeentelijke producten op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans. Op grond van de BBV-regelgeving maakt de gemeente onderscheid tussen de omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) die wordt toegerekend aan de grondexploitaties en de omslagrente investeringen die wordt toegerekend aan de overige investeringen.

 

Rente-ontwikkeling

De depositorente van de Europese Centrale Bank (ECB) – de rente die banken ontvangen als ze geld uitzetten bij de nationale centrale banken – is sinds 2014 negatief. Voor het gehele jaar 2018 was dit tarief -0,40%. Dat wil zeggen dat banken moeten betalen om geld uit te zetten bij de nationale centrale banken. Ook de gemeente profiteert hiervan. In 2018
heeft de gemeente voor de korte looptijden tegen negatieve rente kunnen lenen. Dit heeft de gemeente € 1,5 mln opgeleverd. Mede door het opkoopprogramma van de ECB bleef de lange rente ook in 2018 nog historisch laag.

 

Rente korte en lange leningen

De onderstaande tabel toont het verloop opgenomen leningen in 2018 en de gemiddelde rente afgezet tegen de stand per 1 januari 2018. Als de gemeente een lening met redelijke omvang verstrekt aan een derde, wordt daarvoor in principe een lening opgenomen met eenzelfde verloop. Door de opgenomen en verstrekte leningen met elkaar in balans te brengen beperkt de gemeente de renterisico’s op de verstrekte geldleningen. Overigens rekent de gemeente waar nodig aan de geldnemers wel een renteopslag boven de inleenrente om kredietrisico’s te kunnen opvangen.

De overige korte en lange leningen hebben betrekking op de financiering van de andere activa op de gemeentelijke balans. Dit wordt aangeduid als concernfinanciering.

Rente opgenomen geldleningen1-1-2018 *31-12-2018Betaalde renteGem. rente (%)
Obligatieleningen en onderhandse leningen (doorleningen) 204.468 189.591 6.330 3,10%
Obligatieleningen en onderhandse leningen (concernfinanciering) 1.151.206 1.403.985 36.198 3,14%
Kasgeldleningen 410.000 322.000 -1.530 -0,37%
Banksaldi -1.223 -2.910 1 -0,06%
Leningen voor concernfinanciering 1.559.983 1.751.075 34.669 2,22%
Totaal leningen 1.764.451 1.940.667 40.999 2,32%

* Cijfers primo 2018 zijn gecorrigeerd voor de leningen die worden overgedragen aan MRDH (€ 143.410)

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft begin 2018 van de gemeente een aanzienlijk deel van de ingeleende en aan de RET doorverstrekte leningen overgenomen. Hierdoor is de omvang van deze specifiek voor doorverstrekking bedoelde opgenomen leningen afgenomen. Voor een meer zuivere berekening van de gemiddelde rente is dit bedrag in mindering gebracht op de beginstand. In 2018 gold voor de korte leningen nog steeds een negatieve rente. Het lenen van kort geld leverde de gemeente per saldo geld op. De gemiddelde rente over de opgenomen leningen kwam uit op 2,32%.

De beschikbaarheid van reserves en voorzieningen vermindert de behoefte aan rentedragend vreemd vermogen. Daardoor worden de rentekosten verlaagd. Met deze interne financieringsmiddelen ‘bespaart’ de gemeente dus rente op vreemd vermogen. Daarom wordt de rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen ook wel de 'bespaarde rente' genoemd. De ‘bespaarde rente’ is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De gemeente kan deze ‘bespaarde rente’ gebruiken voor andere doeleinden. Zo heeft de gemeente de keuze om deze rente op te nemen als dekking van lasten in de begroting of toe te voegen aan de reserves. De toevoeging aan de reserves kan daarbij worden beschouwd als een inflatievergoeding om ‘de waarde’ van het eigen vermogen van de gemeente in stand te houden. De ‘bespaarde rente’ over de voorzieningen en reserves is gerelateerd aan de omvang van de reserves en voorzieningen. In 2018 is de bespaarde rente verlaagd van 3% naar 2,5%.

Berekening bespaarde rente (standen primo jaar)Rekening 2018%Rentebedrag
IFR 503.560 2,50% 12.589
Overige reserves 613.836 2,50% 15.346
Pensioenvoorzieningen 45.122 1,65% 744
Overige voorzieningen 43.961 2,50% 1.099
Totaal 1.206.479   29.778

De bespaarde rente over het Investeringsfonds Rotterdam (IFR) zet de gemeente jaarlijks in voor de dekking van de daarvoor aangewezen kapitaallasten van het investeringsprogramma en voor de dekking van uitgaven ineens aan fysieke projecten. Op grond van het BBV mag aan voorzieningen geen rente worden toegevoegd. Uitzondering vormen de voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. Dit zijn de pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden. Aan deze voorzieningen moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk wordt de disconteringsvoet voor pensioenvoorzieningen gesteld op 1,648%. De overige bespaarde rente over reserves en voorzieningen wordt toegevoegd aan het IFR en draagt zo bij aan het in stand houden van het investerend vermogen.

 

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties.

RenteschemaRekening 2017Begroting 2018Rekening 2018
Externe rentelasten korte en lange leningen -50.233 -42.243 -41.000
Rentebaten verstrekte leningen 19.844 7.463 7.464
Saldo externe rentelasten en rentebaten -30.389 -34.780 -33.536
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) -2.640 -2.694 -2.165
Toe te rekenen externe rente -33.029 -37.475 -35.701
Rente over eigen vermogen (toevoeging IFR) -36.228 -27.935 -27.935
Rente over voorzieningen (toevoeging IFR) -1.643 -1.099 -1.099
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorzieningen) -434 -744 -744
Totaal toe te rekenen rente -71.335 -67.252 -65.479
Toegerekende omslagrente 86.613 75.942 72.987
Renteresultaat 15.279 8.690 7.508

De rentelasten waren iets lager dan begroot. Dit kwam door een lagere financieringsbehoefte in combinatie met het aantrekken van leningen met kortere looptijden. De omslagrente die is toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie is volgens de BBV-richtlijnen berekend als het gewogen gemiddelde rentepercentage van de concernfinanciering (2,32%) naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen (68,9%). Deze kwam daarmee uit op 1,60%, terwijl in de begroting nog was uitgegaan van 1,7%. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen was de totaal toe te rekenen rente lager dan de raming. Deze toe te rekenen rentelasten worden intern aan de diverse gemeentelijke producten doorberekend door middel van de omslagrente. Dit gebeurt op basis van de boekwaarde van de investeringen op de balans. Deze omslagrente is net als de bespaarde rente in 2018 verlaagd van 3% naar 2,5%. De realisatie van de nieuwe investeringen lager was dan geraamd. Dit leidde tot minder toegerekende omslagrente en tot een per saldo lager renteresultaat.

Wettelijke normen

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

 

Drempel schatkistbankieren

Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om het cashmanagement van de gemeenten niet te veel te verstoren mogen de gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanhouden. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting – 0,75% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% voor alles daarboven – en kwam voor 2018 uit op € 9,7 mln.

Drempelbedrag schatkistbankieren20162017 20182018 Q12018 Q22018 Q32018 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.492.398 3.619.792 3.486.994 3.486.994 3.486.994 3.486.994 3.486.994
Drempelbedrag o.g.v. wet Fido 9.735 9.990 9.724 9.724 9.724 9.724 9.724
Gemiddelde omvang banksaldi 3.784 5.039 2.915 2.552 3.352 2.064 3.692
Ruimte (+) / overschrijding (-) 5.951 4.951 6.809 7.172 6.372 7.660 6.032

Gemiddeld over het jaar 2018 bedroegen de positieve saldi op de bankrekeningen € 2,9 mln. In elk kwartaal bleven de gemiddelde banksaldi ruim onder de drempel van € 9,7 mln. Daarmee is voldaan aan deze norm en hoefden er geen middelen bij de schatkist te worden aangehouden.

 

Kasgeldlimiet

De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet Fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting en bedroeg € 296 mln in 2018. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Gebeurt dit wel dan moet de gemeente de provincie Zuid-Holland daarover informeren en daarbij een plan aanbieden om weer te gaan voldoen aan de kasgeldlimiet.

Kasgeldlimiet2017 Q12017 Q22017 Q32017 Q42018 Q12018 Q22018 Q32018 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.619.792 3.619.792 3.619.792 3.619.792 3.486.994 3.486.994 3.486.994 3.486.994
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 307.682 307.682 307.862 307.682 296.394 296.394 296.394 296.394
Gemiddelde korte schuld 403.912 312.337 283.707 178.157 497.137 486.413 241.309 256.577
Gemiddelde korte middelen -1.026 -4.940 -726 -11.259 -752 -13.786 -14 -1.195
Gemiddelde netto korte schuld 402.886 307.397 282.981 166.898 496.385 472.627 241.295 255.382
In % begroting 11,1% 8,5% 7,8% 4,6% 14,2% 13,6% 6,9% 7,3%
Ruimte (+) / overschrijding (-) -95.204 285 24.701 140.784 -199.991 -176.223 55.099 41.012

Het eerste en het tweede kwartaal is de kasgeldlimiet overschreden, de overige kwartalen bleef de korte schuld onder de kasgeldlimiet. Daarmee is voldaan aan de vereisten uit de Wet Fido.

 

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet Fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Hoewel de Wet Fido dit niet voorschrijft, wordt uit voorzichtigheidsoverwegingen onder de aflossingen ook de herfinancieringsbehoefte onder de renteswaps meegeteld. Hiermee wordt het gebruik van renteswaps gelimiteerd. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. In 2018 bedroeg de renterisiconorm € 695 mln.

Renterisiconorm2016201720182019202020212022
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.492.398 3.619.792 3.486.994 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.473.998
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 698.480 723.958 697.399 694.800 694.800 694.800 694.800
Renteherzieningen 50.000 56.958 50.000 11.373 2.695 61.040 0
Aflossingen 290.302 280.388 272.097 638.444 433.830 290.345 111.209
Risicobedrag 340.302 337.346 322.097 649.817 436.525 351.385 111.209
In % begroting 9,7% 9,3% 9,2% 18,7% 12,6% 10,1% 3,2%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 358.178 386.612 375.302 44.983 258.275 343.415 583.591

Het renterisicobedrag op de langlopende schuld kwam uit op € 322 mln en bleef daarmee ruim onder de gestelde norm. Vooruitlopend op de verkoop van Eneco wordt de leningenportefeuille meer flexibel gemaakt. Dit gebeurt door aflossingen op bestaande leningen te herfinancieren met leningen met looptijden van 1 tot 2 jaar. Hierdoor vervallen er meer aflossingen in de komende jaren. Het risicobedrag blijft ook in de komende jaren onder de renterisiconorm.

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij is een deel van de onderliggende financieringsbehoefte ingevuld met een twintigjarige geldlening van € 100 mln. Met de overige renteswaps worden de renterisico’s over de jaarlijkse financieringsbehoefte van € 135 mln ingedekt. Eén swap van € 50 mln loopt af in 2019.

Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze bank heeft met een AAA-rating een zeer hoge kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.

Leningverstrekking

De Verordening Leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.

De bestaande portefeuille die in onderstaande tabel wordt getoond heeft een aflopend karakter. De geldleningen zijn voornamelijk verstrekt aan woningbouwcorporaties en voormalige gemeentelijke onderdelen. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aangegaan. Hierdoor worden de leningen van woningbouwcorporaties gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en verstrekt de gemeente geen leningen meer. De leningen die de gemeente heeft verstrekt aan woningcorporaties zijn eveneens geborgd door het WSW. De leningen aan overige verbonden partijen betreffen voornamelijk het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). De overige financiële activa zijn onder andere leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling.

Verstrekte leningenRekening 2017Begroting 2018 *Rekening 2018
Woningcorporaties 145.305 137.534 137.447
Deelnemingen 219.760 68.000 67.650
Overige verbonden partijen 11.126 10.912 10.901
Totaal leningen 376.191 216.446 215.998
Sportverenigingen 12.813 12.538 12.538
Economische ontwikkeling 5.298 6.816

7.082

Overig 4.923 3.384 1.787
Totaal overige financiële vaste activa 23.034 22.738 21.407
Totaal verstrekte leningen 399.225 239.184 237.405
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

De woningcorporaties hebben € 7,9 mln afgelost in 2018. De leningen aan deelnemingen zijn met € 152 mln afgenomen. Daarvan had € 143 mln betrekking op de overname van leningen door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). In 2016 is besloten dat de MRDH de rol als financier overneemt van de gemeente. Voor zover mogelijk zijn de samengestelde combinaties van de aan de RET verstrekte en de daarvoor bij banken opgenomen leningen nu overgenomen door de MRDH. Een beperkt pakket van leningen blijft achter bij de gemeente omdat de daarvoor opgenomen leningen niet kunnen worden overgedragen. Deze worden in de komende jaren door de RET afgelost volgens het bestaande aflossingsschema en vervolgens geherfinancierd bij de MRDH.

In 2016 is een leningfaciliteit verstrekt aan Cambridge Innovation Center (CIC) om het innovatie- en ondernemersklimaat in Rotterdam te versterken. Deze leningfaciliteit kan oplopen tot maximaal € 13,8 mln. Het CIC verzorgt de huisvesting en ondersteuning van start-ups en innovatieve ondernemers in het Groothandelsgebouw. De leningfaciliteit is opgebouwd uit meerdere tranches die worden verstrekt als CIC aan de afspraken over omzet en bezettingsgraad voldoet. In 2018 is een nieuwe tranche verstrekt. Daarmee komt de totale hoofdsom van de lening op € 7,1 mln. Zie voor verdere toelichting over CIC het product Economie.

Onder de Regeling subsidies ten behoeve van investeringen door breedtesportverenigingen is een lening van € 47 verstrekt aan de stichting Cycling Team RWC Ahoy. Met dit geld is een investering in de uitbreiding van de trainingsfaciliteiten mogelijk gemaakt.

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

 

Achtervang waarborgfondsen

De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van Rijk en gemeenten aangesproken. Onderstaande tabel geeft de achtervangpositie in beide waarborgfondsen weer.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Begroting 2018 *Rekening 2018
WEW 3.600.000 3.400.000 3.533.000
WSW 6.750.324 6.750.324 6.678.456
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 10.350.324 10.150.324 10.211.456
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag voor de achtervangpositie met betrekking tot de waarborgfondsen weergegeven als het totaal van de borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. In overleg met de VNG en de andere G4-gemeenten wordt een methodiek ontwikkeld voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

 

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren (standen ultimo jaar)Rekening 2017Begroting 2018 *Rekening 2018
Hypotheekgaranties 38.127 35.403 35.403
Garantie NRF-leningen 6.647 6000 5.288
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 44.774 41.403 40.691
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Begroting 2018 *Rekening 2018
Energie 104.000 104.000 104.000
Totaal garanties t.b.v. deelnemingen 104.000 104.000 104.000
Zorg 11.058 9.650 9.528
Sport en recreatie 6.433 5.009 5.009
Kunst en cultuur 2.072 1.612 1.611
Overig 902 845 845
Totaal garanties t.b.v. niet-deelnemingen 20.465 17.116 16.993
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 124.465 121.116 120.993
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

De grootste garantie is die voor de deelneming Warmtebedrijf van € 104 mln. Deze garantie betreft de financiering van het aanleggen van een warmtetransportsysteem met het oog op CO2-beperking. Als vervolgstap in het herstelplan is op 7 februari 2019 besloten om onder voorwaarden kapitaal ter beschikking te stellen zodat de geborgde lening in 2019 kan worden afgelost. Zie voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf de paragraaf Verbonden partijen.

In 2018 zijn geen nieuwe garanties voor rechtspersonen verleend. De garanties lopen in de komende jaren verder af.

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. De kredietrisicoreserve dekt deze risico’s af. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bedrag te worden gestort voor de dekking van de risico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2018 de bedragen waarover risico wordt gelopen en de omvang van het kredietrisico.

Kredietrisico (standen ultimo jaar)BedragKredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 10.211.456 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 40.691 991
Garanties t.b.v. rechtspersonen 120.993 37.557
Verstrekte leningen 237.405 10.404
Totaal 10.610.545 48.952

Het kredietrisico voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. De VNG is bezig met de ontwikkeling van een methodiek om het kredietrisico van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Voor garanties aan particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisico op de richtlijnen die gelden voor banken. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat het Rijk de helft van eventuele verliezen afdekt. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. Het kredietrisico op de verstrekte leningen is afgenomen door de overdracht van de RET-leningen aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Het totale kredietrisico wordt geraamd op € 49 mln. De kredietrisicoreserve (€ 71 mln ultimo 2018) is in ieder geval toereikend om de hier berekende kredietrisico’s te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.