Algemene grondslagen

De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden passiva opgenomen tegen nominale waarde. De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Aanpassing in hiërarchie

Als gevolg van aanpassingen in de hiërarchie 2018 heeft er een verschuiving plaatsgevonden van het Programma Overhead (product Concernhuisvesting) naar het programma Ruimtelijke Ontwikkeling (producten Maatschappelijk vastgoed en Commercieel vastgoed). Hierdoor sluiten de realisatiecijfers 2017 zoals gepresenteerd in de Jaarstukken 2018 niet aan met de realisatiecijfers 2017 in de Jaarstukken 2017. Hieronder zijn de saldi per programma naast elkaar gezet ter vergelijking.

Programma / Product20172018Afwijking
Bestuur en dienstverlening -43.913 -43.913 0
Openbare orde en veiligheid -125.135 -125.135 0
Verkeer en Vervoer 6.727 6.727 0
Economische Zaken -24.585 -24.585 0
Onderwijs -118.067 -118.067 0
Cultuur, sport en recreatie -193.374 -193.374 0
Volksgezondheid en zorg -561.185 -561.185 0
Werk en inkomen -235.158 -235.158 0
Maatschappelijke Ondersteuning -124.436 -124.436 0
Beheer van de stad -121.566 -121.566 0
Stedelijke inrichting -33.085 -33.085 0
Ruimtelijke ontwikkeling 50.796 -32.984 83.780
Algemene middelen 1.992.766 1.992.766 0
Overhead -440.009 -356.230 -83.779
Totaal 29.775 29.775 0

Daarnaast zijn er verschillende grootboekrekeningen verhangen naar andere verantwoordingscategorieën, waaronder de presentatiewijziging van inhuur op programma (zie paragraaf Bedrijfsvoering). De product- en programmasaldi wijzigen hierdoor niet, maar er treedt wel een verschuiving op tussen verschillende verantwoordingscategorieën binnen product- en programma. Alle bedragen in de tabellen worden getoond volgens de nieuwe hiërarchie. Dit zorgt op het merendeel van de programma’s en producten voor verschillen in presentatie. Op totaalniveau zijn de afwijkingen als volgt:

Overzicht baten en lasten Concern20172018Afwijking
Baten exclusief reserves3.472.8193.472.8190
Totaal baten 3.472.819 3.472.819 0
Belastingen 315.946 315.946 0
Bijdragen rijk en mede-overheden 2.174.634 2.174.634 0
Dividenden 117.636 117.636 0
Financieringsbaten 30.019 30.019 0
Opbrengsten derden 827.941 827.941 0
Overige baten 6.642 6.642 0
Lasten exclusief reserves3.562.2493.562.2490
Apparaatslasten 907.703 925.704 -18.001
Inhuur 101.008 119.009 -18.001
Overige apparaatslasten 29.476 29.476 0
Personeel 777.219 777.219 0
Interne Lasten -46.207 -46.638 431
Beleidspecifiek vastgoed 0 0 0
Concernbrede bedrijfsvoeringskosten 0 0 0
Overige doorbelastingen -46.207 -46.638 431
Programmalasten 2.700.753 2.683.183 17.570
Financieringslasten 49.905 49.905 0
Inkopen en uitbestede werkzaamheden 571.864 871.650 -299.786
Kapitaallasten 164.093 164.406 -313
Overige programmalasten 416.983 98.832 318.151
Salarislasten WSW en WIW 59.290 59.290 0
Sociale uitkeringen 875.872 875.872 0
Subsidies en inkomensoverdrachten 562.746 563.228 -482
Saldo voor vpb en reserveringen-89.430-89.4300
Vennootschapsbelasting -788 -788 0
Saldo voor reserveringen-90.219-90.2190
Toevoeging aan reserves 235.909 235.909 0
Onttrekking aan reserves 280.924 280.924 0
Vrijval reserves 74.979 74.979 0
Saldo voor overhead 29.775 29.775 0

Waarderingsgrondslagen

Vaste activa
 

Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn.

De bijdragen aan activa in eigendom van derden worden met ingang van 1 januari 2016 verantwoord onder de immateriële vaste activa. Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd als zij voldoen aan de bepalingen van artikel 61 BBV. Waardering gebeurt tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De afschrijvingsduur is maximaal de afschrijvingstermijn (gebruiksduur) van het betreffende actief bij de derde.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden niet geactiveerd, met uitzondering van kosten voor toekomstige grondexploitaties.

De kosten voor toekomstige grondexploitaties worden gedurende 5 jaar geactiveerd. Als na het 5e jaar nog geen overgang naar een actieve grondexploitatie heeft plaatsgevonden worden de geactiveerde kosten uit het eerste jaar afgeschreven. Voor de voorbereidingskosten voor grondexploitaties geldt dat de plannen tot ontwikkeling van de grond hiervoor bestuurlijke instemming moeten hebben.
 

Materiële vaste activa met economisch nut

De in erfpacht uitgegeven gronden zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen). Gronden waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht, zijn tegen registratiewaarde gewaardeerd.

Wanneer investeringen grotendeels of meer worden gedaan voor riolering, het inzamelen van huishoudelijk afval of andere alsook voor rechten die op grond van art. 229 lid 1 a en b Gemeentewet worden geheven, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen in een aparte categorie: investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.

De overige investeringen met economisch nut zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Ontvangen specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht; in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven.

Investeringen met een meerjarig economisch nut worden slechts geactiveerd als het bruto investeringsbedrag € 0,1 miljoen of meer bedraagt, ongeacht de levensduur van het actief.

 

Materiële vaste activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

De investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut niet zijnde gebiedsontwikkeling (bruggen, tunnels, wegen, viaducten, sluizen, monumenten, kunst, kademuren en glooiingen) zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs – of vervaardigingsprijs. Deze investeringen worden slechts geactiveerd als het niet als onderdeel van gebiedsontwikkeling is verworven of gesticht en als het bruto investeringsbedrag € 0,1 miljoen of meer bedraagt, ongeacht de levensduur van het actief. Investeringen in gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut als onderdeel van gebiedsontwikkeling zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Deze investeringen worden met ingang van 2017 geactiveerd als het investeringsbedrag ten minste € 5 miljoen bedraagt.

Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht; in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven. De vervaardigingsprijs omvat ook een deel van de toerekenbare indirecte vervaardigingskosten en de rentekosten over het vervaardigingstijdvak die aan de geactiveerde investering toegerekend kunnen worden.

 

Overhead

De aan investeringen verbonden overheadkosten worden als onderdeel van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs opgenomen in de waardering van vaste activa en van bouwgronden in exploitatie.

 

Afschrijvingen

Slijtende investeringen worden afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. De afschrijving gebeurt op lineaire basis, met uitzondering van voor verhuur bestemde bedrijfsgebouwen.

De bedrijfsgebouwen die zijn bestemd voor de verhuur worden niet lineair maar annuïtair afgeschreven naar gelang de verwachte gebruiksduur met een maximum van 40 jaar. Hiervoor is gekozen vanaf 2010, zodat de huuropbrengsten gelijklopen met de kosten (afschrijving en rente). Op vastgoedobjecten en materiële vaste activa, die als onderdeel van gebiedsontwikkeling zijn vervaardigd kan (in het geval ze zijn samengesteld uit meerdere componenten) één gezamenlijk afschrijvingstermijn worden gehanteerd. Deze afschrijvingstermijn is niet langer dan de afschrijvingstermijn van de component met de langste afschrijvingstermijn.

Gehanteerde afschrijvingstermijnen in hoofdlijnen (in jaren)

 

Gebouwen

10 – 40

Infrastructuur

10 – 50

Installaties

5 – 20

Voer- en vaartuigen

5 – 30

Hulpmateriaal

5 – 15

Buitenruimte

5 – 30

 

Een nadere specificatie van de afschrijvingstermijnen staat in de afschrijvingstabel in de Verordening financiën Rotterdam 2013.

De afschrijving start in de maand na ingebruikname van het actief. De afschrijving van bedrijfsgebouwen bestemd voor de verhuur vangt aan in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname. Voor de ‘Vervoermiddelen’ (leaseauto’s) geldt dat direct bij ingebruikname afschrijving plaatsvindt. Dit houdt verband met het feit dat in de leasetermijnen (opbrengst) ook het afschrijvingsdeel is gedekt. Door deze systematiek zijn de afschrijvingskosten gelijk aan de dekking die in de leasetermijnen zit.

Voor software geldt een afschrijvingstermijn van vijf jaar. De concernbrede bedrijfsvoeringsystemen hebben echter een langere afschrijvingstermijn van tien jaar, omdat zij door hun complexiteit niet binnen een termijn van vijf jaar buiten gebruik zullen worden gesteld.

Bij de waardering wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de waarde, indien deze naar verwachting duurzaam is. Indien er nog mogelijk waardeherstel kan optreden wordt de waarde gecorrigeerd middels een voorziening. Bij de waardering van de commerciële vastgoedportefeuille is het uitgangspunt dat de koper de grond in eigendom verkrijgt en daarom geen erfpacht van toepassing is.
 

Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Waar van toepassing is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.

Participaties in het aandelenkapitaal van nv’s en bv’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de waarde van de aandelen structureel daalt tot onder de verkrijgingsprijs vindt afwaardering plaats.

 

Vlottende activa

 

Voorraden

De voorraden worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs of lagere marktwaarde.

 

Bouwgronden in exploitatie

De ‘Bouwgronden in exploitatie’ zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, danwel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Voor bouwgronden in exploitatie met een looptijd langer dan 10 jaar zijn risico-beperkende maatregelen toegepast (op project- danwel portefeuilleniveau). Deze risico-beperkende maatregelen zijn:

  • per grondexploitatie is een actuele en goed onderbouwde raming van de uitgaven en inkomsten beschikbaar
  • investeringen worden zoveel mogelijk afgestemd op het genereren van inkomsten ten einde het financieringsrisico te beperken
  • een realistisch, op de marktvraag afgestemd uitgifteprogramma (zowel qua planning als typologie); door middel van de portefeuillesturing wordt twee maal per jaar het in de portefeuille opgenomen uitgifteprogramma afgezet tegen de voorziene marktvraag (aantallen, fasering en typologie)
  • een adequate beheersing van de grondexploitatieportefeuille (zoals monitoring van marktontwikkelingen en periodieke confrontatie van opgenomen programma vs marktvraag op gebiedsniveau, dit mede op basis van provinciale kaders omtrent de programmering)
  • de parameter ‘opbrengstenstijging’, waarmee de geraamde grondopbrengsten in de NCW-berekening geïndexeerd wordt, wordt na het 10e jaar verlaagd naar 0,0%. Met deze maatregel wordt voorzichtigheid in de financiële uitkomsten van de grondexploitatie betracht

De richtlijnen voor het nemen van winsten en verliezen uit de grondexploitaties zijn opgenomen in de grondslagen voor resultaatbepaling. Genomen resultaten zijn in de waardering verdisconteerd. Dit kan bij de verwachting van toekomstige verliezen leiden tot een negatieve stand van de activa, aangezien de verliesvoorziening verwerkt wordt als een correctiepost. Ten behoeve van transparantie worden verliesnemingen op de individuele grondexploitaties apart zichtbaar gemaakt.

 

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar en overlopende activa

De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van vorderingen verrekend.
 

Liquide middelen

De liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen.

 

Vaste passiva

 

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de algemene, bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten. Van bestemmingsreserves die niet met juridisch onontkoombare verplichtingen zijn belast, valt het (restant)saldo van een bestemmingsreserve zonder voorafgaand raadsbesluit ten gunste van het ‘resultaat na bestemming’ vrij als:

a. het doel waarvoor de bestemmingsreserve is gevormd vervalt; of

b. gedurende drie jaren niets aan de bestemmingsreserve is onttrokken of toegevoegd.

 

Voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen of verwachte verliezen of risico’s waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten op de balansdatum. Onder voorzieningen worden ook opgenomen de van derden verkregen middelen die specifiek moeten worden besteed. Uitzondering hierop vormen de van Europese en Nederlandse overheidslichamen verkregen middelen. Deze worden gepresenteerd bij de ‘Overlopende passiva overheidsmiddelen’.

De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.
 

De voorziening bouwgronden in exploitatie is echter tegen contante waarde gewaardeerd. Ook de pensioenverplichting voor de wethouders zijn tegen de contante waarde, in dit geval van de (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen, gewaardeerd.

 

Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer

Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. Vooruitontvangen afkoopsommen erfpacht vallen naar voortgang van de afkoopperiode vrij ten gunste van het resultaat. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.

 

Vlottende passiva

De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.

 

Buiten balanstelling

 

Borg- en garantstellingen

Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen.

 

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen

 

Renteswaps

De gemeente gaat derivaten aan om renterisico’s af te dekken in overeenstemming met Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). De gemeente gaat alleen volledige effectieve hedges aan en op grond daarvan worden de derivaten verantwoord onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. De marktwaarde van de derivaten wordt bepaald als de contante waarde van alle vaste en verwachte variabele cashflows. Bij de berekening van de marktwaarde wordt gebruik gemaakt van de relevante Interest Rate Swap curve.

Grondslagen voor resultaatbepaling

Personeelslasten

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en overlopende verlofaanspraken.

 

Algemene uitkering

Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling.

 

Dividend

Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baat genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.

 

Erfpacht

De vooruitontvangen afkoopsommen bij tijdelijk in erfpacht uitgegeven gronden vallen vrij ten gunste van het resultaat naar gelang de looptijd van het erfpachtcontract.

 

Resultaatneming grondexploitatie
 

Winstneming op bouwgronden in exploitatie

Voor het bepalen van de tussentijdse winstnemingen hanteert de gemeente de Percentage of Completion methode, rekening houdend met onzekerheden in de projecten. De winstneming wordt hierbij bepaald op basis van de voortgang van de realisatie van de grondexploitatiebegroting. In individuele gevallen kan op basis van planspecifieke omstandigheden beargumenteerd worden afgeweken.

Als winstnemingsformule geldt: het percentage voortgang in de opbrengsten, vermenigvuldigd met het percentage in de voortgang in de kosten, vermenigvuldigd met de verwachte winst (gecorrigeerd voor onzekerheden).

 

Verliesneming op bouwgronden in exploitatie

Bij actieve grondexploitaties met een verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen ter hoogte van dit negatieve verwachte resultaat. De voorziening is afzonderlijk zichtbaar onder de balanspost Voorraden/onderhanden werk. Het voorzienbare verlies wordt bij afsluiten van het complex als gerealiseerd resultaat in de grondexploitatie verwerkt.

 

Parameters grondexploitaties

In de grondexploitaties wordt gerekend met langjarige gemiddelde parameters voor kosten- en opbrengstenstijging en renteontwikkelingen. Uitzonderingen op deze algemene lijn zijn de parameters in de grondexploitatie Nesselande. Deze wordt in de paragraaf Grondbeleid toegelicht.

Langjarige parameters grondexploitaties

2018

2019 e.v.

Rente

1,6%

1,7%

Opbrengstenstijging

1%

2019 5%, 2020 3%, 2021-2028 1%, 2029 e.v. 0%

Kostenstijging

2%

2%

Disconteringsvoet

2%

2%

Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) schrijft de berekeningswijze voor het rentepercentage voor. Het te hanteren percentage is een gewogen gemiddelde rente over de gemeentelijke leningenportefeuille, berekend naar de verhouding vreemd vermogen versus totaal vermogen. Voor de toekomstige jaren is de uitkomst van de berekening 1,70%. Het gerealiseerde percentage over 2018 bedraagt 1,60%. De te hanteren discontovoet is, in overeenstemming met de voorschriften van de commissie BBV, gelijk aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone. Deze bedraagt 2,0%.

 

Gebruik van schattingen

Bij het opstellen van de jaarrekening doet het college van burgemeester en wethouders schattingen en veronderstellingen die medebepalend zijn voor de opgenomen bedragen. Dit gebeurt in overeenstemming met algemeen geldende grondslagen.