Financiering
De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente bij de uitoefening van haar publieke taak.
Beleid
Financiering
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Op dat moment heeft de gemeente meer geld op de bankrekeningen staan dan strikt noodzakelijk is. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en de omvang is hoger dan een bepaald drempelbedrag, dan moet de gemeente dat geld aanhouden in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de vigerende Verordening financiën Rotterdam 2021, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2021.
De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. De gemeente rekent ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor opgenomen geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De bespaarde rente kan worden aangewend voor andere doeleinden en wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Rotterdamse investeringsmotor (RIM).
De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het taakveld treasury worden toegerekend aan de overige gemeentelijke taakvelden op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van deze BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende externe marktrente wordt de bespaarde rente (de rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen) met ingang van 2022 verlaagd van 1,75% naar 1,5%. De lagere rentelasten leiden er ook toe dat de omslagrente investeringen met ingang van 2022 wordt bijgesteld van 1,75% naar 1,5%. De bestendige gedragslijn is om beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. De omslagrente BIE wordt bepaald als het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille, naar de verhouding vreemd vermogen / totaal vermogen. Deze omslagrente BIE komt uit op 0,8%. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de Voorziening pensioenen bestuurders. Aan deze voorziening moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de rentetoerekening voor pensioenvoorzieningen voor 2021 en verder gesteld op 0,082%.
Samenvattend worden op grond van de bovenstaande bepalingen en richtlijnen in de begroting 2022 en verder de volgende interne rentepercentages onderscheiden:
- Omslagrente BIE: 0,8%
- Omslagrente investeringen: 1,5%
- Bespaarde rente: 1,5%
- Rentetoerekening Voorziening pensioenen bestuurders: 0,082%
Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en besluit of bij marktfalen overheidsingrijpen noodzakelijk is. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te ondersteunen.
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.
Ontwikkeling financiering
De ontwikkeling van de investeringen en de ontwikkeling van de financieringsmiddelen zijn belangrijk om de ontwikkeling van het financieringstekort te kunnen bepalen. Het financieringstekort is het verschil tussen het bedrag van de verwachte boekwaarde van de investeringen en de beschikbare financieringsmiddelen. Door de ontwikkeling van de bestaande leningenportefeuille met die van het financieringstekort te combineren ontstaat inzicht in de ontwikkeling van de totale leningenpositie van de gemeente. Dit is belangrijk om de renterisico's te kunnen bepalen en beheersen.
Investeringen
De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden (Hart van Zuid: zwembad en kunstenpand) en voorbereidingskosten voor nog niet geactiveeerde grondexploitaties. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal door deelname in verbonden partijen en verstrekte geldleningen aan derden. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.
De (im)materiële vaste activa stijgen in de komende jaren door de diverse investeringen in bijvoorbeeld de Zeven Stadsprojecten, versnelde ombouw straatverlichting naar LED, integraal huisvestingsplan sport en onderwijshuisvesting, zie de paragraaf Investeringen. De boekwaarde van de investeringen stijgt in de meerjarenbegroting naar € 4,3 mld.
Investeringen (standen ultimo jaar) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Immateriële vaste activa | 46.030 | 47.607 | 46.114 | 44.192 | 42.270 |
Materiële vaste activa | 3.022.501 | 3.425.758 | 3.678.506 | 3.768.022 | 3.820.335 |
Kapitaalverstrekkingen | 474.682 | 474.201 | 473.720 | 473.238 | 472.757 |
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) | 90.380 | 75.863 | 60.949 | 47.222 | 33.213 |
Overige financiële vaste activa | 36.528 | 36.151 | 35.764 | 35.375 | 34.920 |
Financiële vaste activa | 601.590 | 586.215 | 570.433 | 555.835 | 540.890 |
Voorraden | -110.327 | -123.610 | -123.304 | -103.939 | -129.485 |
Netto banksaldi | 0 | 0 | 0 |
0 |
0 |
Totaal investeringen | 3.559.794 | 3.935.970 | 4.171.749 | 4.264.110 | 4.274.010 |
Financieringsmiddelen
De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen met een looptijd van 1 jaar of langer en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar. Ten slotte wordt het overig netto werkkapitaal tot de financieringsmiddelen gerekend. Het netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.
De komende jaren neemt de reservepositie af. Zie voor de ontwikkelingen van de reserves de balanspagina Reserves. De voorzieningen blijven redelijk stabiel. Zie voor de ontwikkeling van de voorzieningen de balanspagina Voorzieningen. Door reguliere aflossingen daalt de boekwaarde van de portefeuille opgenomen langlopende leningen in de komende jaren. Per saldo nemen de beschikbare financieringsmiddelen af tot € 2,8 mld.
Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen | 2.243.285 | 2.053.334 | 2.059.602 | 2.124.000 | 2.179.933 |
Voorzieningen | 102.826 | 102.776 | 102.706 | 102.619 | 102.516 |
Interne financieringsmiddelen | 2.346.111 | 2.156.110 | 2.162.308 | 2.226.619 | 2.282.449 |
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen | 563.426 | 538.658 | 433.922 | 343.848 | 328.571 |
Overige leningen | 35.313 | 34.155 | 32.997 | 31.839 | 30.681 |
Langlopende schulden | 598.739 | 572.813 | 466.919 | 375.687 | 359.252 |
Kasgeldleningen | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 |
Overig netto werkkapitaal | -153.911 | -153.911 | -153.911 | -153.911 | -153.911 |
Totaal lopende financieringsmiddelen | 3.090.939 | 2.875.012 | 2.775.316 | 2.748.395 | 2.787.790 |
Financieringstekort
Het financieringstekort geeft het bedrag weer van de nieuw aan te trekken leningen als de overige balansposten zoals vaste activa (investeringen), eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen zich volgens de begroting ontwikkelen. Het financieringstekort loopt in de komende jaren op tot € 1,5 mrd. De gemeente past totaalfinanciering toe. Daarbij worden op basis van de werkelijke totale liquiditeitsbehoefte (het saldo van uitgaven en ontvangsten) van de gemeente leningen aangetrokken of middelen bij de schatkist gestald. Ervaring leert dat de werkelijke liquiditeitsbehoefte in de praktijk lager uitvalt dan het begrote financieringstekort. Volgens de wet fido mag niet eerder worden geleend dan dat de middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Ook moet de looptijd passen bij de verwachte duur van de liquiditeitsbehoefte. Pas bij een structurele liquiditeitsbehoefte worden langlopende leningen afgesloten.
Ontwikkeling leningenpositie
Uitgaande van bovenstaande ontwikkeling van het financieringstekort neemt het totaal aan kort- en langlopende leningen tot eind 2025 toe tot € 2,1 mrd. Dit patroon is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote, de netto schuldpositie gedeeld door het totaal van de baten, vertoont een stijgende lijn. Toch ligt de netto schuldquote met een maximum van 55,7% gedurende de gehele meerjarenperiode ver onder de kritische signaalwaarde van de toezichthouder (130%) en blijft in de categorie 'minst risicovol' (<90%). De afname van de reserves en de toename van de schulden leidt tot een afname van de solvabiliteitsratio, het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal. De solvabiliteitsratio blijft in deze meerjarenbegroting ruim boven 40% en daarmee ruim aan de goede kant van de signaalwaarde die door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd (20%). Voor meer informatie over de kengetallen, zie de paragraaf Financiële kengetallen.
Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Kasgeldleningen | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 |
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen | 563.426 | 538.658 | 433.922 | 343.848 | 328.571 |
Financieringstekort | 468.855 | 1.060.958 | 1.396.433 | 1.515.715 | 1.486.220 |
Lange leningen | 1.032.281 | 1.599.616 | 1.830.355 | 1.859.563 | 1.814.791 |
Totaal korte en lange geldleningen | 1.332.281 | 1.899.616 | 2.130.355 | 2.159.563 | 2.114.791 |
Rente
Het gemiddeld rentepercentage dat wordt berekend over de netto korte schuld is afgeleid van het meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone. Daarbij wordt gerekend dat de korte rente gedurende de meerjarenperiode tot en met 2025 geleidelijk oploopt in de richting van 2%. Voor het financieringstekort wordt gerekend met een lange rente die gedurende diezelfde periode oploopt tot 2,5%.
Renteresultaat
Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties. De in de loop van de jaren stijgende financieringsbehoefte leidt tot een toename van de rentelasten. In 2021 heeft woningbouwcorporatie Vestia enkele leningen vervroegd afgekocht door alle toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen van deze leningen in één keer te voldoen. Dit heeft geleid tot een eenmalige hogere rentebate in 2021 en lagere rentebaten in de jaren 2022 en verder. De toe te rekenen externe rente als saldo van de rentelasten, de rentebaten en de toerekening van de omslagrente BIE aan de grondexploitaties, bedraagt € 18,9 mln in 2022 en loopt op tot € 35,3 mln in 2025. Na toerekening van de rente aan de interne financieringsmiddelen, bedragen de totale financieringskosten in 2022 € 52,8 mln, oplopend tot € 67,4 mln in 2025. De omslagrente van 1,5% is toereikend om de financieringskosten te kunnen doorberekenen. In de jaren 2022 tot en met 2024 zijn er beperkte positieve renteresultaten. Alleen in 2025 resulteert een klein negatief renteresultaat. Bij de begroting 2023 wordt de omslagrente opnieuw bezien.
Renteschema | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Externe rentelasten korte en lange leningen | -17.119 | -20.105 | -28.207 | -32.817 | -35.298 |
Rentebaten verstrekte leningen | 5.936 | 2.805 | 2.354 | 1.942 | 1.587 |
Saldo externe rentelasten en rentebaten | -11.183 | -17.300 | -25.853 | -30.875 | -33.711 |
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) | -1.399 | -1.552 | -1.604 | -1.526 | -1.550 |
Toe te rekenen externe rente | -12.582 | -18.852 | -27.457 | -32.401 | -35.261 |
Rente over eigen vermogen (toevoeging IFR/RIM) | -42.110 | -33.648 | -30.800 | -30.894 | -31.861 |
Rente over voorzieningen (toevoeging IFR/RIM) | -384 | -225 | -225 | -224 | -222 |
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorzieningen) | -47 | -47 | -47 | -47 | -47 |
Totaal toe te rekenen rente | -55.123 | -52.772 | -58.529 | -63.566 | -67.391 |
Toegerekende omslagrente | 59.000 | 56.579 | 61.270 | 63.807 | 65.112 |
Renteresultaat | 3.877 | 3.807 | 2.741 | 241 | -2.279 |
Wettelijke normen
In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.
Drempel schatkistbankieren
Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om te voorkomen dat onverwachte ontvangsten en uitgestelde betalingen direct leiden tot onrechtmatigheid mag er bij gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanwezig zijn. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting – 2% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% over het meerdere daarboven. Voor 2022 komt het drempelbedrag voor de gemeente Rotterdam uit op € 17,3 mln. Indien de gemiddelde banksaldi boven deze drempel komen, worden deze middelen in de schatkist van het Rijk aangehouden.
Kasgeldlimiet
De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke (voorliggende) begroting 2022. De in de tabel getoonde bedragen zijn jaargemiddelden. Er moet enerzijds rekening worden gehouden met beschikbare kredietlijnen en anderzijds met tijdelijke uitschieters in de behoefte aan kort geld. Daarom wordt voorzichtigheidshalve enige marge aangehouden onder de kasgeldlimiet en wordt er gestuurd op een gemiddelde netto korte schuld van € 300 mln. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet zullen nieuwe lange leningen worden aangetrokken.
Kasgeldlimiet | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting | 3.937.110 | 4.150.519 | 4.150.519 | 4.150.519 | 4.150.519 |
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag | 334.654 | 352.794 | 352.794 | 352.794 | 352.794 |
Gemiddelde vlottende schulden | 150.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 |
Gemiddelde vlottende middelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gemiddelde netto vlottende schulden | 150.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 |
In % begroting | 3,8% |
7,2% |
7,2% | 7,2% | 7,2% |
Ruimte (+) / overschrijding (-) | 184.654 | 52.794 | 52.794 | 52.794 | 52.794 |
Renterisiconorm
Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de voorliggende begroting. De omvang van de begroting 2022 geldt volgens de wet ook als grondslag voor de toetsing van de daaropvolgende jaren. Nieuw af te sluiten leningen worden zodanig gestructureerd dat de renterisiconorm ook in de komende jaren niet wordt overschreden.
Renterisiconorm | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting | 3.937.110 | 4.150.519 | 4.150.519 | 4.150.519 | 4.150.519 |
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag | 787.422 | 830.104 | 830.104 | 830.104 | 830.104 |
Renteherzieningen | 0 | 50.000 | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen | 414.666 | 24.768 | 104.736 | 175.074 | 100.277 |
Risicobedrag | 414.666 | 74.768 | 104.736 | 175.074 | 100.277 |
In % begroting | 10,5% | 1,8% | 2,5% | 4,2% | 2,4% |
Ruimte (+) / overschrijding (-) | 372.756 | 755.336 | 725.368 | 655.030 | 729.827 |
Renterisicobeheer
Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.
Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij zijn de renterisico's van € 185 mln aan onderliggende financieringsbehoefte ingedekt. Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze bank heeft met een AAA-rating de hoogste mogelijke kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.
Renterisico
Bij de berekening van het renterisico over de totale schuld worden zowel renterisico’s die samenhangen met de korte als de lange schuld betrokken en wordt naast de herfinanciering ook eventuele uitbreiding van de financieringsbehoefte meegenomen. Dit resulteert in het bedrag dat blootstaat aan risico’s van een rentestijging.
Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen. Voor meer informatie over het gemeentelijke beleid met betrekking tot risicobeheersing, zie de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Renterisico | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|
Renteherzieningen | 50.000 | 0 | 0 | 0 |
Financieringstekort (stand primo) | 468.855 | 1.060.958 | 1.396.433 | 1.515.715 |
Renterisicobedrag vaste schulden | 518.855 | 1.060.958 | 1.396.433 | 1.515.715 |
Renterisicobedrag netto vlottende schulden | 300.000 | 300.000 | 300.000 | 300.000 |
Totaal renterisicobedrag | 818.855 | 1.360.958 | 1.696.433 | 1.815.715 |
Renterisico (2%) | 16.377 | 27.219 | 33.929 | 36.314 |
Leningverstrekking
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.
De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft een aflopend karakter. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst aangegaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en niet meer bij de gemeente. De komende jaren zal de omvang van de aan de woningcorporaties verstrekte leningen sterk dalen. Oorspronkelijk was de gemeente ook de financier van RET Infrastructuur BV en RET Railgebonden Voertuigen BV. In 2016 is besloten dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) de rol als financier van beide entiteiten overneemt van de gemeente. Slechts een beperkt pakket met leningen bleef achter bij de gemeente. Deze worden in de komende jaren door de RET afgelost volgens het bestaande aflossingsschema en vervolgens geherfinancierd bij de MRDH.
De overige financiële activa betreffen leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling. Onder de post Overig is onder andere de lening opgenomen die is verstrekt aan Ahoy in het kader van coronanoodsteun. Ook de leningen die lopen via de Kredietbank Rotterdam, het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN) vallen onder deze categorie.
Verstrekte leningen (standen ultimo jaar) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
---|---|---|---|---|---|
Woningcorporaties | 47.880 | 41.863 | 35.449 | 30.222 | 24.713 |
Deelnemingen | 42.500 | 34.000 | 25.500 | 17.000 | 8.500 |
Totaal leningen aan woningcorporaties en deelnemingen | 90.380 | 75.863 | 60.949 | 47.222 | 33.213 |
Sportverenigingen | 4.093 | 3.956 | 3.814 | 3.672 | 3.467 |
Economische ontwikkeling | 9.286 | 9.286 | 9.286 | 9.286 | 9.286 |
Overig | 23.149 | 22.909 | 22.664 | 22.417 | 22.167 |
Totaal overige financiële vaste activa | 36.528 | 36.151 | 35.764 | 35.375 | 34.920 |
Totaal verstrekte leningen | 126.908 | 112.014 | 96.713 | 82.597 | 68.133 |
Garantieverlening
Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen. De garanties vertonen een dalend verloop doordat op de gegarandeerde leningen jaarlijks wordt afgelost door de geldnemers.
Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.
Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de particuliere woningbezitter niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.
Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2021 is de implementatie hiervan gestart waarbij de gemaakte afspraken worden vastgelegd in verschillende overeenkomsten, waaronder ook nieuwe achtervangovereenkomsten met gemeenten.
In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag in de onderstaande tabel weergegeven als het totaal van de borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW en de vastlegging daarvan in diverse overeenkomsten zal de VNG in samenwerking met de G4-gemeenten een methodiek ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.
Garanties voor particulieren
De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.
Garanties voor rechtspersonen
In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.
Kredietrisicobeheer
Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. De kredietrisicoreserve is ingesteld om deze risico’s te kunnen afdekken. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bijdrage te worden gestort voor de dekking van deze kredietrisico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie, die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2021 de bedragen waarover risico wordt gelopen en het berekende kredietrisico.
Het kredietrisicobedrag voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW zal een methodiek ontwikkeld worden om het kredietrisicobedrag van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Dit gebeurt door de VNG in overleg met onder andere de G4-gemeenten.
Voor garanties ten behoeve van volkshuisvesting particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisicobedrag op bancaire richtlijnen. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. De kredietrisicoreserve (€ 18,8 mln) is vooralsnog toereikend om het hier berekende totale kredietrisicobedrag (€ 10,8 mln) te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.