Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente (Gemeentefonds)
Algemeen
Het gemeentefonds van het Rijk is de grootste, jaarlijkse inkomstenbron van de gemeente. De ontwikkeling van het gemeentefonds bepaalt in belangrijke mate hoeveel financiële ruimte de gemeente heeft. Tot het gemeentefonds behoren de algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen. Met het geld kunnen gemeenten zelfstandig beleid voeren. Gemeenten moeten echter wel de hen wettelijk opgedragen taken betalen met het geld dat zij uit het gemeentefonds ontvangen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de betaling van de jeugdzorg en het verstrekken van bijstandsuitkeringen.
Minimaal drie keer per jaar informeert het Rijk de gemeenten over het gemeentefonds:
- in mei/juni op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk;
- in september op basis van de Miljoenennota van het Rijk;
- in december op basis van de Najaarsnota van het Rijk.
De financiële effecten van de meicirculaire 2023 voor het lopende jaar en volgende jaren zijn verwerkt in de Begroting 2024/Tweede Herziening 2023.
Over de effecten van de septembercirculaire voor zowel 2023 als voor latere jaren krijgt de gemeenteraad in oktober 2023 nadere informatie. Het moment van verschijnen van de circulaire maakt het onmogelijk de effecten te verwerken in de Begroting 2024/Tweede Herziening 2023.
De effecten voor 2023 van de september- en decembercirculaire 2023 worden pas bij jaarrekening 2023 verwerkt. De effecten voor 2024 en volgende jaren worden meegenomen in de Voorjaarsnota 2024/Eerste Herziening 2024.
Herziening gemeentefonds en onderhoud verdeling gemeentefonds
De onderlinge verdeling van het gemeentefonds tussen de gemeenten gebeurt op basis van verdeelmaatstaven. Deze maatstaven zijn kenmerken van gemeenten en hun inwoners, zoals het aantal inwoners, het aantal bijstandsgerechtigden, de oppervlakte en zo meer. Het Rijk stelt de maatstaven meerdere keren per jaar bij. Regelmatig vindt ook een herijking plaats om de verdeling tussen de gemeenten zo accuraat mogelijk te maken.
De laatste herijking van de verdeelmaatstaven is doorgevoerd op 1 januari 2023. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lagere sociaaleconomische status, waaronder Rotterdam, geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad om de effecten van deze herijking te verminderen. Met dit ingroeipad is meerjarig rekening gehouden in de begroting 2023. Het negatieve effect voor Rotterdam wordt hierdoor beperkt tot in totaal € 22,50 per inwoner voor de periode 2023 tot 2025. De verdeling van dit effect over de verschillende jaren is: € 5 per inwoner in 2023, € 7,50 per inwoner in 2024 en € 10 per inwoner in 2025.
Deze nieuwe verdeling is geen eindstation maar vraagt om voortdurend onderhoud. Doel is dat de verdeling van het gemeentefonds een zo actueel mogelijke weerspiegeling blijft van de gemeentelijke stand van zaken. Een eerste evaluatie van het nieuwe model is in voorbereiding. De komende jaren komt er onderzoek naar gemeentelijke kenmerken als grootstedelijkheid, centrumfunctie sociaal domein, eenpersoonshuishoudens.
Financieringssystematiek tot en met 2025
Ontwikkelingen in de totale rijksuitgaven hadden tot voorkort direct invloed op de algemene uitkering vanuit het gemeentefonds, het zogenaamde ‘trap-op-trap-afsysteem’. Heeft het Rijk meer geld beschikbaar, dan komt er meer geld in het gemeentefonds. En andersom werd het gemeentefonds kleiner als het Rijk minder geld beschikbaar had. Deze jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds heet ‘het accres’. Deze afhankelijkheid van het Rijk biedt gemeenten weinig financiële zekerheden.
Om voor gemeenten juist meer financiële zekerheden te krijgen, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vlak voor de zomer 2022 met het Rijk afgesproken het accres voor de periode 2022-2025 vast te zetten op de standen van de meicirculaire 2022. De algemene uitkering uit het gemeentefonds varieert nog wel beperkt. Dat komt door aanpassingen van de verdeelmaatstaven en de compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen.
Financieringssystematiek vanaf 2026/2027
Het Rijk wil vanaf 2026 het gemeentefonds niet langer aanpassen via het ‘trap-op trap-af-systeem’. In de Rijks Voorjaarsnota 2023 staat een beschrijving op hoofdlijnen van een nieuwe financieringssystematiek. Het Rijk heeft aangegeven dat nadere uitwerking van de financieringssystematiek volgt in de Miljoenennota 2024 van het Rijk.
Vooruitlopend op deze nieuwe financieringssystematiek heeft het kabinet in de septembercirculaire 2022 voor 2026 eenmalig € 1 mld beschikbaar gesteld. Daarvan gaat ca. € 47 mln naar Rotterdam. Het kabinet heeft bovendien aangekondigd dat dit bedrag vanaf 2027 elk jaar beschikbaar komt. Dit is verwerkt in het financieel beeld van de gemeentelijke Voorjaarsnota 2023/Eerste Herziening 2023.
In 2026 wordt alleen een accres voor loon- en prijsontwikkeling verstrekt, geen volumeaccres. De compensatie voor LPO wordt gebaseerd op basis van de door het CPB geraamde ontwikkeling van het prijs bruto binnenlands product (pBBP). Vanaf 2027 wordt het gemeentefonds ook weer bijgesteld voor volumeontwikkelingen op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (BBP). In de Voorjaarsnota 2023 heeft het Rijk aangekondigd dat nadere uitwerking van de financieringssystematiek volgt in de Miljoenennota 2024 van het Rijk. Wel is het door de val van het kabinet ook mogelijk dat dit pas op een later moment zal gebeuren.
De VNG heeft het Rijk duidelijk laten weten dat de nieuwe financieringssystematiek, zoals deze tot dusver is uitgewerkt, niet volstaat. De VNG heeft gemeenten een begrotingsadvies gegeven.
VNG-advies: Problematiek niet-taakgebonden kortingen Rijk
Op de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 14 juni jl. is de resolutie ‘Naar een rechtvaardig, duurzaam en solide meerjarig financieel perspectief’ met grote meerderheid aangenomen. In navolging hiervan heeft de VNG op 14 juli jl. een begrotingsadvies verzonden aan haar leden (de gemeenten) voor het opstellen van de programmabegroting 2024-2027.
Vooralsnog luidt het advies van de VNG om voor de jaren 2026 en 2027 het tekort dat als gevolg van de niet-taakgebonden korting van het gemeentefonds door het Rijk te tonen – dat wil zeggen: het tekort in die jaren te presenteren zonder nu al maatregelen te nemen om dit tekort te compenseren en zo tot een sluitende begroting te komen. Voordat dit VNG-advies er was gingen gemeenten op verschillende wijzen om met deze naderende korting. Zo heeft Rotterdam er bij het afsluiten van het coalitieakkoord Eén Stad in 2022 voor gekozen om de voorziene korting reeds in te passen. Rotterdam geeft daarom op een andere wijze invulling aan het advies van de VNG. Met deze toelichting wordt de gekozen werkwijze waar in Rotterdam voor is gekozen toegelicht.
In het Rotterdamse coalitieakkoord Eén Stad zijn reeds meerdere maatregelen getroffen om een sluitende begroting te presenteren. Deze maatregelen zijn niet een-op-een te koppelen aan de korting van het Rijk, maar de korting op het gemeentefonds droeg wel bij aan de noodzaak om maatregelen te treffen. Het betreft maatregelen in het zorgdomein, een verhoging van de parkeerbelasting en een bezuiniging op de organisatie. Ondanks de reeds geformuleerde maatregelen in het zorgdomein is er de komende jaren alsnog sprake van een tekort op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), een taak in medebewind. Om die reden is een reeks in de gemeentelijke begroting opgenomen die uitgaat van extra rijksbijdragen. Deze reeks bedraagt in 2026 en latere jaren € 60 mln. per jaar. Door de gekozen manier van verwerking in de begroting geeft Rotterdam hier invulling aan, hetgeen onverlet laat dat Rotterdam zich in de lobby naar het rijk sterk inspant kortingen ongedaan te maken.
Val kabinet
Door de val van het kabinet-Rutte IV is er een tijd van bestuurlijke onzekerheid aangebroken. De discussie met het Rijk rondom de ontwikkelingen van het gemeentefonds loopt waarschijnlijk vertraging op.
Op 12 september jl. is de nieuwe financieringssystematiek van het gemeentefonds door de Tweede Kamer controversieel verklaard. Zolang dit onderwerp controversieel verklaard blijft zal de behandeling van dit onderwerp pas terug opgepakt kunnen worden door een volgend kabinet. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de Tweede Kamer op elk moment kan beslissen om de status van een onderwerp te herzien en zodoende alsnog kan overgaan tot behandeling ervan.
De inzet om een stabiele en rechtvaardige financiering van gemeenten te waarborgen na 2025 blijft echter onverminderd doorgaan. Het college maakt zich hiervoor hard in relevante overleggen.