Lokale heffingen

De paragraaf Lokale heffingen geeft inzicht in de samenstelling van het voorgestelde pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen in 2021; de relatieve druk van de lokale belastingen en heffingen; en de stand van zaken en de voornemens voor het begrotingsjaar rondom een aantal beleidsitems. Tot slot wordt ingegaan op het kwijtscheldingsbeleid.

 

Beleid

Op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), is het college van burgemeester en wethouders verplicht de gemeenteraad inzicht te geven in ten minste:

  • De geraamde inkomsten.
  • Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen.
  • Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen.
  • Een aanduiding van de lokale lastendruk.
  • Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
  • De mate waarin de legestarieven kostendekkend zijn.

Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet is de raad verplicht om bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

In Rotterdam geldt de Verordening financiën Rotterdam 2013 en de regeling Financiën Rotterdam.

De verordening bepaalt in artikel 4, lid 6 dat de wettelijke paragrafen van de beleidsbegroting, waaronder de paragraaf Lokale Heffingen, zijn gebaseerd op afzonderlijke beleidsdocumenten. De raad stelt deze beleidsdocumenten kort na aanvang van iedere raadsperiode vast.

Met de Kadernota Lokale Lasten 2018-2022 is hiermee invulling gegeven op het gebied van lokale heffingen. Dit beleidskader geeft antwoord op vragen als: welke lokale lasten worden in Rotterdam geheven, op grond waarvan, wie betalen deze lasten, wat zijn de opbrengsten; en welke beleidsuitgangspunten gelden hierbij?

Daarmee heeft de raad de kaders voor het door het college te voeren lokale lastenbeleid voor de komende jaren vastgesteld. En daarover legt het college periodiek verantwoording af richting raad.

 

Uitgangspunten van de belastingheffing

Belastingheffing is een ingrijpende bevoegdheid van overheden in relatie tot de belastingbetalers. Dat vraagt om helderheid over de besteding van het belastinggeld, maar evenzeer om een correcte benadering van de belastingbetaler. Voor de relatie overheid - belastingbetaler gelden de volgende uitgangspunten:

  • Rechtmatigheid
  • Rechtszekerheid
  • Rechtsgelijkheid
  • Doelmatigheid
  • Doeltreffendheid

Daarnaast gelden de volgende uitgangspunten uit het coalitieakkoord ‘Nieuwe energie voor Rotterdam:

Een verdere tariefdifferentiatie afvalstoffenheffing is, evenals de aanpassing van het tarief logiesbelasting naar 6,5%, reeds met ingang van 2019 doorgevoerd. De parkeertarieven zijn in 2019 eenmalig verhoogd, maar voor 2020 en volgende jaren bevroren. In 2020 bedroeg het kwijtscheldingspercentage 76,5%. De overige uitgangspunten zijn ook met ingang van 2019 doorgevoerd.
Voor de voortgang 2020 van algemene belastingsoorten en de bedrijfsvoering rond heffing en inning daarvan, wordt verwezen naar de taakvelden OZB-niet woningen, OZB-woningen, Belastingen overig en Economische promotie – opbrengsten logiesbelasting .

Inkomsten

In onderstaande tabel staat een specificatie van de opbrengsten van de belangrijkste belasting- en heffingsoorten:

 Jaarrekening 2019Begroting 2020*Jaarrekening 2020 Programma 2020
Onroerend zaakbelasting** 245.538 258.028 266.721 Algemene middelen
Logiesbelasting 10.063 4.088 3.822 Algemene middelen
Reclame- en precariobelasting 24.636 26.111 25.836 Algemene middelen
Leges Omgevingsvergunning 26.137 22.525 31.323 Ruimtelijke ordening
Rioolheffing 74.566 77.506 77.583 Beheer van de stad
Bedrijfsreinigingsrecht 3.989 4.086 3.564 Beheer van de stad
Afvalstoffenheffing 92.094 97.142 97.634 Beheer van de stad
Parkeerbelasting 82.978 84.125 82.086 Verkeer en Vervoer

* Stand na de 10-maandsrapportage 2020

** Bij de tariefsbepaling wordt rekening gehouden met de verdisconteerde verwachte oninbare ozb-opbrengsten. De gemeente brengt ongeveer € 9,9 mln van de hierboven geraamde belastingopbrengsten zelf op.

 

Per 31 december 2020 resulteren de Wabo-leges in een surplus. Dat surplus levert een kostendekkendheidspercentage op van 145%. De gemeente reserveert de middelen ad€6,9 mln (bestemming type 1) die nodig zijn om alle kosten te kunnen dekken, die in latere jaren moeten worden gemaakt om de in 2020 aangevraagde vergunningen af te handelen. Daarmee maakt de gemeente zichtbaar dat zij het matching principe hanteert bij de verantwoording van de kosten.

Omdat er meerjarig sprake is van een batig saldo, is het ook belangrijk te laten zien dat de gemeente deze kennis betrekt bij het opstellen van de legesverordening 2022. Daarom wordt voorgesteld opdracht te geven aan de heffingsambtenaar het stelsel, van aan de WABO gerelateerde baten en lasten en de tariefstelling van de leges, te evalueren en eventueel te herzien. Daarbij wordt nieuwe regelgeving (nieuwe notitie Lokale Heffingen van de commissie-BBV en de invoering van de Wet Kwaliteitsborging /Omgevingswet) betrokken. De combinatie van een bestemmingsvoorstel type 1 en de opdracht aan de heffingsambtenaar maakt de kans op succesvol bezwaar klein én zorgt ervoor dat er geen budgettair probleem ontstaat voor BWT in 2021 e.v.

Kostendekkendheid tarieven

Tijdens de begrotingsbehandeling 2020 zijn door de raad ook de belastingverordeningen 2020 vastgesteld. Op grond van het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV) is in de paragraaf Lokale Heffingen van begroting 2020 inzicht gegeven in de kostendekkendheid van de tarieven van de verschillende verordeningen. De kostendekkendheid van de voorgestelde tarieven 2020 is berekend op basis van een methode van toerekening van kosten aan tarieven, die vastgelegd is in  de Kadernota Lokale Lasten 2018 – 2022. Daarmee is voor deze collegeperiode vastgesteld welke kostencomponenten aan welke tarieven toegerekend worden en welke niet.

Op grond van een stellige uitspraak door de commissie-BBV dient ook in de jaarrekening in de paragraaf lokale heffingen van de jaarstukken verantwoording afgelegd te worden of de tarieven inderdaad kostendekkend zijn geweest, ofwel of de werkelijke baten de gerealiseerde lasten niet hebben overschreden. Deze bepaling geldt overigens alleen voor tarieven waarvoor uitsluitend maximaal kostendekkende tarieven mogen worden geheven (zoals riool- en afvalstoffenheffing, leges publiekszaken, lijkbezorgings-rechten en omgevingsvergunningen) en niet voor algemene belastingen (waar onder OZB, precario- en reclamebelasting, precario standplaatsen, liggeld woonschepen en parkeerregulering en -belastingen). In onderstaande wordt hieraan nader invulling gegeven.

Voorafgaand dient opgemerkt te worden dat de kostendekkendheid van de tarieven 2020 zijn berekend op basis van de geraamde baten en toegerekende lasten uit de primaire begroting 2020. Dit is de begroting 2020 die de raad in november 2019 heeft vastgesteld. In 2020 zijn de tarieven – en daarmee de kostendekkendheid- niet tussentijds meer aangepast. De begroting 2020 is daarentegen tussentijds op sommige plaatsen wel herzien en aangepast. Daarmee wordt in onderstaande niet zoals elders in deze jaarstukken de uiteindelijke rekeningstand 2020 vergeleken met de begrotingsstand 2020 na 10-maandsrapportage en verantwoord, maar de uiteindelijke rekeningstand 2020 vergeleken met de primaire begrotingstand 2020 (na vaststelling door de raad in november 2019). De tussentijdse herzieningen en bijstellingen van begroting 2020 hadden verschillende redenen. De gevolgen van de maatregelen door covid-19 was in 2020 daarvan een belangrijke oorzaak. Deze gevolgen konden bij het opstellen van begroting 2020 en de tarieven 2020 redelijkerwijs niet voorzien en begroot worden. Zij zijn in onderstaande wel zichtbaar en verklaren voor een groot deel van de over 2020 gerealiseerde afwijkingen in aan tarieven toegerekende lasten en uit heffingen ontvangen baten. Daarmee verklaren zij uiteindelijk ook de gerealiseerde kostendekkendheid van de tarieven 2020.

 

Tabel: verordening, toegerekende lasten, geraamde baten en kostendekkenheidspercentage

Kostendekkendheid per hoofdstuk

De Algemene legesverordening bestaat uit hoofdstukken die de tarieven van een veelheid van uiteenlopende dienstverlening regelt. Per hoofdstuk bedragen de geraamde kosten, baten en daarmee het kostendekkendheidspercentage als volgt:

Lokale lastendruk

 


De ontwikkeling van de Rotterdamse lastendruk 2020

De onroerendezaakbelasting, afvalstofheffing en rioolheffing die we aan Rotterdammers opleggen, vormen de lokale lastendruk. De lokale lastendruk verschilt aanzienlijk per gemeente. In de onderstaande tabellen maken wij een vergelijking tussen Rotterdam en de andere G4-gemeenten. Hiervoor gebruiken we de cijfers van de COELO. 

Voor meerpersoonshuishoudens zien we voor 2020 dat de gemiddelde woonlasten in Rotterdam 11% hoger zijn dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. Dit percentage is de afgelopen jaren constant gebleven. Dit betekent dat de gemiddelde woonlasten voor meerpersoonshuishoudens in Rotterdam niet harder zijn gestegen dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. 

Voor eenpersoonshuishoudens zien we voor 2020 dat de gemiddelde woonlasten in Rotterdam 10% hoger zijn dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. Dit percentage laat de afgelopen jaren een dalende trend zien. Dit  betekent dat de gemiddelde woonlasten voor eenpersoonshuishoudens in Rotterdam minder zijn gestegen dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. 

 

Woonlasten 2017-2020 van meerpersoonshuishoudens

 RotterdamAmsterdam's-GravenhageUtrechtGemiddeld (G4)Rotterdam t.o.v Gemiddeld
Woonlasten 2017 714 586 549 716 641 11%
Woonlasten 2018 717 581 546 706 637 13%
Woonlasten 2019 742 645 563 731 670 11%
Woonlasten 2020 774* 656 597 762 698 11%

Bron: COELO- Atlas van de lokale lasten 2017, 2018 , 2019 en 2020

 

Woonlasten 2017-2020 van eenpersoonshuishoudens

 RotterdamAmsterdam's-GravenhageUtrechtGemiddeld (G4)Rotterdam t.o.v. Gemiddeld
Woonlasten 2017 674 506 496 673 587 15%
Woonlasten 2018 674 502 493 661 583 16%
Woonlasten 2019 669 550 509 675 601 11%
Woonlasten 2020 691* 564 542 712 627 10%

Bron: COELO- Atlas van de lokale lasten 2017, 2018 , 2019 en 2020

Kwijtscheldingsbeleid

In 2020 is in ongeveer 39.000 gevallen kwijtschelding verleend. In 2019 was dat in 40.000 gevallen.

In 2020 is in circa 23.900 gevallen automatische kwijtschelding verleend. Ten opzichte van 2019 is het aantal belastingplichtigen dat in 2020 in aanmerking kwam voor geautomatiseerde kwijtschelding gedaald. Het toekenningspercentage voor 2020 was 36%. Dit is een stijging ten opzichte van 2019. De daling in het aantal geautomatiseerde kwijtscheldingen leidt tot een stijging in de ontvangen kwijtscheldingsverzoeken en tot een stijging in het toekenningspercentage hiervan.

De gemiddelde doorlooptijd van de afgehandelde kwijtscheldingsverzoeken bedroeg in  2020 75 dagen (in 2019 was dat 74 dagen). De doorlooptijd valt ruim binnen de marge van 4 maanden.

De gemiddelde doorlooptijd van een beroep was in 2020 100 dagen (in 2019 was dat 111 dagen).