Financiering

De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente bij de uitoefening van haar publieke taak.

Beleid

Financiering

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en de omvang is hoger dan een bepaald drempelbedrag, dan moet de gemeente dat geld aanhouden in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2015. Herziening van deze regelgeving heeft plaatsgevonden in 2020 en is in werking getreden op 1 januari 2021.

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. De gemeente rekent ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor opgenomen geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De bespaarde rente kan worden aangewend voor andere doeleinden en is daarom toegevoegd aan het Investeringsfonds Rotterdam (IFR) dat in 2021 vervangen wordt door de Rotterdamse Investeringsmotor (RIM).

De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het taakveld treasury worden toegerekend aan de overige gemeentelijke taakvelden op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende marktrente is de bespaarde rente bij de begroting 2020 verlaagd van 2,25% naar 2,00%. De lagere rentelasten leidden er ook toe dat de omslagrente investeringen bij de begroting 2020 is bijgesteld van 2,25% naar 2,00%. De bestendige gedragslijn is om indien mogelijk beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan pensioenvoorzieningen voor bestuurders. Aan deze voorzieningen moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de disconteringsvoet voor pensioenvoorzieningen in 2020 gesteld op 0,29%.

De omslagrente, de bespaarde rente en de rente pensioenvoorzieningen bestuurders wijken in 2020 op realisatiebasis niet af van de begroting. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Deze rente komt bij nacalculatie uit op 0,81% en is iets hoger dan begroot (0,80%).

Op grond van deze bepalingen en richtlijnen zijn in de jaarstukken 2020 de volgende rentepercentages te onderscheiden:

  • Omslagrente BIE: 0,81%
  • Omslagrente investeringen: 2,00%
  • Bespaarde rente: 2,00%
  • Rentetoerekening Voorziening pensioenen bestuurders: 0,29%

Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van hun publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en besluit of overheidsingrijpen noodzakelijk is. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te ondersteunen.

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de portefeuille opgenomen leningen is afhankelijk van de ontwikkelingen van de investeringen en de bestaande financieringsmiddelen.


Investeringen
De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden en voorbereidingskosten voor nog niet geactiveeerde grondexploitaties. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal door deelname in verbonden partijen en verstrekte geldleningen aan derden. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.

Bij de 10-maandsrapportage 2020 is de begrotingsbalans niet aangepast. Daarom wordt in onderstaande tabellen de vergelijking gemaakt met de balansstanden van de tweede herziening van de begroting 2020. De boekwaarde van de (im)materiële vaste activa kwam € 154 mln lager uit dan begroot. Voor meer informatie over de investeringen in materiële vaste activa, zie de paragraaf Investeringen. Eind 2020 heeft woningbouwcorporatie Vestia enkele leningen vervroegd afgekocht door alle toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen van deze leningen in één keer te voldoen. Met name hierdoor was de boekwaarde van de financiële vaste activa eind 2020 € 13 mln lager dan geraamd bij de tweede herziening van de begroting. De boekwaarde van de voorraden bestaat voornamelijk uit bouwgronden in exploitatie en handelsgoederen, waaronder projectmatig aangekochte panden. Deze post kwam € 66 mln hoger uit dan geraamd. Zie voor de ontwikkelingen van de voorraden de balanspagina Voorraden. De netto banksaldi zijn in 2020 gedaald naar een negatief saldo van € 5 mln. Ten opzichte van de rekening 2019 is dit een daling van € 11 mln. Het kasstroomoverzicht geeft een nader inzicht in de mutatie van de netto banksaldi.

Investeringen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Immateriële vaste activa 25.578 22.959 36.190 42.434 43.207
Materiële vaste activa 2.487.384 2.536.333 2.643.519 2.902.106 2.747.174
Kapitaalverstrekkingen 401.648 381.036 396.588 396.036 397.859
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 376.191 215.998 196.950 174.847 163.903
Overige langlopende leningen 21.534 20.657 13.443 19.356 15.038
Overige uitzettingen met rentetypische looptijd van één jaar of langer 1.500 750 0 0 0
Financiële vaste activa 800.873 618.441 606.981 590.239 576.800
Voorraden -150.311 -148.986 -116.117 -151.279 -85.161
Netto banksaldi -9.981 -8.850 5.849

0

-5.281
Totaal investeringen 3.153.543 3.019.897 3.176.422 3.383.500 3.276.739
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Ontwikkeling financieringsmiddelen

De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen met een looptijd van 1 jaar of langer en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar. Ten slotte wordt het overig netto werkkapitaal tot de financieringsmiddelen gerekend. Het netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

De boekwaarde van de interne financieringsmiddelen is eind 2020 hoger dan begroot. Naast het rekeningresultaat kwam dit door de lager dan geraamde onttrekkingen aan diverse reserves, zoals de bestemmingsreserves BUIG, Energietransitie en Gebiedsontwikkelingsfonds. Zie voor de ontwikkelingen van de reserves de balanspagina Reserves. Bij de tweede herziening van de begroting 2020 was een voorziening van € 52 mln opgenomen voor het risico op het Warmtebedrijf. In de presentatie van de jaarrekening wordt deze voorziening in mindering gebracht op de vordering van de gemeente op het Warmtebedrijf die onderdeel uitmaakt van het netto werkkapitaal. Zie voor de ontwikkeling van de voorzieningen de balanspagina Voorzieningen. In maart 2020 is de verkoop van de Eneco-aandelen afgerond. De verkoopopbrengst van de Rotterdamse aandelen bedroeg € 1,3 miljard. Hiermee is de bestemmingsreserve Verkoopopbrengst Eneco gevormd als onderdeel van de te vormen Rotterdamse Investeringsmotor. De bij de verkoop ontvangen liquide middelen zijn op grond van het verplicht schatkistbankieren eerst gestald in 's Rijks schatkist en gedurende de rest van het jaar aangewend voor de reductie van de schuldpositie. Vooruitlopend op deze verkoop was de leningenportefeuille in de afgelopen jaren meer flexibel gemaakt. Dit betekent dat er in 2020 veel leningen afliepen. De liquide middelen konden worden gebruikt om de vervallende aflossingen te betalen. Daarmee is in 2020 de gemeentelijke schuldpositie verlaagd en ontstaat er in de toekomst ruimte om nieuwe financiering aan te trekken als de inzet van de verkoopopbrengst Eneco zich vertaalt in concrete uitgaven.

Het overig netto werkkapitaal is sterk afgenomen ten opzichte van 2019. Dit wordt deels verklaard doordat de gemeente is aangesproken op de garantie die is afgegeven voor de aflopende lening van de deelneming Warmtebedrijf bij de BNG Bank. De gemeente heeft het openstaande bedrag van ruim € 100 mln betaald aan de BNG Bank en daarmee een vordering gekregen op het Warmtebedrijf. Daarnaast zijn er in 2020 nog aanzienlijke vorderingen op het Rijk ontstaan. Het betreft dan voornamelijk de vergoedingen voor corona gerelateerde uitgaven. Zie voor meer informatie de balanspagina Overlopende activa.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Eigen vermogen 1.117.396 1.082.798 1.115.404 2.239.527 2.406.294
Voorzieningen 89.083 60.957 101.406 155.094 109.763
Interne financieringsmiddelen 1.206.479 1.143.755 1.216.810 2.394.621 2.516.057
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 1.499.085 1.593.577 1.628.760 878.092 878.092
Overige leningen 33.024 36.804 36.716 35.676 36.501
Langlopende schulden 1.532.109 1.630.381 1.665.476 913.768 914.593
Kasgeldleningen 410.000 322.000 323.000 207.975 0
Overig netto werkkapitaal 4.955 -76.239 -28.864 -132.864 -153.911
Totaal lopende financieringsmiddelen 3.153.543 3.019.897 3.176.422 3.383.500 3.276.739
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Ontwikkeling leningenpositie

De bovenstaande ontwikkelingen leidden tot een afname van de schuldpositie ten opzichte van de raming met bijna € 208 mln. Vergeleken met de stand per ultimo 2019 is de schuld gedaald met bijna € 1,1 mrd.

Zowel de solvabiliteit als de netto schuldquote zijn verbeterd ten opzichte van de begroting. De solvabiliteit, het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal, kwam uit op 60,6% (begroot 56,9%). De solvabiliteitsratio ligt ruim boven de signaalwaarde die door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd (20%). De netto schuldquote, de netto schuldpositie gedeeld door het totaal van de baten, bedraagt 14,6% (begroot 19,5%). De netto schuldquote ligt ver onder de signaalwaarde van de toezichthouder en past in de categorie 'minst risicovol'. Voor meer informatie over de kengetallen, zie de paragraaf Financiële kengetallen.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Kasgeldleningen 410.000 322.000 323.000 207.975 0
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 1.499.085 1.593.577

1.628.760

878.092 878.092
Totaal korte en lange geldleningen 1.909.085 1.915.577 1.951.760 1.086.067 878.092
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Rente

De depositorente van de Europese Centrale Bank (ECB) – de rente die banken ontvangen als ze geld uitzetten bij de nationale centrale banken – is sinds 2014 negatief. Dat wil zeggen dat banken moeten betalen om geld uit te zetten bij de nationale centrale banken. In september 2019 heeft de ECB dit tarief verlaagd naar -0,50% en sindsdien is dit percentage gelijk gebleven. In de eerste maanden van 2020 tot de verkoop van Eneco had de gemeente nog behoefte aan kortlopende financieringsmiddelen en kon van deze negatieve rente worden geprofiteerd.

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties.

De externe rentelasten sluiten aan bij de begroting 2020. De afkoop van enkele leningen door woningcorporatie Vestia heeft in 2020 geleid tot een eenmalig renteresultaat van € 1,5 mln. Hierbij zijn alle toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen van deze leningen in één keer voldaan. Gecorrigeerd voor de toegerekende rente aan bouwgronden in exploitatie, was de toe te rekenen externe rente in 2020 € 1,7 mln lager dan geraamd.
In 2020 is de bespaarde rente verlaagd van 2,25% naar 2,00%. De realisatie wijkt niet af van de begroting. Doordat ook over de gereserveerde Enecomiddelen bespaarde rente is berekend, is de toevoeging van de bespaarde rente aan het IFR hoger dan in 2019.
De realisatie van de nieuwe investeringen was lager dan geraamd en leidde tot € 0,7 mln minder toegerekende omslagrente. Bovengenoemde ontwikkelingen zorgden voor een per saldo € 1,0 mln hoger renteresultaat dan begroot.

RenteschemaRekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020Rekening 2020
Externe rentelasten korte en lange leningen -50.233 -40.998 -37.370 -22.824 -22.823
Rekening-courantrente banksaldi -4 -2 -1 0 -1
Rentebaten verstrekte leningen 19.848 7.464 6.928 6.049 7.576
Saldo externe rentelasten en rentebaten -30.389 -33.536 -30.443 -16.775 -15.248
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) -2.640 -2.165 -1.915 -1.537 -1.390
Toe te rekenen externe rente -33.029 -35.701 -32.358 -18.312 -16.638
Rente over eigen vermogen (toevoeging IFR/RIM) -36.228 -27.935 -24.363 -41.047 -41.047
Rente over voorzieningen (toevoeging IFR/RIM) -1.643 -1.099 -338 -1.017 -1.017
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorzieningen) -434 -744 -724 -147 -147
Totaal toe te rekenen rente -71.334 -65.479 -57.783 -60.523 -58.849
Toegerekende omslagrente 86.613 72.987 66.193 62.043 61.381
Renteresultaat 15.279 7.508 8.410 1.520 2.532

Wettelijke normen

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met een looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Drempel schatkistbankieren
Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk, tenzij deze zijn uitgezet bij medeoverheden. Om te voorkomen dat onverwachte ontvangsten en uitgestelde betalingen direct leiden tot onrechtmatigheid mag er bij gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanwezig zijn. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Voor 2020 kwam het drempelbedrag voor de gemeente Rotterdam uit op € 10,3 mln.

Indien de gemiddelde banksaldi boven deze drempel komen, worden deze middelen in de schatkist van het Rijk aangehouden. Zo zijn de liquide middelen die zijn ontvangen bij de verkoop van de Eneco-aandelen in 2020 direct gestald bij 's Rijks schatkist. In de loop van het jaar zijn deze liquide middelen weer onttrokken om aflossingen op de schuld te kunnen betalen. Door strakke sturing op de liquiditeitspositie bleven de gemiddelde banksaldi ruim onder de drempel van € 10,3 mln en daarmee is voldaan aan deze norm.

Drempelbedrag schatkistbankieren2018201920202020 Q12020 Q22020 Q32020 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.486.994 3.473.998 3.767.271 3.767.271 3.767.271 3.767.271 3.767.271
Drempelbedrag o.g.v. Wet fido 9.724 9.698 10.285 10.285 10.285 10.285 10.285
Gemiddelde omvang banksaldi 2.915 2.649 3.230 3.195 4.408 1.886 3.431
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 6.809 7.049 7.055 7.090 5.877 8.399 6.854

Kasgeldlimiet
De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting en bedroeg € 320 mln in 2020. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet zullen nieuwe lange leningen worden aangetrokken.

In 2020 is voldaan aan de vereisten uit de Wet fido met betrekking tot de kasgeldlimiet. Alleen in het eerste kwartaal is de kasgeldlimiet overschreden. Door de ontvangst van de Enecogelden was er in de overige kwartalen geen sprake van een netto korte schuld. De korte middelen waren immers hoger dan de korte schuld.

Kasgeldlimiet2019 Q12019 Q22019 Q32019 Q42020 Q12020 Q22020 Q32020 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.767.271 3.767.271 3.767.271 3.767.271
Kasgeldlimiet o.g.v. Wet fido: 8,5% van grondslag 295.290 295.290 295.290 295.290 320.218 320.218 320.218 320.218
Gemiddelde korte schuld 341.592 174.008 253.372 231.210 409.532 97.136 36 860
Gemiddelde korte middelen -6.775 -4.266 -5.636 -6.352 -5.544 -820.065 -736.942 -367.337
Gemiddelde netto korte schuld 334.817 169.742 247.736 224.858 403.988 -722.929 -736.906 -366.477
In % begroting 9,6% 4.9% 7,1% 6,5% 10,7% -19,2% -19,6% -9,7%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) -39.527 125.548 47.554 70.432 -83.770 1.043.147 1.057.124 686.695

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van herfinanciering van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. In 2020 bedroeg de renterisiconorm € 753 mln.

Vooruitlopend op de verkoop van de aandelen Eneco is de leningenportefeuille in de afgelopen jaren meer flexibel gemaakt. Aflossingen op bestaande leningen zijn geherfinancierd met leningen met looptijden van 1 tot 2 jaar. Hierdoor vervielen er meer aflossingen in 2020. Daarbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de renterisiconorm. Het renterisicobedrag op de langlopende schuld bedroeg € 751 mln en bleef daarmee onder de gestelde norm. De aflossingen in 2020 leidden overigens niet tot een daadwerkelijk renterisico. Deze aflossingen werden betaald uit overtollige liquiditeiten en hiervoor werden in 2020 geen nieuwe leningen afgesloten.

Renterisiconorm2018201920202021202220232024
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.486.994 3.473.998 3.767.271 3.937.110 3.937.110 3.937.110 3.937.110
Renterisiconorm o.g.v. Wet fido: 20% van grondslag 697.399 694.800 753.454 787.422 787.422 787.422 787.422
Renteherzieningen 50.000 0 0 8.067 50.000 0 0
Aflossingen 272.097 649.817 750.668 404.356 25.177 105.165 175.523
Risicobedrag 322.097 649.817 750.668 412.423 75.177 105.165 175.523
In % begroting 9,2% 18,7% 19,9% 10,5% 1,9% 2,7% 4,5%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 375.302 44.982 2.786 374.999 712.245 682.257 611.899

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij zijn de renterisico's van € 185 mln aan onderliggende financieringsbehoefte ingedekt. Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de BNG Bank. Deze bank heeft met een AAA-rating de hoogste mogelijke kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.

Leningverstrekking

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.

De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft een aflopend karakter. De geldleningen zijn voornamelijk verstrekt aan woningbouwcorporaties en de RET Infrastructuur BV en RET Railgebonden voertuigen BV. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst aangegaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en niet meer bij de gemeente. De leningen aan overige verbonden partijen betreffen voornamelijk het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). De overige financiële activa zijn onder andere leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling. Onder de post Overig zijn leningen via de Kredietbank Rotterdam en diverse via SVN verstrekte leningen opgenomen.

Eind 2020 heeft woningcorporatie Vestia een aantal leningen met een totale hoofdsom van € 10,2 mln afgekocht. In 2016 is een leningfaciliteit verstrekt aan Cambridge Innovation Center (CIC) om de economische ontwikkeling en het innovatie- en ondernemersklimaat in Rotterdam te versterken. Het CIC verzorgt de huisvesting en ondersteuning van start-ups en innovatieve ondernemers in het Groothandelsgebouw. De leningfaciliteit is opgebouwd uit meerdere tranches die worden verstrekt als CIC aan de afspraken over onder andere omzet en bezettingsgraad voldoet. In 2020 is geen nieuwe tranche verstrekt, wel is volgens afspraak de rente toegevoegd aan de hoofdsom. Daarmee komt de totale hoofdsom van de lening op € 7,7 mln. Op basis van de bovengenoemde regeling investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen is een lening verstrekt van € 180 aan RSV Antibarbari voor de verbouwing van het clubhuis. Deze lening wordt volledig geborgd door de Stichting Erasmus Sport. Bij de tweede herziening van de begroting 2020 werd er vanuit gegaan dat de bijzondere coronasteun in de vorm van leningverstrekking aan Blijdorp en Ahoy volledig zou plaatsvinden in 2020. Blijdorp heeft in 2020 een voorschot gekregen op de lening, maar formeel wordt deze pas in 2021 verstrekt. Ook de lening aan Ahoy zal pas in 2021 worden verstrekt.

Verstrekte leningen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Woningcorporaties 145.305 137.447 128.199 114.144 103.933
Deelnemingen 219.760 67.650 58.850 51.000 51.000
Overige verbonden partijen 11.126 10.901 9.901 9.703 8.970
Totaal leningen 376.191 215.998 196.950 174.847 163.903
Sportverenigingen 12.813 12.538 4.173 3.731 3.817
Economische ontwikkeling 5.298 7.082

7.365

7.365 7.660
Overig 4.923 1.787 1.905 8.260 3.561
Totaal overige financiële vaste activa 23.034 21.407 13.443 19.356 15.038
Totaal verstrekte leningen 399.225 237.405 210.393 194.203 178.941
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2020 is dit programma verder uitgewerkt door het WSW samen met de verschillende belangenhouders, waaronder de achtervangers. 2021 staat in het teken van de implementatie hiervan waarbij de gemaakte afspraken worden vastgelegd in verschillende overeenkomsten, waaronder ook nieuwe achtervangovereenkomsten met gemeenten.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag in de onderstaande tabel weergegeven als het totaal van de borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW en de vastlegging daarvan in diverse overeenkomsten zal de VNG in samenwerking met de G4-gemeenten een methodiek ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
WEW 3.600.000 3.533.000 3.382.000 3.182.000 2.951.000
WSW 6.750.324 6.678.456 6.629.419 6.629.419 6.677.957
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 10.350.324 10.211.456 10.011.419 9.811.419 9.628.957
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Hypotheekgaranties 38.127 35.403 32.680 29.957 29.957
Garantie NRF-leningen 6.647 5.288 4.034 3.400 3.930
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 44.774 40.691 36.714 33.357 33.887
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

In 2020 is de gemeente aangesproken op de garantie die is afgegeven voor de aflopende lening van de deelneming Warmtebedrijf bij de BNG Bank. Het Warmtebedrijf was niet in staat om aan deze aflossingsverplichting te voldoen. Daarom betaalt de gemeente het openstaande bedrag aan de BNG Bank en krijgt daarmee een vordering op het Warmtebedrijf. Hierdoor vervalt de garantie in 2020. Omdat het kredietrisico op deze garantie wegvalt, is vanuit de kredietrisicoreserve € 52 mln vrijgevallen en ingezet als voorziening op de vordering die de gemeente heeft op het Warmtebedrijf. Voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf, zie de paragraaf Verbonden partijen.

In 2020 zijn geen nieuwe garanties voor rechtspersonen verleend. Voor meer toelichting op de garanties, zie de Niet uit de balans blijkende verplichtingen.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar)Rekening 2017Rekening 2018Rekening 2019Begroting 2020*Rekening 2020
Energie 104.000 104.000 104.000 0 0
Totaal garanties t.b.v. deelnemingen 104.000 104.000 104.000 0 0
Zorg 11.058 9.528 8.074 7.202 7.202
Sport en recreatie 6.433 5.009 3.192 2.127 2.094
Kunst en cultuur 2.072 1.611 1.214 904 904
Overig 902 845 787 727 727
Totaal garanties t.b.v. niet-deelnemingen 20.465 16.993 13.267 10.960 10.927
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 124.465 120.993 117.267 10.960 10.927
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. In 2012 is de kredietrisicoreserve ingesteld om deze risico’s te kunnen afdekken. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bijdrage te worden gestort voor de dekking van deze kredietrisico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie, die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2020 de bedragen waarover risico wordt gelopen en het kredietrisico.

Het kredietrisicobedrag voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW zal een methodiek ontwikkeld worden om het kredietrisicobedrag van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Dit gebeurt door de VNG in overleg met onder andere de G4-gemeenten.

Voor garanties ten behoeve van volkshuisvesting particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisicobedrag op bancaire richtlijnen. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. De stand van de kredietrisicoreserve (€ 22 mln) per ultimo 2020 is vooralsnog toereikend om het hier berekende totale kredietrisicobedrag (€ 11,1 mln) te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.

KredietrisicoberekeningUitstaand bedragKredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 9.628.957 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 33.887 949
Garanties t.b.v. rechtspersonen 10.927 2.995
Verstrekte leningen 178.941 7.159
Totaal 9.852.712 11.103