Grondslagen
Als basis voor het opstellen van de begroting zijn diverse algemene grondslagen van toepassing, waaronder verschillende bepalingen vanuit de Gemeentewet, het Besluit begroting en verantwoording (BBV), de begrotingscirculaire vanuit de provincie Zuid-Holland, de Verordening financiën Rotterdam en Regeling financiën Rotterdam. Daarnaast zijn er verschillende specifieke kaders en uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn terug te vinden in de paragrafen. In dit onderdeel worden enkele algemene principes toegelicht die voor alle programma’s en taakvelden gelden.
Overhead
Alle overheadkosten worden apart in het programmaoverzicht Overhead weergegeven. Overhead omvat zowel de algemene (concernbrede) bedrijfsvoeringsondersteuning als het management en -ondersteuning van alle organisatieonderdelen binnen het concern.
Indexatie
De gemeentebegroting wordt in principe jaarlijks bijgesteld voor de verwachte prijsontwikkelingen. Deze is gebaseerd op inschattingen van inflatiepercentages van het Centraal Planbureau (CPB) van juni 2020. Voor de twee voorafgaande begrotingsjaren vindt een nacalculatie plaats.
Voor materiële budgetten wordt bijvoorbeeld de 'prijs overheidsconsumptie, netto materieel' (imoc) gebruikt. Voor belastingen, leges, prijzen en tarieven wordt in principe de consumentenprijsindex (cpi) gehanteerd (1,7%). Voor de loongevoelige budgetten is vooralsnog uitgegaan van een stijging van in totaal 1,8% voor een nog af te sluiten cao-gemeenteambtenaren vanaf 2021, pas aan het eind van 2020 bekende wijzigingen van werkgeverspremies én een doorwerking van de cao 2019-2020 (0,6%).
Met het oog op regelgeving gericht op reële prijzen in de zorg heeft het college besloten om vanaf de begroting 2021 voor de indexatie van de zorg het OVA-percentage te hanteren. Dit percentage is een betere afspiegeling van de verwachte loon- en prijsontwikkelingen in de zorg dan de algemene inflatiepercentages van het CPB.
Tenslotte is in het coalitieakkoord 2018-2022 reeds besloten de indexering voor materieel en subsidies voor het jaar 2021 voor driekwart uit te keren.
Omslagrente
Het renteomslagstelsel is geregeld in de gemeentelijke regelgeving. Dit stelsel houdt in dat de vermogenskosten aan de gemeentelijke producten worden doorberekend op basis van de boekwaarde van de onderliggende investeringen. De rente die hiervoor wordt gehanteerd is de omslagrente investeringen. Deze rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van richtlijnen van de commissie BBV. De lage marktrente leidt ertoe dat de omslagrente investeringen in 2020 is verlaagd van 2,25% naar 2,0% en in 2021 verder wordt verlaagd naar 1,75%. Ook de bespaarde rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen, is in 2020 verlaagd van 2,25% naar 2,0% en wordt in 2021 verder verlaagd naar 1,75%. Het interne omslagpercentage dat wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE) wordt bijgesteld van 1,4% naar 0,8%. Verder bestaan er specifieke regels voor het toerekenen van rente aan de pensioenvoorziening bestuurders.
In de begroting 2020 en verder worden de volgende interne rentepercentages onderscheiden:
- Omslagrente bouwgronden in exploitatie: 0,8%
- Omslagrente investeringen: 2,0% (vanaf 2021: 1,75%)
- Bespaarde rente: 2,0% (vanaf 2021: 1,75%)
- Rentetoerekening pensioenvoorziening bestuurders: 0,29%
Raming gemeentefonds
De raming van het gemeentefonds is gebaseerd op decembercirculaire 2019, geactualiseerde waarden van maatstaven en inschattingen van de meicirculaire Gemeentefonds 2020.