Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

De gemeente Rotterdam wil voorkomen dat elke niet begrote, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen, zonder dat hiertoe een onnodig hoge, financiële buffer wordt aangehouden. Hiertoe wordt periodiek geïnventariseerd welke majeure financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van risico-simulatie de benodigde weerstandscapaciteit bepaald en afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (i.c. het weerstandsvermogen) ten minste 1,00 te laten zijn.

Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,00 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenraming weer 1,00 of meer zal bedragen.

Voor meer beleidsinformatie wordt verwezen naar de Beleidsnota Weerstandsvermogen en Risicobeheersing Rotterdam 2018.

Risico's

In onderstaande tabel worden de voornaamste financiële risico’s (>= € 1,0 mln) weergegeven en toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Grondexploitatiesbuiten model84.00084.0002020 e.v.

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model15.68015.6802020 e.v.

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
In 2020 is de gemeente aangesproken op de garantie die is afgegeven voor de aflopende lening van de deelneming Warmtebedrijf bij de BNG. Het Warmtebedrijf was niet in staat om aan deze aflossingsverplichting te voldoen. Daarom heeft de gemeente het openstaande bedrag aan de BNG betaald en daarmee een vordering gekregen op het Warmtebedrijf. Hierdoor is de garantie in 2020 vervallen. Omdat het kredietrisico op deze garantie wegvalt, valt vanuit de kredietrisicoreserve € 52 mln vrij voor de vorming van een voorziening ter afdekking van de risico’s die samenhangen met de herstructurering van het Warmtebedrijf. Voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf, zie de paragraaf Verbonden partijen.
Inkomensregeling (BUIG)50%060.0002020 e.v.

Het risico bestaat dat de uitkering die de gemeente van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van uitkeringen aan bijstandsgerechtigden tekortschiet om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget voor het verstrekken van deze uitkeringen (het zogeheten macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. In de afgelopen jaren kende Rotterdam voor het eerst sinds lange tijd een positief resultaat op de BUIG. Voor 2020 en 2021 waren de vooruitzichten positief, maar die zijn door Corona en de daarmee samenhangende stijging van de werkloosheid gekeerd.
Risico's zijn:
- In de begroting 2020 werd rekening gehouden met een daling van het aantal uitkeringen naar 30.000 per 31 december 2021. De omslag in de conjunctuur maakt deze daling onhaalbaar. Als de basisraming van CPB (augustus 2020) als uitgangspunt wordt genomen stijgt het bijstandsvolume mogelijk naar de 40.000 halverwege 2021. Dit heeft vergaande financiële consequenties. De vraag is in welke mate het rijk het macrobudget 2020 zal verhogen om gemeenten te compenseren.
- Wijziging van budgetaandeel Rotterdam in het BUIG-budget. Jaarlijks wordt het budgetaandeel geactualiseerd o.b.v. nieuwe maatstaven. Een wijziging van slechts 0,2% in het aandeel van Rotterdam betekent direct een stijging/daling van de inkomsten met € 12 mln.
Al met al schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG (ten opzichte van de begrotingsstand na ramingsbijstellingen) in 2021 op 50%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van de BUIG lasten (€ 600 mln); voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling (voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren; beide laatsten zijn niet meegenomen in de reserveberekening).
Warmtebedrijf50%027.0002020 e.v.

Op dit moment verschillende scenario’s uitgewerkt en afgewogen. Een scenariokeuze wordt pas later dit jaar verwacht. De scenario’s hebben elk verschillende (financiële) gevolgen waarbij in sommige gevallen nog onduidelijk is wat de impact voor de gemeente is. Om niet vooruit te lopen op een scenariokeuze is ervoor gekozen om de boekwaarde op (afgerond) 27 mln. te houden. Het risico op een afboeking van deze waarde is voorzichtigheidshalve verhoogd van 15% naar 50% (in lijn met de berekening in 2020). Omdat de scenariokeuze nog gemaakt moet worden is dit risico ook voor de jaren 2021 -2024 toegepast. Tevens is een voorziening gevormd van €52 mln. deze maakt geen onderdeel uit van het weerstandsvermogen. Deze voorziening is gevormd gezien de vordering die op WBR ontstaat, nu BNG de gemeente op korte termijn als borg zal aanspreken (hierdoor vervalt de garantie in 2020 waardoor het kredietrisico op de borgstelling eveneens vervalt).
Rente50%002020

  50% 0 5.380 2021
  50% 0 21.304 2022
  50% 0 25.463 2023
  50% 0 26.649 2024
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen.
Begin 2020 heeft de gemeente zijn aandelen Eneco verkocht. De netto-verkoopopbrengst wordt gebruikt voor financiering van de gemeentelijke activiteiten. Vanwege deze bijzondere omstandigheid hoeft de gemeente tijdelijk geen nieuwe leningen aan te trekken. Ook zal het niet nodig zijn om een nadelige renteherziening op een lopende lening te accepteren. De gemeente loopt dan ook tijdelijk geen risico op een stijging van de rentelasten.
Gemeentefonds (omvang)50%05.0002020 en 2021

  50% 0 10.000 2022 e.v.
Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds:  1. het risico dat het Rijk bezuinigt op de omvang van het Gemeentefonds en/of -landelijke- declaraties bij het BTW-compensatiefonds ontwikkelen zich anders dan geraamd. Voor de jaren 2020 en 2021 is de omvang van het Gemeentefonds bevroren. Hierdoor is het ingeschatte bedrag voor 2020 en 2021 verlaagd van € 10 mln. naar €5 mln. Op de (middel)lange termijn kan de coronacrisis gevolgen hebben voor het Gemeentefonds. Het kan zijn dat het Rijk als gevolg van de -komende- recessie de tering naar de nering moet zetten, met een doorwerking naar het Gemeentefonds. E.e.a. wordt nadrukkelijk gevolgd.
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.0002020 e.v.

Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds:  2. het risico dat de bestaande verdeelmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (herijking, w.o. invlechting integratie-uitkering Sociaal Domein naar algemene uitkering)25%010.0002022

  25% 0 20.000 2023
  25% 0 30.000 2024
Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: 3. Het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien. Afgelopen periode heeft het Rijk een aantal onderzoeken gestart die te maken hebben met de herziening van de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten. Deze herziening is gepland per 2022. Het risico bestaat dat de herijking van het verdeelmodel waarmee het Gemeentefonds tussen de gemeenten wordt verdeeld, nadelig uitpakt voor Rotterdam. Verwacht wordt dat het herijkte verdeelmodel vanaf 2022 zal worden toegepast. Het is gebruikelijk dat een eventueel financieel nadeel geleidelijk wordt doorgevoerd, waarbij de jaarlijkse korting wordt gemaximeerd. Uitgaande van de huidige overgangsregeling, worden gemeenten jaarlijks met maximaal €15 per inwoner gekort. Dat komt voor Rotterdam neer op circa €10 mln. per jaar.
Wijziging werkgeverspremies 2021 en nog af te sluiten cao gemeenteambtenaren vanaf 2021.50%024.0002021 e.v.

Nog niet gepubliceerde werkgeverspremies (met name pensioenpremies) en nog niet afgesloten cao voor het jaar 2021 kunnen leiden tot financiële consequenties. Dit wordt meegenomen bij de VJN 2021. E.e.a. heeft een doorwerking naar het indexeringspercentage van subsidies.
OZB-opbrengsten50%010.0002020 e.v.

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo25%010.0002020

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten, wat gepaard ging met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met als hogere zorguitgaven tot gevolg. De toegekende extra budgetten (bij de Voorjaarsnota 2017 en het Coalitieakkoord 2018) en het daaraan gekoppelde maatregelenpakket om de zorguitgaven te laten dalen, lopen de komende jaren af. In aanloop naar de Voorjaarsretraite 2020 heeft het college daarom het meerjarig financieel kader zorg, welzijn en jeugdhulp herijkt o.b.v. demografische en maatschappelijke ontwikkelingen in Rotterdam. Er is een realistische meerjarige doorkijk gemaakt over de te verwachten uitgaven voor zorg, jeugdhulp en ondersteuning en hoe zich dat verhoudt tot de beschikbare rijksmiddelen. Dit heeft geleid tot bijstelling van de meerjarenbegroting voor 2020 e.v. De aanpak voor de komende jaren bestaat uit het blijven actualiseren van het financieel beeld, inzet op extra geld vanuit het Rijk, 2-3 jaar vooruitkijken en het budget verder herijken op basis van de laatste landelijke en Rotterdamse ontwikkelingen. Met deze aanpak is er ook ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Hierdoor kan bijvoorbeeld de impact van het coronavirus op het financieel beeld voor de gemeente in het algemeen en zorg, welzijn en jeugdhulp in het bijzonder betrokken worden bij de te maken keuzes. Daarnaast blijft het college werken aan vernieuwing in de zorg en ondersteuning, door bijvoorbeeld inzet op preventie, lichtere vormen van ondersteuning en eHealth. Dit is uitgewerkt in het nieuwe beleidsplan voor zorg, welzijn en jeugdhulp.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)50%012.6002020 e.v.

Er gaat een aanzuigende werking uit van het inkomens- en vermogensonafhankelijk maken van de eigen bijdrage voor de Wmo. Vanaf 2019 is deze eigen bijdrage gemaximeerd op € 19,00 per maand. Onduidelijk is hoe groot de aanzuigende werking van deze maatregelen uit het regeerakkoord zal zijn. In opdracht van het ministerie van VWS heeft het CPB berekend dat de extra kosten als gevolg van de aanzuigende werking landelijk € 140 mln bedragen. Eerdere onderzoeken door o.a. SEO wijzen in de richting van een aanzuigende werking die substantieel hoger uitkomt dan € 140 mln (tussen de € 300 en € 500 mln). In het coalitieakkoord is rekening gehouden met de CPB-raming. Het restant wordt als risico opgenomen. Het Rotterdamse aandeel van 3,5% (gebaseerd op het aandeel van Rotterdam in de Integratie-uitkering Sociaal Domein, Wmo ambulant) van dit restant vormt het extra risico ter grootte van € 12,6 mln per jaar. Een eerste eigen meting over de periode november 2018 – maart 2019 laat een significante stijging van het aantal Wmo-aanvragen zien. Landelijk zijn er afspraken gemaakt tussen VWS en VNG om middels een monitor de effecten van de maatregel in de praktijk goed te kunnen volgen. Uitvoering is belegd bij een externe partij (Significant). De monitor verschijnt 1x per jaar in september (2019 t/m 2022). Er wordt onder meer gekeken naar de aanzuigende werking. De uitkomsten van de monitor op dit punt bieden op termijn mogelijk aanknopingspunten om de bandbreedte van de meerkosten (het risicobedrag) omlaag te brengen.
Tweedelijns Jeugdhulp (woonplaatsbeginsel)50%011.5002022 e.v.

Door een wijziging in de grondslagen van het woonplaatsbeginsel voor jeugdzorg per 1 januari 2019 zullen de budgetten voor pleegzorg en voogdij opnieuw worden verdeeld over gemeenten. Een eerste doorrekening resulteerde in een structureel financieel nadeel voor Rotterdam. In dat geval zal Rotterdam het groeiend aantal jeugdigen in jeugdhulp niet binnen de beschikbare budgetten kunnen opvangen. Gesprekken met het Rijk lopen over de berekeningsgrondslagen. De invoerdatum is 1 januari 2022.
Ruimen bommen25%09.0002020 e.v.

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.0002020 e.v.

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%025.0002020 e.v.

Op projectniveau wordt een post onvoorzien gehanteerd. Voor de grote investeringsprojecten wordt daarnaast een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen.
Om binnen een groot project financiele tegenslagen te kunnen opvangen, maakt een risicoreserve (ook wel genoemd: risico-opslag of post onvoorzien) deel uit van de projectkostenraming. De risicoreserve ziet toe op de risico's die specifiek voor het project gelden. Het projectbudget wordt conform deze projectkostenraming bepaald, aangevuld met een onzekerheidsreserve. De onzekerheidsreserve biedt aanvullende zekerheid dat het project, bij een gelijkblijvende scope, binnen het beschikbare budget wordt afgerond. In aanvulling hierop wordt bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit rekening gehouden met het risico dat het totaal van alle projectbudgetten, ondanks het aanhouden van deze reserves, overschreden wordt. 
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%06.0002020 e.v.

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
Het risico bestaat dat de gemeente zijn aandeel in een fonds moet afwaarderen. Gelet op het risico-profiel wordt de kans op afwaardering ingeschat op 50%. Dit is een marktconform percentage. De totale boekwaarde van de investeringsfondsen bedraagt per 1 september 2020 €6 mln. 
Btw Sportbesluit 2019 (gemeente en Sportbedrijf Rotterdam)50%8.1038.1032020 e.v.

Op 30 oktober 2018 heeft het college besloten tot een tweesporen aanpak op de naderende wijziging van het btw-sportbesluit waarmee een verruiming wordt voorzien van de btw-vrijstelling voor de sportsector. Het tweesporenbeleid geldt voor het Sportbedrijf, waarbij enerzijds wordt uitgegaan van winstbeoging van het Sportbedrijf en daarmee behoud van de btw-positie richting fiscus en anderzijds een aanvraag voor subsidie om het eventueel verlies van die btw-positie te kunnen compenseren. Belang van de gemeente en het Sportbedrijf is om de aftrekbaarheid van btw op investeringen en activiteiten te behouden of te doen compenseren door subsidie. De verwachting is dat de gemeente circa 68% van de btw aanvraag vergoed krijgt. Het risico is derhalve berekend op de 32% die niet voor compensatie in aanmerking komt. Het totaalbedrag aan te compenseren btw (in de SPUK aanvraag aan VWS) bedraagt € 8.103, waarvan € 3.592 m.b.t. de gemeente en € 4.511 m.b.t. het sportbedrijf. Uit een recente kamerbrief met de stand van zaken betreffende het beroep op de SPUK en BOSA-subsidie in het kader van de verruiming van de sportvrijstelling blijkt dat circa 68% van de aanvraag vooralsnog voor compensatie in aanmerking komt. 
Btw Sportbesluit 2019 (Sportfondsen Rotterdam en Topsportcentrum Rotterdam)50%4654652020 e.v.

Naar analogie conform de toelichting op het risico 'Btw Sportbesluit 2019 (gemeente en Sportbedrijf)
Btw onderwijsactiviteiten Sportbedrijf Rotterdam en Natuurstad Rotterdam50%1.2501.2502020 e.v.

Het Sportbedrijf heeft in juli 2018 op advies van Bureau Rijksheffingen een brief aan de Belastingdienst Rijnmond gestuurd met daarin de standpuntbepaling dat de activiteiten van het Sportbedrijf, waarvoor de gemeente een inkoopbedrag betaalt, te kwalificeren als één met btw belaste prestatie. De Belastingdienst heeft in dezen nog geen uitspraak gedaan. Indien de Belastingdienst het standpunt van het Sportbedrijf onderschrijft, dan kan de gemeente de door het Sportbedrijf in rekening gebrachte btw op de inkoopfactuur volledig voor compensatie in aanmerking laten komen. Hetzelfde kan dan gelden voor de btw die de stichting Natuurstad de gemeente te zijner tijd in rekening gaat brengen over de subsidie.
Compenserende maatregelen Stadhuisplein50%1.0002.0002020 e.v.

Het bestemmingsplan is aangepast, waardoor studentenhuisvesting op het stadhuisplein mogelijk is. De kans bestaat dat de gemeente gaat bijdragen aan noodzakelijk maatregelen om geluidsoverlast van horeca richting studenten tegen te gaan.  
*Personeelskosten vrijwillige brandweer50%1.5001.5002021 e.v.

De WNRA en de EU richrlijnen aangaande vrijwilligers stelt dat de vrijwiliigers van de brandweer in feite als flexibel personeel moet worden beschouwd in plaats van als vrijwilligers met een vergoeding. Er zijn op dit moment onderhandelingen gaande over de precieze uitwerking. De WNRA treedt per 1-1-2021 in werking voor de VRR. Indien de vrijwilligers als personeel in dienst moeten worden genomen nemen de loonkosten van de VRR structureel met € 3mln toe. Voor Rotterdam betekent dat een verhoging van de inwonerbijdrage met € 1,5 mln. vanaf 2021.
Niet-kwantificeerbare risico's
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Tegen betaling van een borgstellingsvergoeding door de betreffende woningcorporaties biedt het WSW zekerheid aan geldgevers voor het geval die woningcorporaties niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. Er zijn verschillende vangnetten en buffers voor het WSW. Als deze ontoereikend zijn, dan worden Rijk en gemeenten aangesproken op hun achtervang. WSW is samen met BZK, VNG en eigen achterban (woningcorpo’s) bezig met het formuleren van het strategisch programma, en het laten landen daarvan in een Toezichts- en verantwoordingsovereenkomst en in de achtervangovereenkomsten met BZK en gemeenten. Op een aantal belangrijke issues is nog geen overeenstemming. Pas als dit proces is afgerond kan VNG een extern adviesbureau een model laten opstellen om de risico’s van gemeenten te laten kwantificeren. De planning van dit proces is op dit moment vanwege de vele betrokken partijen, op dit moment onzeker.
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Om te voorkomen dat er verschillende berekeningsmethodieken worden gehanteerd volgt het WEW nadat het proces bij WSW is afgerond.
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. 
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Vennootschapsbelasting

Op het taakveld Vennootschapsbelasting (Vpb) boekt de gemeente het door haar te betalen bedrag vennootschapsbelasting als last. Het gaat om het geraamde bedrag van de aanslag vennootschapsbelasting voor het betreffende begrotingsjaar of verantwoordingsjaar. Dit bedrag is de gemeente verschuldigd vanwege de fiscale winst die de gemeente per saldo realiseert op ondernemingsactiviteiten in het begrotingsjaar, na eventuele verrekening van fiscale verliezen uit eerdere begrotingsjaren.
De gemeentelijke activiteiten lease, bedrijfsreiniging, containerservice en verkoop restafval (deels) vallen onder deze belastingplicht vallen. De Vpb-belastingplicht wordt op de betreffende taakvelden waar deze ontstaat, nader toegelicht.
De Rijksbelastingdienst heeft de gemeente Rotterdam eind 2019 een aanslag Vpb over heffingsjaar 2016 opgelegd. Daarin wordt de gemeente behoudens voor bovengenoemde activiteiten ook aangeslagen voor de activiteiten verhuur reclame-uitingen en veilingen brandstofverkooppunten. De gemeente neemt hierbij het standpunt in dat geen sprake is van Vpb-plichtige ondernemersactiviteiten, maar van normaal vermogensbeheer. Tegen dit deel van de aanslag heeft de gemeente bezwaar ingediend. Dit bezwaar is door de Rijksbelastingdienst niet gehonoreerd, waarop de gemeente beroep bij de belastingrechter heeft aangetekend. De betwiste Vpb-lasten voor verhuur reclame-uitingen en veilingen brandstofverkooppunten 2016 e.v.j. worden op basis van de meest actuele risicoschatting voorzien. 
Wet Open Overheid

De Wet Open Overheid (Woo) verplicht alle overheidsinstanties tot het op een toegankelijke wijze openbaar maken van documenten in nader bepaalde informatiecategorieën. Waarschijnlijk gaat deze wet 1 januari 2022 van kracht. Op dit moment wordt er een impact analyse uitgevoerd. Wat moet leiden tot een business case voor een (programma)aanpak met daarbij een meerjarig overzicht wat de financiële impact wordt voor de invoering van de Woo bij de gemeente Rotterdam. Deze kosten zijn op dit moment nog niet met zekerheid te ramen. Daarnaast is ook nog onzeker of en hoeveel het Rijk hierin gaat bijdragen.
Enecogroep N.V. - aandeelhouderschap

Bij de verkoop van de aandelen in Eneco in 2020 is de koper (het consortium van Mitsubishi Corporation en Chubu Electric Power) gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van de claim bedraagt nominaal € 133 miljoen. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen, vervolgens is er wel hoger beroep aangetekend door de eisers. Bij het opstellen van de begroting was de uitspraak van het gerechtshof nog niet bekend. De juridische inschatting is dat het gerechtshof niet anders zal oordelen, waarmee de kans zeer klein is op dit risico. De gemeente houdt dan derhalve ook geen rekening met dit risico in het weerstandsvermogen.

* Nieuw(e) risico('s).

 

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat de benodigde weerstandscapaciteit in 95% van de gevallen toereikend is om de risico’s te dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

In vergelijking met de begroting voor 2020 zijn na de eerste herziening enkele risico's komen te vervallen. Dit betreft:

  • Mogelijke compensatieregeling Joodse oorlogsslachtoffers; besluitvorming over de toekenning van de compensatieregeling heeft plaatsgevonden.
  • Overgangsregeling functioneel leeftijdsontslag brandweerpersoneel; dit risico is opgetreden.

Het risico 'Personeelskosten vrijwillige brandweer' is nieuw toegevoegd. De overige risico's zijn opnieuw tegen het licht gehouden. Soms zijn de verwachte omvang van het risico of de kans van optreden gewijzigd. De voornaamste wijzigingen betreffen:

  • de inkomensregelingen (BUIG); Het risico op een tekort op de BUIG is verlaagd ten opzichte van de 1e Herziening. Er is nog steeds sprake van de mogelijkheid dat het Rijk het budget voor loonkostensubsidies (onderdeel van de BUIG) op andere wijze gaat verdelen over gemeenten, met - voor Rotterdam - nadelige gevolgen. Maar duidelijk is intussen dat deze wijziging nog niet zal ingaan in 2021.
  • het Warmtebedrijf; Op dit moment worden verschillende scenario’s uitgewerkt en afgewogen. Een scenariokeuze wordt pas later dit jaar verwacht. De scenario’s hebben elk verschillende (financiële) gevolgen waarbij in sommige gevallen nog onduidelijk is wat de impact voor de gemeente is. Om niet vooruit te lopen op een scenariokeuze is ervoor gekozen om de boekwaarde op (afgerond) 27 mln. te houden. Het risico op een afboeking van deze waarde is voorzichtigheidshalve verhoogd van 15% naar 50% (in lijn met de berekening in 2020). Omdat de scenariokeuze nog gemaakt moet worden is dit risico ook voor de jaren 2021 -2024 toegepast. Tevens is een voorziening gevormd van €52 mln. Deze maakt geen onderdeel uit van het weerstandsvermogen. Deze voorziening is gevormd gezien de vordering die op WBR ontstaat, nu BNG de gemeente op korte termijn als borg zal aanspreken (hierdoor vervalt de garantie in 2020 waardoor het kredietrisico op de borgstelling eveneens vervalt).
  • Leningen en garanties; Zoals ook aangegeven in de bovenstaande toelichting over het warmtebedrijf wordt de gemeente in 2020 aangesproken op de garantie die is afgegeven voor de aflopende lening van de deelneming Warmtebedrijf bij de BNG. Omdat het kredietrisico op deze garantie wegvalt, valt vanuit de kredietrisicoreserve € 52 mln. vrij voor de vorming van een voorziening ter afdekking van de risico’s die samenhangen met de herstructurering van het Warmtebedrijf. Voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf, zie de paragraaf Verbonden partijen.
  • Gemeentefonds; Voor de jaren 2020 en 2021 is de omvang van het gemeentefonds bevroren.  Hierdoor is het ingeschatte bedrag voor 2020 en 2021 verlaagd van 10 naar 5 mln.

De Corona-crisis leidt mogelijk tot extra lasten, minder baten, en meer risico’s (onder andere ter zake van de (grond)ontwikkelportefeuille) voor de gemeente dan reeds in de voorliggende begroting verwerkt. Enerzijds is onvoorspelbaar hoe de pandemie zich ontwikkelt en hoe het (inter)nationale pakket aan maatregelen om het verloop van de pandemie te beïnvloeden zich in de loop der tijd ontwikkelt. Het effect op de economie, en van daaruit op de gemeentelijke begroting, is daarmee onzeker. Anderzijds is nog onvoldoende duidelijk in hoeverre de gemeente financieel zal worden gecompenseerd door het Rijk. Het financiële risico dat de gemeente loopt a.g.v. de Corona-crisis is dan ook niet gekwantificeerd. De pandemie kan worden beschouwd als een natuurramp en is daarmee onderdeel van het structurele risico op financiële schade als gevolg van een (natuur)ramp.

 

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de recente ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien.

Omdat de financiële restrisico's richting 2024 groter worden, neemt ook de benodigde weerstandscapaciteit tot en met 2024 toe. Er is meer weerstandscapaciteit nodig, om nagenoeg (voor 95%) zeker van te zijn dat de financiële risico's, zoals hierboven genoemd, eenmalig kunnen worden opgevangen.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2018201920202021202220232024
Benodigde weerstandscapaciteit 205 219 211 220 230 233 235

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves)
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

De beschikbare weerstandscapaciteit daalt vanaf 2020, de coronacrisis is hier in belangrijke mate debet aan. De inkomsten uit belastingen en leges lopen terug en om de crisis het hoofd te bieden worden extra uitgaven gedaan. Het opvangen van deze financiële tegenvallers leidt tot een daling van de algemene reserve.

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2018201920202021202220232024
Kredietrisicoreserve 71 70 22 28 28 28 28
Bestemmingsreserve BUIG meerjarig 29 18 20 20 20 20 20
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 4 3 1 1 1 1 1
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 5 34 28 28 28 28 28
Risicoreserves 109 125 71 77 77 77 77
Algemene reserve 180 176 192 114 99 123 164
Stelpost onvoorzien 0 1 1 1 1 1 1
Beschikbare weerstandscapaciteit 289 300 264 191 176 200 241

 

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

De coronacrisis leidt echter tot financiële tegenvallers waardoor het weerstandsvermogen onder de 1,00 komt. We accepteren deze tijdelijke dip, voor zover deze door corona wordt veroorzaakt. Conform het door de raad vastgestelde beleid inzake het weerstandsvermogen zorgen we ervoor dat het weerstandsvermogen in het laatste jaar van de meerjarenraming weer op peil is. Wanneer de financiële effecten veroorzaakt door Corona buiten beschouwing worden gelaten zakt het weerstandsvermogen niet onder de 1,00.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2018201920202021202220232024
Beschikbare weerstandscapaciteit 289 301 264 191 176 200 241
Benodigde weerstandscapaciteit 205 219 211 220 230 233 235
Weerstandsvermogen 1,41 1,37 1,25 0,87 0,77 0,86 1,03
Weerstandsvermogen Exclusief Corona (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2018201920202021202220232024
Beschikbare weerstandscapaciteit 289 301 268 231 231 268 315
Benodigde weerstandscapaciteit 205 219 211 220 230 233 235
Weerstandsvermogen 1,41 1,37 1,27 1,05 1,01 1,15 1,34

Ontwikkeling weerstandsvermogen

In de onderstaande tabel is te zien hoe het (verwachte) verloop van het weerstandsvermogen dat in deze begroting wordt gepresenteerd, zich verhoudt tot het (verwachte) verloop dat in de 1e herziening 2020 en de begroting 2020 is gepresenteerd.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2018201920202021202220232024
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2020) 289 283 266 277 270 333  
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2020) 205 219 250 260 265 267  
Weerstandsvermogen (Begroting 2020) 1,41 1,29 1,06 1,07 1,02 1,25  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2020)   301 220        
Benodigde weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2020)   219 263        
Weerstandsvermogen (Eerste herziening 2020)   1,37 0,83        
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2021)     264 191 176 200 241
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2021)     211 220 230 233 235
Weerstandsvermogen (Begroting 2021)     1,25 0,87 0,76 0,86 1,03

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2018201920202021202220232024
Netto schuldquote 54,1% 55,0% 19,5% 39,3% 45,4% 44,4% 41,3%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 47,3% 49,1% 15,6% 34,3% 40,8% 40,3% 37,6%
Solvabiliteitsratio 30,8% 30,7% 56,9% 48,9% 46,4% 47,5% 49,8%
Structurele exploitatieruimte 5,5% 5,1% 4% 2% 2% 3% 3%
Grondexploitatie -4,5% -4,1% -3,5% -5,1% -5,6% -5,7% -5,4%
Belastingcapaciteit 99% 103% 105% 102% n.v.t. n.v.t. n.v.t.