Financiering

De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente bij de uitoefening van haar publieke taak.

Beleid

Financiering

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en de omvang is hoger dan een bepaald drempelbedrag, dan moet de gemeente dat geld aanhouden in ‘s Rijks schatkist’. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de vigerende Verordening financiën Rotterdam 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2015. Herziening van deze regelgeving vindt plaats in 2020 en wordt naar verwachting ingevoerd in 2021.

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. Als uitgangspunt geldt dat de financieringswijze geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Daarom rekent de gemeente ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor opgenomen geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De bespaarde rente kan worden aangewend voor andere doeleinden en kan daarom worden toegevoegd aan de Rotterdamse investeringsmotor als opvolger van het Investeringsfonds Rotterdam.

De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het taakveld treasury worden toegerekend aan de overige gemeentelijke taakvelden op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE).

Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende externe marktrente wordt de bespaarde rente (de rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen) met ingang van 2021 verlaagd van 2,0% naar 1,75%. De lagere rentelasten leiden er ook toe dat de omslagrente investeringen met ingang van 2021 wordt bijgesteld van 2,0% naar 1,75%. De bestendige gedragslijn is om beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de Voorziening pensioenen bestuurders.
Op grond van de bovenstaande bepalingen en richtlijnen worden in de begroting 2021 en verder de volgende interne rentepercentages onderscheiden:

  • Omslagrente BIE: 0,8%
  • Omslagrente investeringen: 1,75%
  • Bespaarde rente: 1,75%
  • Rentetoerekening Voorziening pensioenen bestuurders: 0,29%

Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en besluit of overheidsingrijpen noodzakelijk is. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te ondersteunen.

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de investeringen en de ontwikkeling van de financieringsmiddelen zijn belangrijk om de ontwikkeling van het financieringstekort te kunnen bepalen. Het financieringstekort is het verschil tussen het bedrag van de verwachte boekwaarde van de investeringen en de beschikbare financieringsmiddelen Door de ontwikkeling van de bestaande leningenportefeuille met die van het financieringstekort te combineren ontstaat inzicht in de ontwikkeling van de totale leningenpositie van de gemeente.

Investeringen
De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden en voorbereidingskosten voor nog niet geactiveeerde grondexploitaties. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal door deelname in verbonden partijen en verstrekte geldleningen aan derden. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.

De (im)materiële vaste activa stijgen in de komende jaren door de diverse investeringen in bijvoorbeeld de Zeven Stadsprojecten, versnelde ombouw straatverlichting naar LED, Coolsingel, mobiliteitsmaatregelen Feyenoord City en onderwijshuisvesting, zie de paragraaf Investeringen.

Investeringen (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Immateriële vaste activa 42.434 45.616 44.763 43.910 43.057
Materiële vaste activa 2.902.106 3.189.612 3.362.732 3.386.487 3.319.778
Kapitaalverstrekkingen 396.036 395.554 395.073 394.592 394.403
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 174.847 157.467 139.690 121.394 104.156
Overige financiële vaste activa 19.356 25.089 24.823 24.558 24.302
Financiële vaste activa 590.239 578.110 559.586 540.544 522.861
Voorraden -151.279 -158.822 -172.035 -174.496 -159.938
Netto banksaldi 0 0 0

0

0
Totaal investeringen 3.383.500 3.654.516 3.795.046 3.796.445 3.725.758

Financieringsmiddelen

De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen met een looptijd van 1 jaar of langer en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar. Ten slotte wordt het overig netto werkkapitaal tot de financieringsmiddelen gerekend. Het netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

De komende jaren neemt de reservepositie af. Zie voor de ontwikkelingen van de reserves de balanspagina Reserves. De voorzieningen blijven redelijk stabiel. Zie voor de ontwikkeling van de voorzieningen de balanspagina Voorzieningen. In maart 2020 is de verkoop van de Eneco-aandelen afgerond. De verkoopopbrengst van de Rotterdamse aandelen bedroeg € 1,3 miljard. De hierbij ontvangen liquide middelen zijn op grond van het verplicht schatkistbankieren tijdelijk gestald in 's Rijks schatkist. In de afgelopen jaren is de leningenportefeuille vooruitlopend op deze verkoop meer flexibel gemaakt. Door vervallende aflossingen te herfinancieren met leningen met kortere looptijden, lopen veel leningen af in 2020 en 2021. Totdat inzet van de verkoopopbrengst Eneco zich vertaalt in concrete uitgaven worden de liquide middelen gebruikt om de vervallende aflossingen te betalen en daarmee tijdelijk de gemeentelijke schuldpositie te verminderen. In 2020 en 2021 vinden er nog relatief veel aflossingen plaats op de opgenomen lange leningen, waardoor de lopende vaste schuld in deze jaren aanzienlijk daalt.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Eigen vermogen 2.239.527 2.059.144 2.018.393 2.067.205 2.132.919
Voorzieningen 155.094 154.670 154.270 153.766 153.242
Interne financieringsmiddelen 2.394.621 2.213.814 2.172.663 2.220.971 2.286.161
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 878.092 473.736 448.559 343.394 252.871
Overige leningen 35.676 34.610 33.544 32.478 31.412
Langlopende schulden 913.768 508.346 482.103 375.872 284.283
Kasgeldleningen 207.975 300.000 300.000 300.000 300.000
Overig netto werkkapitaal -132.864 -132.864 -132.864 -132.864 -132.864
Totaal lopende financieringsmiddelen 3.383.500 2.889.296 2.821.902 2.763.979 2.737.580

Financieringstekort
Het financieringstekort geeft het bedrag weer van de nieuw aan te trekken leningen als de overige balansposten zoals vaste activa (investeringen), eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen zich volgens de begroting ontwikkelen. De gemeente past totaalfinanciering toe. Daarbij worden op basis van de werkelijke totale liquiditeitsbehoefte (het saldo van uitgaven en ontvangsten) van de gemeente leningen aangetrokken of middelen bij de schatkist gestald. Ervaring leert dat de werkelijke liquiditeitsbehoefte in de praktijk lager uitvalt dan het begrote financieringstekort. Volgens de wet fido mag niet eerder worden geleend dan dat de middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Ook moet de looptijd passen bij de verwachte duur van de liquiditeitsbehoefte. Pas bij een structurele liquiditeitsbehoefte worden langlopende leningen afgesloten. In aanloop naar de verkoop van de aandelen Eneco is de portefeuille opgenomen leningen in de afgelopen jaren meer flexibel gemaakt door vervallende aflossingen te herfinancieren met leningen met een looptijd van 1 tot 2 jaar. Vanaf 2021 zullen weer leningen met langere looptijden worden aangetrokken.

Financieringstekort (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Investeringen 3.383.500 3.654.516 3.795.046 3.796.445 3.725.758
Lopende financieringsmiddelen -3.383.500 -2.889.296 -2.821.902 -2.763.979 -2.737.580
Financieringstekort 0 765.220 973.144 1.032.466 988.178

Ontwikkeling leningenpositie
Uitgaande van bovenstaande ontwikkeling van het financieringstekort neemt de totale schuld tot eind 2024 toe tot € 1,5 mrd. Dit patroon is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de netto schuldquote.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Kasgeldleningen 207.975 300.000 300.000 300.000 300.000
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 878.092 473.736

448.559

343.394 252.871
Financieringstekort 0 765.220 973.144 1.032.466 988.178
Lange leningen 878.092 1.238.956 1.421.703 1.375.860 1.241.049
Totaal korte en lange geldleningen 1.086.067 1.538.956 1.721.703 1.675.860 1.541.049

Rente

Het gemiddeld rentepercentage dat wordt berekend over de netto korte schuld is afgeleid van het meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone. Daarbij wordt gerekend dat de korte rente gedurende de meerjarenperiode tot en met 2024 geleidelijk oploopt tot 2%. Voor het financieringstekort wordt gerekend met een lange rente die gedurende diezelfde periode oploopt tot 2,5%.

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties.

Renteschema20202021202220232024
Externe rentelasten korte en lange leningen -22.824 -20.478 -25.503 -28.345 -28.257
Rentebaten verstrekte leningen 6.049 5.461 4.918 4.344 3.804
Saldo externe rentelasten en rentebaten -16.775 -15.017 -20.585 -24.001 -24.453
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) -1.537 -1.707 -1.790 -1.852 -1.804
Toe te rekenen externe rente -18.312 -16.724 -22.375 -25.853 -26.257
Rente over eigen vermogen (toevoeging IFR/RIM) -41.655 -39.192 -36.035 -35.322 -36.175
Rente over voorzieningen (toevoeging IFR/RIM) -409 -1.298 -1.302 -1.308 -1.313
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorzieningen) -147 -147 -145 -143 -140
Totaal toe te rekenen rente -60.523 -57.361 -59.857 -62.626 -63.885
Toegerekende omslagrente 62.573 60.470 65.135 66.470 66.212
Renteresultaat 2.050 3.109 5.278 3.844 2.327

Wettelijke normen

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Drempel schatkistbankieren
Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om te voorkomen dat onverwachte ontvangsten en uitgestelde betalingen direct leiden tot onrechtmatigheid mag er bij gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanwezig zijn. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Voor 2021 komt het drempelbedrag voor de gemeente Rotterdam uit op € 10,6 mln. Indien de gemiddelde banksaldi boven deze drempel komen, worden deze middelen in de schatkist van het Rijk aangehouden. Zo zijn de liquide middelen die zijn ontvangen bij de verkoop van de Eneco-aandelen in 2020 gestald bij 's Rijks schatkist. Naar verwachting zullen de liquide middelen eind 2020 zijn gebruikt om vervallende aflossingen te betalen. Vanaf 2021 zullen geen gelden meer gestald worden bij de schatkist van het Rijk en zal de gemeente weer geldleningen op de markt aantrekken.

Kasgeldlimiet
De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. De in de tabel getoonde bedragen zijn jaargemiddelden. Er moet enerzijds rekening worden gehouden met beschikbare kredietlijnen en anderzijds met tijdelijke uitschieters in de behoefte aan kort geld. Daarom wordt voorzichtigheidshalve enige marge aangehouden onder de kasgeldlimiet en wordt er gestuurd op een gemiddelde netto korte schuld van € 300 mln. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet zullen nieuwe lange leningen worden aangetrokken.

Kasgeldlimiet20202021202220232024
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.767.271 3.937.110 3.937.110 3.937.110 3.937.110
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 320.218 334.654 334.654 334.654 334.654
Gemiddelde vlottende schulden 100.216 300.000 300.000 300.000 300.000
Gemiddelde vlottende middelen -372.041 0 0 0 0
Gemiddelde netto vlottende schulden -271.825 300.000 300.000 300.000 300.000
In % begroting -7,2% 7,6% 7,6% 7,6% 7,6%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 592.043 34.654 34.654 34.654 34.654

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. De omvang van de begroting 2021 geldt volgens de wet ook als grondslag voor de toetsing van de daaropvolgende jaren. Vooruitlopend op de verkoop van de aandelen Eneco is de leningenportefeuille meer flexibel gemaakt. Aflossingen op bestaande leningen zijn geherfinancierd met leningen met looptijden van 1 tot 2 jaar. Hierdoor vervallen er meer aflossingen in 2020 en 2021. Daarbij is er nadrukkelijk rekening mee gehouden dat het risicobedrag ook in deze jaren onder de renterisiconorm blijft. De aflossingen in 2020 leiden overigens niet tot een daadwerkelijk renterisico. Deze aflossingen worden betaald uit de overtollige liquiditeiten en hiervoor worden in 2020 geen nieuwe leningen afgesloten. Nieuw af te sluiten leningen worden zodanig gestructureerd dat de renterisiconorm ook in de komende jaren niet wordt overschreden.

Renterisiconorm20202021202220232024
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.767.271 3.937.110 3.937.110 3.937.110 3.937.110
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 753.454 787.422 787.422 787.422 787.422
Renteherzieningen 0 61.040 0 0 0
Aflossingen 750.668 404.356 25.177 105.165 175.523
Risicobedrag 750.668 465.396 25.177 105.165 175.523
In % begroting 19,9% 11,8% 0,6% 2,7% 4,5%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 2.786 322.026 762.245 682.257 611.899

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij zijn de renterisico's van € 185 mln aan onderliggende financieringsbehoefte ingedekt. Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze bank heeft met een AAA-rating de hoogste mogelijke kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.

Renterisico
Bij de berekening van het renterisico over de totale schuld worden zowel renterisico’s die samenhangen met de korte als de lange schuld betrokken en wordt naast de herfinanciering ook eventuele uitbreiding van de financieringsbehoefte meegenomen. Dit resulteert in het bedrag dat blootstaat aan risico’s van een rentestijging.

Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen. Voor meer informatie over het gemeentelijke beleid met betrekking tot risicobeheersing, zie de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Renterisico2021202220232024
Renteherzieningen 61.040 0 0 0
Financieringstekort (stand primo) 0 765.220 973.144 1.032.466
Renterisicobedrag vaste schulden 61.040 765.220 973.144 1.032.466
Renterisicobedrag netto vlottende schulden 207.975 300.000 300.000 300.000
Totaal renterisicobedrag 269.015 1.065.220 1.273.144 1.332.466
Renterisico (2%) 5.380 21.304 25.463 26.649

Leningverstrekking

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.

De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft een aflopend karakter. De geldleningen zijn voornamelijk verstrekt aan woningbouwcorporaties en de RET Infrastructuur BV en RET Railgebonden voertuigen BV. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst aangegaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en niet meer bij de gemeente. De leningen aan overige verbonden partijen betreffen voornamelijk het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). De overige financiële activa zijn onder andere leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling. Onder de post Overig zijn de leningen opgenomen die worden verstrekt aan Blijdorp en Ahoy in het kader van Coronanoodsteun.

Verstrekte leningen (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Woningcorporaties 114.144 105.480 96.423 86.850 78.340
Deelnemingen 51.000 42.500 34.000 25.500 17.000
Overige verbonden partijen 9.703 9.487 9.267 9.044 8.816
Totaal leningen 174.847 157.467 139.690 121.394 104.156
Sportverenigingen 3.731 3.509 3.289 3.068 2.857
Economische ontwikkeling 7.365 7.365

7.365

7.365 7.365
Overig 8.260 14.215 14.169 14.125 14.080
Totaal overige financiële vaste activa 19.356 25.089 24.823 24.558 24.302
Totaal verstrekte leningen 194.203 182.556 164.513 145.952 128.458

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. Het WSW werkt dit programma in 2020 verder uit samen met de verschillende belangenhouders, waaronder de achtervangers.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag in de onderstaande tabel weergegeven als het totaal van de borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW en de vastlegging daarvan in diverse overeenkomsten zal de VNG in samenwerking met de G4-gemeenten een methodiek ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar)20202021202220232024
WEW 3.182.000 2.982.000 2.782.000 2.582.000 2.382.000
WSW 6.629.419 6.629.419 6.629.419 6.629.419 6.629.419
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 9.811.419 9.611.419 9.411.419 9.211.419 9.011.419

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Hypotheekgaranties 29.957 27.233 24.510 21.787 19.063
Garantie NRF-leningen 3.400 2.800 2.200 1.600 1.000
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 33.357 30.033 26.710 23.387 20.063

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

In 2020 wordt de gemeente aangesproken op de garantie die is afgegeven voor de aflopende lening van de deelneming Warmtebedrijf bij de BNG. Het Warmtebedrijf was niet in staat om aan deze aflossingsverplichting te voldoen. Daarom betaalt de gemeente het openstaande bedrag aan de BNG en krijgt daarmee een vordering op het Warmtebedrijf. Hierdoor vervalt de garantie in 2020. Omdat het kredietrisico op deze garantie wegvalt, valt vanuit de kredietrisicoreserve € 52 mln vrij voor de vorming van een voorziening ter afdekking van de risico’s die samenhangen met de herstructurering van het Warmtebedrijf. Voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf, zie de paragraaf Verbonden partijen.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar)20202021202220232024
Energie 0 0 0 0 0
Totaal garanties t.b.v. deelnemingen 0 0 0 0 0
Zorg 7.202 6.322 5.509 4.707 3.954
Sport en recreatie 2.127 1.312 854 388 19
Kunst en cultuur 904 730 556 426 382
Overig 727 665 601 575 550
Totaal garanties t.b.v. niet-deelnemingen 10.959 9.029 7.520 6.096 4.905
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 10.959 9.029 7.520 6.096 4.905

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. In 2012 is de kredietrisicoreserve ingesteld om deze risico’s te kunnen afdekken. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bijdrage te worden gestort voor de dekking van deze kredietrisico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie, die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2020 de bedragen waarover risico wordt gelopen en het kredietrisico. Hierin zijn ook al opgenomen de nog te verstrekken noodsteunleningen aan Blijdorp en Ahoy.

Het kredietrisicobedrag voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. Na voltooiing van het strategisch programma door het WSW zal een methodiek ontwikkeld worden om het kredietrisicobedrag van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Dit gebeurt door de VNG in overleg met onder andere het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de G4-gemeenten.

Voor garanties ten behoeve van volkshuisvesting particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisicobedrag op bancaire richtlijnen. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. De kredietrisicoreserve (€ 22 mln) is vooralsnog toereikend om het hier berekende totale kredietrisicobedrag te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.

KredietrisicoberekeningUitstaand bedragKredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 9.411.419 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 33.357 934
Garanties t.b.v. rechtspersonen 10.959 3.005
Verstrekte leningen 194.203 11.741
Totaal 9.649.938 15.680