Lokale heffingen

De paragraaf Lokale Heffingen geeft inzicht in de samenstelling van het voorgestelde pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen in 2021; de relatieve druk van de lokale belastingen en heffingen; en de stand van zaken en de voornemens voor het begrotingsjaar rondom een aantal beleidsitems. Tot slot wordt ingegaan op het kwijtscheldingsbeleid.

 

Beleid

Op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), is het college van burgemeester en wethouders verplicht de gemeenteraad inzicht te geven in ten minste:

  • De geraamde inkomsten.
  • Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen.
  • Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarbij de mate van kostendekkendheid inzichtelijk wordt gemaakt.
  • Een aanduiding van de lokale lastendruk.
  • Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet is de raad verplicht om bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

In Rotterdam geldt de Verordening financiën Rotterdam 2021 en de regeling Financiën Rotterdam.

De verordening bepaalt in artikel 4, lid 7 dat de wettelijke paragrafen van de beleidsbegroting, waaronder de paragraaf Lokale Heffingen, zijn gebaseerd op afzonderlijke beleidsdocumenten. De raad stelt deze beleidsdocumenten kort na aanvang van iedere raadsperiode vast.

Met de Kadernota Lokale Lasten 2018-2022 is hiermee invulling gegeven op het gebied van lokale heffingen. Dit beleidskader geeft antwoord op vragen als: welke lokale lasten worden in Rotterdam geheven, op grond waarvan, wie betalen deze lasten, wat zijn de opbrengsten; en welke beleidsuitgangspunten gelden hierbij?

Daarmee heeft de raad de kaders voor het door het college te voeren lokale lastenbeleid voor de komende jaren vastgesteld. En daarover legt het college periodiek verantwoording af richting raad.

 

Uitgangspunten van de belastingheffing

Belastingheffing is een ingrijpende bevoegdheid van overheden in relatie tot de belastingbetalers. Dat vraagt om helderheid over de besteding van het belastinggeld, maar evenzeer om een correcte benadering van de belastingbetaler. Voor de relatie overheid - belastingbetaler gelden de volgende uitgangspunten:

  • Rechtmatigheid
  • Rechtszekerheid
  • Rechtsgelijkheid
  • Doelmatigheid
  • Doeltreffendheid

Daarnaast gelden de volgende uitgangspunten uit het coalitieakkoord ‘Nieuwe energie voor Rotterdam:

• We voeren de tariefdifferentiatie van de afvalstoffenheffing verder door. Naast een tarief voor gezinnen en alleenstaanden, komt er ook een tarief voor tweepersoonshuishoudens.
• De kwijtschelding van de afvalstoffenheffing wordt voor AOW-minima 100% en voor overige minima 75%.
• Het tarief voor de logiesbelasting wordt 6,5% van de overnachtingsprijs.
• Er worden geen nieuwe beleidsmaatregelen genomen die tot hogere woonlasten leiden (afvalstoffenheffing, rioolbelasting en ozb), exclusief mogelijk private financiële consequenties van de energietransitie.
• De opbrengst van de onroerendezaakbelasting (ozb) wordt alleen geïndexeerd en niet verhoogd. Areaaluitbreiding zorgt voor extra ozb-inkomsten.
• Het parkeertarief voor bezoekers en voor bewoners gaat omhoog.

Een verdere tariefdifferentiatie afvalstoffenheffing is, evenals de aanpassing van het tarief logiesbelasting naar 6,5%, reeds met ingang van 2019 doorgevoerd. De hierboven genoemde parkeertarieven zijn in 2019 eenmalig verhoogd, maar voor 2020 en volgende jaren bevroren. In 2020 en 2021 bedroeg het kwijtscheldingspercentage 76,5%. De overige uitgangspunten zijn ook met ingang van 2019 doorgevoerd. In de voorstellen voor 2022 wordt dit alles ongewijzigd voorgezet.


Voor de voortgang 2021 van algemene belastingsoorten en de bedrijfsvoering rond heffing en inning daarvan, wordt verwezen naar de taakvelden OZB-niet woningen, OZB-woningen, Belastingen overig en Economische promotie – opbrengsten logiesbelasting .

Inkomsten

In onderstaande tabel staat een specificatie van de opbrengsten van de belangrijkste belasting- en heffingsoorten:

 Jaarrekening 2020Begroting 2021*Jaarrekening 2021Programma 2022
Onroerend zaakbelasting** 266.721 260.855 275.000 Algemene middelen
Logiesbelasting 3.822 13.216 5.683 Algemene middelen
Reclame- en precariobelasting 25.836 25.460 26.513 Algemene middelen
Leges Omgevingsvergunning 31.323 22.042 28.872 Ruimtelijke ordening
Rioolheffing 77.583 82.176 82.296 Beheer van de stad
Bedrijfsreinigingsrecht 3.564 4.086 5.156 Beheer van de stad
Algemene parkeerbelasting 82.086 92.025 93.513 Verkeer en vervoer
Afvalstoffenheffing 97.634 101.185 100.193

Beheer van de stad

* Oorspronkelijke begroting 2021

** Bij de tariefsbepaling wordt rekening gehouden met de verdisconteerde verwachte oninbare ozb-opbrengsten. De gemeente brengt ongeveer € 9,9 mln van de hierboven geraamde belastingopbrengsten zelf op.

Kostendekkendheid tarieven

Tijdens de begrotingsbehandeling 2021 zijn door de raad ook de belastingverordeningen 2021 (inclusief de tarieven 2021) vastgesteld. Op grond van het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV) dient de paragraaf Lokale Heffingen van de begroting inzicht te geven in de mate van kostendekkendheid voor de voorgestelde tarieven 2021 van de verschillende belastingverordeningen. De kostendekkendheid wordt berekend op basis van een methode, die is vastgelegd in de door de raad vastgestelde Kadernota Lokale Lasten 2018 – 2022. Op grond van een stellige uitspraak door de commissie-BBV dient ook in de paragraaf Lokale Heffingen van de jaarstukken verantwoording afgelegd te worden of en in welke mate de tarieven voor heffingsjaar 2021 kostendekkend zijn geweest. Deze BBV-bepaling geldt overigens alleen voor tarieven waarvoor uitsluitend maximaal kostendekkende tarieven mogen worden geheven (zoals riool- en afvalstoffenheffing, leges publiekszaken, lijkbezorgings-rechten en omgevingsvergunningen) en niet voor algemene belastingen (waaronder OZB, precario- en reclamebelasting, precario standplaatsen, liggeld woonschepen en parkeerregulering en -belastingen). De algemene belastingen worden derhalve in onderstaande verder buiten beschouwing gelaten.

Voorafgaand dient verder te worden opgemerkt dat de tarieven 2021 na vaststelling door de raad (november 2020) op een paar uitzonderingen gedurende het heffingsjaar 2021 niet gewijzigd zijn. Deze uitzonderingen hebben betrekking op de tarieven voor het aanvragen van een aantal horeca- en evenementenvergunningen. De begroting 2021 is bij de verschillende P&C-producten in 2021 wel op een aantal plekken gewijzigd. Daarmee wordt in onderstaande niet zoals elders in de jaarstukken de uiteindelijke rekeningstand 2021 vergeleken met de begroting 2021 na 10-maandsbrief, maar wordt de uiteindelijke rekeningstand 2021 vergeleken met de in november 2020 vastgestelde begroting 2021.
De tussentijdse wijzigingen van begroting 2021 hadden verschillende redenen. Een daarvan was de gevolgen van de getroffen coronamaatregelen voor ontvangen baten uit en toe te rekenen kosten aan tarieven, die bij het opstellen van begroting 2021 nog niet geheel te voorzien waren. Zij zijn in onderstaande wel zichtbaar en verklaren voor een groot deel het verschil in begrote en gerealiseerde baten, lasten en kostendekkendheid van de tarieven 2021.  

Kostendekkendheid per hoofdstuk

De Algemene legesverordening bestaat uit hoofdstukken die de tarieven van een veelheid van uiteenlopende dienstverlening regelt. Per hoofdstuk bedragen de geraamde kosten, baten en daarmee het kostendekkendheidspercentage als volgt:

Lokale lastendruk

De ontwikkeling van de Rotterdamse lastendruk 2021

De onroerendezaakbelasting, afvalstofheffing en rioolheffing die we aan Rotterdammers opleggen, vormen de lokale lastendruk. De lokale lastendruk verschilt aanzienlijk per gemeente. In de onderstaande tabellen maken wij een vergelijking tussen Rotterdam en de andere G4-gemeenten. Hiervoor gebruiken we de cijfers van de COELO. 

Voor eenpersoonshuishoudens zien we voor 2021 dat de gemiddelde woonlasten in Rotterdam 3% hoger zijn dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. Dit percentage laat de afgelopen jaren een dalende trend zien. Dit  betekent dat de gemiddelde woonlasten voor eenpersoonshuishoudens in Rotterdam minder zijn gestegen dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. 

Voor meerpersoonshuishoudens zien we voor 2021 dat de gemiddelde woonlasten in Rotterdam 4% hoger zijn dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. Dit percentage laat de afgelopen jaren een dalende trend zien. Dit  betekent dat de gemiddelde woonlasten voor meerpersoonshuishoudens in Rotterdam minder zijn gestegen dan de gemiddelde woonlasten van de G4-gemeenten. 

 

 

 

Woonlasten 1-persoonshuishoudensRotterdamAmsterdam's-GravenhageUtrechtGemiddeld (G4)Rotterdam t.o.v. gemiddelde
Woonlasten 2018 674 502 493 661 583 16%
Woonlasten 2019 669 550 509 675 601 11%
Woonlasten 2020 691 564 542 712 627 10%
Woonlasten 2021 708* 652 596 783 685

3%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2021

Woonlasten meerpersoonshuishoudensRotterdamAmsterdam's-GravenhageUtrechtGemiddeld (G4)Rotterdam t.o.v. gemiddelde
Woonlasten 2018 717 581 546 706 637 13%
Woonlasten 2019 742 645 563 731 670 11%
Woonlasten 2020 774 656 597 762 698 11%
Woonlasten 2021 795 761 664 833 673 4%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2021

Kwijtscheldingsbeleid

In 2021 is in ongeveer 39.000 gevallen kwijtschelding verleend. Dat aantal is gelijk aan 2020.
In 2021 is in circa 24.700 gevallen automatische kwijtschelding verleend. Ten opzichte van 2020 is het aantal belastingplichtigen dat in 2021 in aanmerking kwam voor geautomatiseerde kwijtschelding gestegen, want in 2020 was dit aantal 23.900. 

Het toekenningspercentage voor 2021 is 36%. Dit is gelijk ten opzichte van 2020. 
De gemiddelde doorlooptijd van de afgehandelde kwijtscheldingsverzoeken bedroeg in 2021 78 dagen (in 2020 was dat 76 dagen). De doorlooptijd valt ruim binnen de marge van 4 maanden.
De gemiddelde doorlooptijd van een beroep was in 2021 105 dagen (in 2020 was dat 110 dagen)