Financiering

De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente bij de uitoefening van haar publieke taak.

Beleid

Financiering

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Op dat moment heeft de gemeente meer geld op de bankrekeningen staan dan strikt noodzakelijk is. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en de omvang is hoger dan een bepaald drempelbedrag, dan moet de gemeente dat geld aanhouden in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de vigerende Verordening financiën Rotterdam 2021, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2021

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. De gemeente rekent ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor opgenomen geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De bespaarde rente wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Rotterdamse investeringsmotor (RIM).

De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het programma Algemene middelen worden toegerekend aan de overige gemeentelijke programma's op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Dit gebeurt in het voorjaar voorafgaand aan het nieuwe begrotingsjaar, zodat er voldoende tijd is om eventuele wijzigingen te kunnen doorrekenen in de begrotingscijfers voor de meerjarenbegroting. Vanwege de grote onzekerheden is er voor gekozen om de omslagrente investeringen met 1,50% in 2023 ongewijzigd te houden ten opzichte van 2022. Ook de bespaarde rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen blijft met 1,50% gelijk in 2023. De bestendige gedragslijn is om beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. De omslagrente BIE wordt bepaald als het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille, naar de verhouding vreemd vermogen / totaal vermogen. Deze omslagrente BIE komt uit op 0,8%. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de Voorziening pensioenen bestuurders. Aan deze voorziening moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de rentetoerekening voor pensioenvoorzieningen voor 2022 en verder gesteld op 0,528%. 

In de begroting 2023 en verder worden de volgende interne rentepercentages onderscheiden:

  • Omslagrente bouwgronden in exploitatie: 0,8%
  • Omslagrente investeringen: 1,5%
  • Bespaarde rente: 1,5% 
  • Rentetoerekening pensioenvoorziening bestuurders: 0,528%

Bij de voorjaarsnota 2023 wordt bekeken of deze percentages moeten worden aangepast.

Leningverstrekking en garantieverlening

Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en besluit of bij marktfalen overheidsingrijpen noodzakelijk is. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te ondersteunen.

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de investeringen en de ontwikkeling van de financieringsmiddelen zijn belangrijk om de ontwikkeling van het financieringstekort te kunnen bepalen. Het financieringstekort is het verschil tussen het bedrag van de verwachte boekwaarde van de investeringen en de beschikbare financieringsmiddelen Door de ontwikkeling van de bestaande leningenportefeuille met die van het financieringstekort te combineren ontstaat inzicht in de ontwikkeling van de totale leningenpositie van de gemeente.

Investeringen
De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden (Hart van Zuid: zwembad en kunstenpand) en voorbereidingskosten voor nog niet geactiveeerde grondexploitaties. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal door deelname in verbonden partijen en verstrekte geldleningen aan derden. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.

De (im)materiële vaste activa stijgen in de komende jaren door diverse investeringen in bijvoorbeeld de zeven stadsprojecten, versnelde ombouw straatverlichting naar LED, modernisering Schiebruggen, vervanging riolering en onderwijshuisvesting, zie de paragraaf Investeringen. De boekwaarde van de investeringen stijgt in de meerjarenbegroting naar € 4,7 mld.

Investeringen (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Immateriële vaste activa 53.588 52.053 54.123 52.310 50.497
Materiële vaste activa 3.160.306 3.608.084 3.836.049 3.998.492 4.177.003
Kapitaalverstrekkingen 443.376 442.894 442.413 441.932 441.451
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 69.141 54.471 40.996 27.248 14.917
Overige financiële vaste activa 27.542 27.179 26.813 26.382 25.997
Financiële vaste activa 540.059 524.544 510.222 495.562 482.365
Voorraden -76.481 -99.787 -68.373 -36.535 -10.939
Netto banksaldi 0 0 0 0 0
Totaal investeringen 3.677.473 4.084.895 4.332.021 4.509.830 4.698.926

Financieringsmiddelen

De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen met een looptijd van 1 jaar of langer en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar. Ten slotte wordt het overig netto werkkapitaal tot de financieringsmiddelen gerekend. Het netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

Extra reserveringen voor de dekking van toekomstige investeringen zorgen voor een toename van het eigen vermogen in de komende jaren. De bespaarde rente over de reserves en voorzieningen is een belangrijke jaarlijkse voedingsbron voor de RIM. Daarnaast leiden twee grote erfpachtconversies in 2022 en 2023 tot aanzienlijke opbrengsten. Deze opbrengsten worden niet alleen toegevoegd aan de RIM, maar ook aan enkele andere reserves. Dit zijn bijvoorbeeld de bestemmingsreserve Armoedefonds, de bestemmingsreserve Rivièrahal Blijdorp, de bestemmingsreserve Nationaal Programma Rotterdam Zuid en het duurzaamheidstransitiebudget. De onttrekkingen aan deze reserves zullen bij een volgend P&C-moment worden geraamd. De bestemmingsreserve Nationaal Programma Rotterdam Zuid en het duurzaamheidstransitiebudget groeien de komende jaren ook nog verder door toevoeging van rijksmiddelen. Zie voor de ontwikkelingen van de reserves de balanspagina Reserves. De voorzieningen blijven stabiel. Zie voor de ontwikkeling van de voorzieningen de balanspagina Voorzieningen. De lopende langlopende schulden dalen in de komende jaren geleidelijk door reguliere aflossingen. Per saldo nemen de beschikbare financieringsmiddelen toe tot € 3,7 mld.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Eigen vermogen 2.515.439 2.610.119 2.715.894 2.844.336 2.898.409
Voorzieningen 104.887 104.840 104.794 104.748 104.701
Interne financieringsmiddelen 2.620.325 2.714.960 2.820.688 2.949.084 3.003.111
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 638.658 533.922 443.848 428.571 412.985
Overige leningen 35.975 34.870 33.766 32.662 31.557
Langlopende schulden 674.633 568.792 477.614 461.233 444.542
Kasgeldleningen 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000
Overig netto werkkapitaal -69.036 -69.036 -69.036 -69.036 -69.036
Totaal lopende financieringsmiddelen 3.525.922 3.514.716 3.529.266 3.641.281 3.678.616

Financieringstekort

Het financieringstekort geeft het bedrag weer van de nieuw aan te trekken leningen als de overige balansposten zoals vaste activa (investeringen), eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen zich volgens de begroting ontwikkelen. Het financieringstekort loopt in de komende jaren op tot € 1,0 mld. De gemeente past totaalfinanciering toe. Daarbij worden op basis van de werkelijke totale liquiditeitsbehoefte (het saldo van uitgaven en ontvangsten) van de gemeente leningen aangetrokken of middelen bij de schatkist gestald. Ervaring leert dat de werkelijke liquiditeitsbehoefte in de praktijk lager uitvalt dan het begrote financieringstekort. Volgens de wet fido mag niet eerder worden geleend dan dat de middelen daadwerkelijk benodigd zijn. Ook moet de looptijd passen bij de verwachte duur van de liquiditeitsbehoefte. Pas bij een structurele liquiditeitsbehoefte worden langlopende leningen afgesloten.

Financieringstekort (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Investeringen 3.677.473 4.084.895 4.332.021 4.509.830 4.698.926
Lopende financieringsmiddelen 3.525.922 3.514.716 3.529.266 3.641.281 3.678.616
Financieringstekort 151.551 570.179 802.755 868.549 1.020.309

Ontwikkeling leningenpositie

Uitgaande van bovenstaande ontwikkeling van het financieringstekort neemt het totaal aan kort- en langlopende leningen tot eind 2026 toe tot € 1,7 mld. Dit patroon is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote, de netto schuldpositie gedeeld door het totaal van de baten, vertoont een stijgende lijn. Toch ligt de netto schuldquote met een maximum van 42,6% gedurende de gehele meerjarenperiode volgens de toezichthouder in de categorie 'minst risicovol' (<90%). Er is sprake van een stabiele solvabiliteitsratio, het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal. De solvabiliteitsratio blijft in deze meerjarenbegroting ruim boven 50% en daarmee ruim aan de goede kant van de signaalwaarde die door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd (20%). Voor meer informatie over de kengetallen, zie de paragraaf Financiële kengetallen.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Kasgeldleningen 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 638.658 533.922 443.848 428.571 412.985
Financieringstekort 151.551 570.179 802.755 868.549 1.020.309
Lange leningen 790.208 1.104.100 1.246.603 1.297.120 1.433.294
Totaal korte en lange geldleningen 1.090.208 1.404.100 1.546.603 1.597.120 1.733.294

Rente

In 2022 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) voor het eerst sinds 11 jaar de rente verhoogd. Bij een aanhoudend hoog blijvende inflatie kunnen er meer renteverhogingen worden verwacht. Voor het begrotingsjaar 2023 wordt gerekend met een aanvankelijk sterk stijgende korte rente. In de latere jaren van de meerjarenbegroting tot en met 2026 wordt gerekend met een korte rente die stabiliseert rond 2%. Dit percentage is afgeleid van het meerjarig streefpercentage van de ECB voor de inflatie binnen de Eurozone. Voor het financieringstekort wordt gerekend met een lange rente die gedurende diezelfde periode oploopt tot 3,25%. Dit is gebaseerd op het langjarig gemiddelde voor gemeenteleningen.

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties. De in de loop van de jaren stijgende financieringsbehoefte leidt tot een toename van de rentelasten. De toe te rekenen externe rente als saldo van de rentelasten, de rentebaten en de toerekening van de omslagrente BIE aan de grondexploitaties, bedraagt € 13,3 mln in 2022 en loopt op tot € 42,6 mln in 2026. Dit wordt met name veroorzaakt door een oplopend financieringstekort en een stijgende marktrente. Na toerekening van de rente aan de interne financieringsmiddelen, bedragen de totale financieringskosten in 2022 € 48,7 mln, oplopend tot € 85,7 mln in 2026. De omslagrente van 1,5% is in 2022 toereikend om de financieringskosten te kunnen doorberekenen. In het voorjaar 2022 is, gezien alle onzekerheden, besloten om de omslagrente voor de begroting 2023 gelijk te houden. Dit leidt in de jaren 2023 tot en met 2026 tot negatieve renteresultaten. Deze worden in de voorliggende begroting opgevangen en passen binnen de marges die binnen het BBV zijn toegestaan. Bij de voorjaarsnota 2023 wordt bezien of een structurele verhoging van de omslagrente voor de begroting 2024 nodig is.

Renteschema20222023202420252026
Externe rentelasten korte en lange leningen -14.510 -26.709 -34.736 -39.934 -42.525
Rentebaten verstrekte leningen 2.546 2.095 1.691 1.347 1.033
Saldo externe rentelasten en rentebaten -11.964 -24.614 -33.044 -38.587 -41.493
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) -1.370 -1.602 -1.570 -1.318 -1.089
Toe te rekenen externe rente -13.334 -26.216 -34.614 -39.905 -42.582
Rente over eigen vermogen (toevoeging RIM) -34.966 -37.732 -39.152 -40.738 -42.665
Rente over voorzieningen (toevoeging RIM) -148 -158 -157 -156 -155
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorziening) -276 -276 -276 -276 -276
Totaal toe te rekenen rente -48.724 -64.382 -74.199 -81.075 -85.678
Toegerekende omslagrente 51.227 56.736 62.068 65.216 68.036
Renteresultaat 2.503 -7.646 -12.131 -15.859 -17.642

Wettelijke normen

In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Drempel schatkistbankieren
Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om te voorkomen dat onverwachte ontvangsten en uitgestelde betalingen direct leiden tot onrechtmatigheid mag er bij gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanwezig zijn. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting, 2% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% over het meerdere daarboven. Voor 2023 komt het drempelbedrag voor de gemeente Rotterdam uit op € 17,7 mln. Indien de gemiddelde banksaldi boven deze drempel komen, worden deze middelen in de schatkist van het Rijk aangehouden. Door strakke sturing op de liquiditeitspositie zijn de gemiddelde banksaldi altijd ruim onder de drempel gebleven.

Kasgeldlimiet
De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de voorliggende begroting 2023. De in de tabel getoonde bedragen zijn jaargemiddelden. Er moet enerzijds rekening worden gehouden met beschikbare kredietlijnen en anderzijds met tijdelijke uitschieters in de behoefte aan kort geld. Daarom wordt voorzichtigheidshalve enige marge aangehouden onder de kasgeldlimiet en wordt er gestuurd op een gemiddelde netto korte schuld van € 300 mln. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet zullen nieuwe lange leningen worden aangetrokken.

Kasgeldlimiet20222023202420252026
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.150.519 4.354.412 4.354.412 4.354.412 4.354.412
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 352.794 370.125 370.125 370.125 370.125
Gemiddelde vlottende schulden 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000
Gemiddelde vlottende middelen 0 0 0 0 0
Gemiddelde netto vlottende schulden 300.000 300.000 300.000 300.000 300.000
In % begroting 7,2% 6,9% 6,9% 6,9% 6,9%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 52.794 70.125 70.125 70.125 70.125

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de voorliggende begroting. De omvang van de begroting 2023 geldt volgens de wet ook als grondslag voor de toetsing van de daaropvolgende jaren. Nieuw af te sluiten leningen worden zodanig gestructureerd dat de renterisiconorm ook in de komende jaren niet wordt overschreden.

Renterisiconorm20222023202420252026
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.150.519 4.354.412 4.354.412 4.354.412 4.354.412
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 830.104 870.882 870.882 870.882 870.882
Renteherzieningen 0 50.000 0 0 0
Aflossingen 24.768 104.736 175.074 100.277 100.587
Risicobedrag 24.768 154.736 175.074 100.277 100.587
In % begroting 0,6% 3,6% 4,0% 2,3% 2,3%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 805.335 716.146 695.809 770.606 770.296

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij zijn de renterisico's van € 185 mln aan onderliggende financieringsbehoefte ingedekt. Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze bank heeft met een AAA-rating de hoogste mogelijke kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.

Renterisico
Bij de berekening van het renterisico over de totale schuld worden zowel renterisico’s die samenhangen met de korte als de lange schuld betrokken en wordt naast de herfinanciering ook eventuele uitbreiding van de financieringsbehoefte meegenomen. Dit resulteert in het bedrag dat blootstaat aan risico’s van een rentestijging.

Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen. Voor meer informatie over het gemeentelijke beleid met betrekking tot risicobeheersing, zie de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Renterisico2023202420252026
Renteherzieningen 50.000 0 0 0
Financieringstekort (stand primo) 151.551 570.179 802.755 868.549
Renterisicobedrag vaste schulden 201.551 570.179 802.755 868.549
Renterisicobedrag netto vlottende schulden 300.000 300.000 300.000 300.000
Totaal renterisicobedrag 501.551 870.179 1.102.755 1.168.549
Renterisico (2%) 10.031 17.404 22.055 23.371

Leningverstrekking

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.

De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft een aflopend karakter. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst aangegaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en niet meer bij de gemeente. De komende jaren zal de omvang van de aan de woningcorporaties verstrekte leningen verder dalen. Oorspronkelijk was de gemeente ook de financier van RET Infrastructuur BV en RET Railgebonden Voertuigen BV. In 2016 is besloten dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) de rol als financier van beide entiteiten overneemt van de gemeente. Slechts een beperkt pakket met leningen bleef achter bij de gemeente. Deze worden in de komende jaren door de RET afgelost volgens het bestaande aflossingsschema en vervolgens geherfinancierd bij de MRDH.

De overige financiële activa betreffen leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling. Ook de leningen die lopen via de Kredietbank Rotterdam, het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN) vallen onder deze categorie.

Verstrekte leningen (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Woningcorporaties 35.141 28.971 23.996 18.748 14.917
Deelnemingen 34.000 25.500 17.000 8.500 0
Overige verbonden partijen 0 0 0 0 0
Totaal leningen 69.141 54.471 40.996 27.248 14.917
Sportverenigingen 3.878 3.750 3.622 3.432 3.293
Economische ontwikkeling 10.025 10.025 10.025 10.025 10.025
Overig 13.639 13.404 13.166 12.925 12.680
Totaal overige financiële vaste activa 27.542 27.179 26.813 26.382 25.997
Totaal verstrekte leningen 96.683 81.650 67.809 53.630 40.914

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Als de buffers van het WSW op enig moment ontoereikend zijn, kan het WSW de woningcorporaties aanspreken op een obligoverplichting. Dit is een voorwaardelijke verplichting tot liquiditeitssteun. Als deze steun onvoldoende blijkt om de liquiditeitsproblemen van het WSW op te lossen, dan wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2021 zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in verschillende overeenkomsten, waaronder ook nieuwe achtervangovereenkomsten met gemeenten. De nieuwe overeenkomsten bevatten een aantal verbeteringen voor de positie van de gemeente als achtervanger. De versterking van de positie van het WSW heeft onder andere geleid tot de invoering van een direct door het WSW bij de woningcorporaties opvraagbare obligolening en tot betere afspraken over het onderpand dat het WSW heeft op het vastgoed van woningcorporaties. Vóór 1 augustus 2021 stonden gemeenten rechtstreeks in de achtervang voor individuele leningen. Voor leningen na 1 augustus 2021 worden leningen achteraf aan gemeenten toegerekend naar rato van het bezit van de betreffende corporatie dat zich in de gemeente bevindt.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag in de onderstaande tabel weergegeven als het totaal van de toegerekende borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. Nu het strategisch programma door het WSW voltooid is, is de VNG gevraagd een methodiek te ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar)20222023202420252026
WEW 2.235.000 2.035.000 1.835.000 1.635.000 1.435.000
WSW 7.068.944 7.068.944 7.068.944 7.068.944 7.068.944
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 9.303.944 9.103.944 8.903.944 8.703.944 8.503.944

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Hypotheekgaranties 24.510 21.787 19.063 16.340 13.617
Garantie NRF-leningen 2.100 1.700 1.500 1.400 1.350
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 26.610 23.487 20.563 17.740 14.967

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar)20222023202420252026
Zorg 5.509 4.707 3.954 3.294 2.955
Sport en recreatie 827 365 0 0 0
Kunst en cultuur 556 426 382 337 293
Overig 601 575 550 525 498
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 7.493 6.073 4.887 4.156 3.746

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. In 2012 is de kredietrisicoreserve ingesteld om deze risico’s te kunnen afdekken. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bijdrage te worden gestort voor de dekking van deze kredietrisico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie, die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2022 de bedragen waarover risico wordt gelopen en het kredietrisico. 

Het kredietrisicobedrag voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. Nu het strategisch programma door het WSW voltooid is, kan een methodiek ontwikkeld worden om het kredietrisicobedrag van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Naar verwachting zal de VNG in 2023 met een advies komen hoe het kredietrisicobedrag met betrekking tot de achtervangpositie in het WSW te berekenen.

Voor garanties ten behoeve van volkshuisvesting particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisicobedrag op bancaire richtlijnen. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. De kredietrisicoreserve (€ 19,2 mln) is vooralsnog toereikend om het hier berekende totale kredietrisicobedrag te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.

KredietrisicoberekeningUitstaand bedragKredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 9.303.944 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 26.610 745
Garanties t.b.v. rechtspersonen 7.493 2.015
Verstrekte leningen 96.683 6.485
Totaal 9.434.730 9.245