Algemeen

Het gemeentefonds van het Rijk is de grootste inkomstenbron voor de gemeente. De ontwikkeling van het gemeentefonds bepaalt in belangrijke mate hoeveel financiële ruimte de gemeente heeft. Tot het gemeentefonds behoren de algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen. Met het geld dat ontvangen wordt vanuit het gemeentefonds, kunnen gemeenten zelfstandig beleid voeren. Gemeenten moeten echter wel de hen wettelijk opgedragen taken betalen met het geld dat zij uit het gemeentefonds ontvangen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de betaling van de Jeugdzorg en het verstrekken van bijstandsuitkeringen.

Drie keer per jaar informeert het Rijk de gemeenten over het gemeentefonds:

•    in mei/juni op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk;
•    in september op basis van de Miljoenennota van het Rijk;
•    in december op basis van de Najaarsnota van het Rijk.

Wanneer er ontwikkelingen zijn in de totale rijksuitgave (accresrelevante uitgaven; ARU) heeft dit direct invloed op de algemene uitkering van het gemeentefonds. Deze normeringssystematiek wordt het trap-op-trap-af systeem genoemd. Dit betekent dat wanneer er meer geld beschikbaar is vanuit het Rijk, het gemeentefonds ook toeneemt. De jaarlijkse toe- of afname- van het gemeentefonds wordt het accres genoemd. 
 

Kabinetsformatie en coalitieakkoord

De hoogte van het gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2022. Voor 2022 tot en met 2025 past het Rijk nog de bestaande normeringssystematiek toe: trap-op-trap-af. Vanaf 2026 is het accres vastgezet op een plus van in totaal € 1 miljard boven op de stand van de Miljoenennota. Over deze € 1 miljard vindt nog indexatie plaats voor de loon- en prijsontwikkelingen. Het vastklikken van het accres vanaf 2026 is dus niet volgens de bestaande normeringssystematiek. Dit heeft geleid tot verstoorde verhoudingen tussen Rijk en gemeenten.

Op verzoek van de VNG en in opdracht van het Kabinet heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) sinds maart 2022 gesprekken met gemeenten, het Rijk en andere betrokken partijen. Deze gesprekken gaan over de financiële verhoudingen en daarbij oplossingsrichtingen voor het financiële tekort op het gemeentefonds vanaf 2026.

Het doel van de opdracht is om een aanzet te ontwikkelen voor een andere financieringssystematiek van decentrale overheden vanaf 2026. Het kabinet wil vanaf dat jaar een andere systematiek gaan gebruiken. De huidige manier zorgt voor te veel schommelingen in de inkomsten van gemeenten en provincies, en biedt deze medeoverheden te weinig ruimte voor het maken van eigen keuzes. In het rapport staan een aantal aanbevelingen om daar gevolg aan te geven en dezen worden nu door betrokken partijen besproken. 
 

Fixatie gemeentefonds

De accresraming van 2022 tot en met 2025 van het gemeentefonds zijn vastgelegd op het niveau van de meicirculaire 2022. Diverse partijen, waaronder het Centraal Planbureau, waarschuwden dat het regeerakkoord van het Rijk kan leiden tot onderbesteding van rijksuitgaven. Mede in het kader van stabiliteit voor gemeenten heeft de VNG voor de zomer 2022 met het Rijk de afspraak gemaakt het accres voor de periode 2022-2025 vast te zetten op de standen van de meicirculaire 2022. Een uitzondering geldt voor de mutaties van waarden maatstaven en inflatieontwikkelingen.

Herziening gemeentefonds en onderhoud verdeling gemeentefonds

De afgelopen jaren hebben de fondsbeheerders samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), gemeenten en de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) gewerkt aan de nieuwe verdeling van het gemeentefonds. Op 6 april 2022 zijn de Tweede Kamer en gemeenten geïnformeerd over de invoering van de nieuwe verdeling per 1 januari 2023. Op basis van de ontvangen adviezen van de ROB en de VNG en de reacties van gemeenten hebben de fondsbeheerders besloten het ‘ingroeipad’ te beperken tot drie jaar. Het maximale effect is circa € 7,50 per inwoner in 2023 en circa € 15 per inwoner in 2024 en 2025. Daarmee komt het maximale effect op circa € 37,50 per inwoner in 2025. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal economische status geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Het maximale negatieve effect voor gemeenten met een aangepast ingroeipad is € 22,50 per inwoner: - € 5 per inwoner in 2023, - € 7,50 per inwoner in 2024 en - € 10 per inwoner in 2025. Dit is verwerkt in de begroting 2023.

Het nieuwe model is geen eindstation maar vraagt om continu onderhoud. De invoering van het nieuwe model krijgt een tijdige evaluatie. Op basis hiervan zal worden besloten over de jaren 2026 en verder. De komende jaren zullen diverse maatstaven en kenmerken (o.a. grootstedelijkheid, centrumfunctie, eenpersoonshuishoudens en overige eigen middelen) van gemeenten nader worden onderzocht voor de verdeling van het gemeentefonds.