Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

Voor een gezonde financiële positie moet de gemeente over voldoende weerstandsvermogen beschikken. Dit houdt in dat de gemeente over voldoende capaciteit beschikt om de financiële risico’s op te kunnen vangen die niet zijn afgedekt. De gemeente wil ook voorkomen dat iedere onvoorziene, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen of dat er juist een onnodig hoge financiële buffer wordt aangehouden. 

Het weerstandsvermogen is opgebouwd uit de verhouding tussen twee componenten, het benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid rondom het weerstandsvermogen is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit ten minste 1,00 te laten zijn. Dit wil zeggen dat de beschikbare weerstandscapaciteit (de teller) minstens gelijk is aan de benodigde weerstandscapaciteit (de noemer). Oftewel dat er genoeg middelen (beschikbare weerstandscapaciteit) aanwezig zijn om de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) op te vangen. Ook in het coalitieakkoord is bekrachtigd dat er wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen van minimaal 1,00 in alle jaren van de meerjarenraming.

Om te komen tot de benodigde weerstandscapaciteit wordt periodiek (voorafgaand aan de voorjaarsnota/eerste herziening, begroting/tweede herziening en jaarrekening) geïnventariseerd welke grote financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt of zich hebben voorgedaan, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van een risico-simulatiemodel de benodigde weerstandscapaciteit bepaald. In het risico-simulatiemodel wordt, gegeven de ingevoerde risico’s, een berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gemaakt aan de hand van 5000 automatisch gegenereerde mogelijk situaties en met een percentage van 95% zekerheid. Dit betekent dat de benodigde weerstandscapaciteit 95% van de mogelijke situaties weerspiegeld. Onderstaand is weergegeven welke risico’s zijn opgenomen bij de berekening van de benodigd weerstandscapaciteit, tevens is toegelicht op welke onderdelen de risico’s voor de benodigd weerstandscapaciteit afwijken ten opzichte van de eerste herziening 2022. 

De benodigde weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend met de onderstaande bestanddelen:
•    De algemene reserve;
•    De risicoreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (op dit moment zijn dit de Kredietrisicoreserve, Bestemmingsreserve BUIG (macrobudget gebundelde uitkeringen), Bestemmingsreserve decentralisatie AWBZ (algemene wet bijzondere ziektekosten) en Bestemmingsreserve Tweedelijns WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdhulp);
•    De wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Bij de tabel ontwikkeling weerstandsvermogen wordt toegelicht en inzichtelijk gemaakt hoe het weerstandsvermogen zich in de loop van de tijd ontwikkeld.
Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,00 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenraming weer 1,00 of meer zal bedragen.

Tevens wordt bij de begroting 2023 de geactualiseerde beleidsnota weerstandsvermogen en risicobeheersing voorgelegd ter bekrachtiging.
 

Risico's

In onderstaande tabel worden de financiële risico’s (>= € 1,0 mln) welke mee worden genomen in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Grondexploitatiesbuiten model58.00058.0002022 e.v.

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model9.2459.2452022 e.v.

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
Inkomensregeling (BUIG)25%0100.0002022

  25% 0 80.000 2023
  25% 0 60.000 2024 e.v.
De inkomsten die Rotterdam van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen schieten mogelijk tekort om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget (het zogeheten macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. In de jaren 2018-2021 kende Rotterdam een positief resultaat op de BUIG, na vele jaren van grote tekorten. De coronacrisis raakte de Rotterdamse arbeidsmarkt in 2020 bovengemiddeld én het BUIG-deelbudget voor loonkostensubsidies (LKS) wordt met ingang van 2022 op basis van realisatiecijfers verdeeld, waardoor Rotterdam nu een aanzienlijk minder gunstige positie heeft in de budgetverdeling BUIG. Risico's zijn:
• Net als in de Begroting 2022 en 1e herziening wordt ervan uitgegaan dat het Rotterdamse bijstandsvolume zich parallel aan het landelijke bijstandsvolume (volgens CPB-ramingen) gaat ontwikkelen. Als Rotterdam ook in 2022 en 2023 een ongunstigere ontwikkeling van het aantal uitkeringen kent, zal dat leiden tot een financieel tekort op de BUIG.
• Wijziging van het budgetaandeel Rotterdam in het BUIG-budget voor 2023. Dit kent twee onderdelen: (1) veranderingen in verdeelmodel voor bijstandsbudgetten (jaarlijkse actualisatie van verdeelmaatstaven) en (2) veranderingen in de verdeling van het LKS-deelbudget op basis van gerealiseerde LKS-uitgaven in het vorige jaar. Een wijziging van slechts 0,2% in het aandeel van Rotterdam betekent direct een stijging/daling van de inkomsten met € 13 mln. Het budgetaandeel 2023 wordt in oktober '22 gepubliceerd. De gewijzigde verdeelsystematiek voor het LKS-deelbudget betekent een risico op oplopende tekorten, omdat andere gemeenten vooralsnog relatief meer banen met LKS realiseren dan Rotterdam.
• Onzeker is wat de financiële consequenties zijn van meer nadruk op de menselijke maat in de uitvoering van de Participatiewet.

Al met al schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG meerjarig op 25%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van de BUIG lasten (circa € 600 mln). Voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling (voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren). Bij het bepalen van het maximale tekort in enig jaar is derhalve rekening gehouden met de werkelijke/begrote saldo op BUIG van de twee voorgaande jaren. 
Renterisico50%02.4642022

  50% 0 10.031 2023
  50% 0 17.404 2024
  50% 0 22.055 2025
  50% 0 23.371 2026
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen opgevangen kan worden.
Gemeentefonds (omvang)50%010.0002026

Bij de Voorjaarsnota 2022 (Rijk)/meicirculaire 2022 hebben gemeenten met het Rijk afgesproken het gemeentefonds voor de periode t/m 2025 te fixeren. Voor de periode vanaf 2026 zal een nieuwe financieringssystematiek in plaats van de Trap-op-trap-af-systematiek worden worden uitgewerkt. Daarnaast kan het periodieke onderhoud  van het gemeentefonds (onderzoeken groot stedelijke kosten, centrumfunctie en eigen inkomsten) vanaf 2026 tot lagere inkomsten (bij huidige spelregels <15 euro per inwoners per jaar> € 10  mln per jaar) leiden.  
Gemeentefonds (BTW-compensatiefonds)25%010.0002022 e.v.

Risico dat -landelijke- declaraties bij het BTW-compensatiefonds (BCF) zich anders ontwikkelen dan geraamd. 
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.0002022 e.v.

Risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Inflatie o.a. wijziging werkgeverspremies 2023 en nog af te sluiten cao gemeenteambtenaren vanaf 202350%030.0002023 e.v.

Nog niet gepubliceerde werkgeverspremies 2023 (met name pensioenpremies) en een nog niet afgesloten cao voor het jaar 2023 kunnen leiden tot financiële consequenties. Risico is een financiele vertaling van 2% hogere uitkomst dan geraamd in begroting 2023 en niet vergoed door Rijk. Het heeft in principe een doorwerking naar het indexeringspercentage van subsidies. 
OZB-opbrengsten40%010.0002022 e.v.

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo25%010.0002022 e.v. 

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten, wat gepaard ging met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met hogere zorguitgaven tot gevolg. Met de invulling van de Ambtelijke Opdracht Zorg is meerjarig een sluitende zorgbegroting neergelegd. Het risico bestaat echter dat de hierin gepresenteerde en in een hierop aansluitende bestuursopdracht nader uit te werken kostenbeheersingsmaatregelen onvoldoende effect sorteren. De zogeheten compensatieplicht uit de Wmo 2015 ligt hier mede aan ten grondslag (gemeenten dienen iedereen die op basis van de Wmo 2015 zorg vraagt en geïndiceerd krijgt, die zorg ook te verstrekken).
Tweedelijns Wmo (prijseffect uitspraak voorzieningenrechter)*50%7.50015.0002023-2024

Voor de tussentijdse én nieuwe inkoop Wmo maatwerkondersteuning (beoogde ingangsdatum 1-1-2023 resp. 1-1-2024) is de gemeente bij gerechtelijke uitspraak opgedragen om enkele parameters in de berekeningen van de tarieven aan te passen (om te voldoen aan de algemene maatregelen van bestuur reële prijzen in de zorg). Dit leidt naar verwachting tot hogere tarieven. Op basis van de gerechtelijke uitspraak is daarom in de begroting al een voorschot genomen op het verwachte tariefseffect. Met de uitkomsten van het smalle tarievenonderzoek, dat in juli 2023 is afgerond, is nu het verwachte tariefseffect nauwkeuriger bepaald en is hoger dan het reeds in de begroting verwerkte verwachte tariefseffect. Twee variabelen zijn echter van grote invloed en vormen een onzekerheid voor het uiteindelijke tariefseffect in 2023, te weten de verzilveringsgraad en het aantal indicaties.
Tweedelijns Wmo (rijkslobby)*50%020.0002022 e.v.

Er loopt op dit moment een bestuurlijk gesprek tussen Rijk en gemeenten over de financiële houdbaarheid van de Wmo en de tekorten bij gemeenten. Met het oog hierop is in de begroting een post Lobby Wmo (€ 60 mln in 2026) opgenomen. Het Rijk ziet de introductie van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage per 2025 als een middel om de Wmo beheersbaar te maken en zal dit betrekken bij de discussie over de noodzaak voor aanvullende rijksmiddelen voor de Wmo. Het risico dat deze rijkslobby niet zal leiden tot volledige invulling van de stelpost ter hoogte van € 60 mln (omgerekend € 1,5 mld landelijk) is aanzienlijk. 
Tweedelijns Jeugdhulp (woonplaatsbeginsel)50%01.0002022 e.v.

Door een wijziging in de grondslag van het woonplaatsbeginsel voor jeugdhulp zal Rotterdam verantwoordelijk worden voor nieuwe cliënten en zullen er cliënten overgaan naar andere gemeenten. Het oorspronkelijke risico was berekend op € 11,5 mln. Inmiddels is hiervoor een Rijksbijdrage van € 10,5 mln ontvangen en structureel verwerkt in de begroting vanaf 2022. De resterende € 1,0 mln wordt nu nog als risico opgevoerd.
Ruimen bommen25%09.0002022 e.v.

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.0002022 e.v.

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%05.0002022 e.v.

Om binnen een groot project financiele tegenslagen te kunnen opvangen, maakt een risicoreserve (ook wel genoemd: risico-opslag of post onvoorzien) deel uit van de projectkostenraming. De risicoreserve ziet toe op de risico's die specifiek voor het project gelden. Het projectbudget wordt conform deze projectkostenraming bepaald, aangevuld met een onzekerheidsreserve. De onzekerheidsreserve biedt aanvullende zekerheid dat het project, bij een gelijkblijvende scope, binnen het beschikbare budget wordt afgerond. In aanvulling hierop wordt bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit rekening gehouden met het risico dat het totaal van alle projectbudgetten, ondanks het aanhouden van deze reserves, overschreden wordt. Gelet op het feit dat sinds 2017 wettelijk is voorgeschreven dat nagenoeg alle investeringen in materiele vaste activa (het gros van de projectuitgaven) moeten worden geactiveerd en afgeschreven, waardoor hogere projectuitgaven worden uitgesmeerd over de jaren waarin de gerealiseerde activa worden afgeschreven, is bij de eerste herziening 2022 het maximale risico waarmee traditioneel werd gerekend (€ 25 mln) neerwaarts bij te stellen tot € 5 mln.
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%08.2002022 e.v.

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
Het risico bestaat dat de gemeente zijn aandeel in een fonds moet afwaarderen. Gelet op het risico-profiel wordt de kans op afwaardering ingeschat op 50%. Dit is een marktconform percentage. De totale boekwaarde van de betreffende investeringsfondsen bedraagt € 8,2 mln. 
Compenserende maatregelen en planschades50%06.5002022 e.v.

Bij projecten loopt de gemeente het risico op planschades en het nemen van compenserende maatregelen. Vooralsnog doet het risico zich bij een beperkt aantal projecten voor. Hierdoor ontstaan mogelijk kosten voor de gemeente om de voorgenomen projecten binnen de kaders in uitvoering kunnen brengen. De mate waarin is niet duidelijk. Om vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen is ervoor gekozen om de afzonderlijke projectrisico’s gezamenlijk te presenteren. 
Personeelskosten vrijwillige brandweer50%1.5001.5002022 e.v.

De positie van de brandweervrijwilligers op grond van de deeltijdrichtlijn is juridisch niet meer houdbaar.
Landelijk is onderzocht of een fundamenteel onderscheid in taken tussen een vrijwilliger en een
beroepsmedewerker (taakdifferentiatie) hiervoor een oplossing biedt. Onlangs heeft de minister hierop een
finale juridische toets laten doen waaruit blijkt dat voor het behoud van vrijwilligheid bij de brandweer
taakdifferentiatie niet vereist wordt door Europees recht onder voorwaarde dat de rechtspositie van
brandweervrijwilligers expliciet gebaseerd wordt op het concept van vrijwilligheid. Dit betekent dat het
contrast tussen vrijwillige en beroepsbrandweer verscherpt moet worden en dat niet meer gewerkt kan
worden met geconsigneerde en gekazerneerde vrijwilligheid. Inmiddels werkt het veiligheidsberaad aan een implementatieplan hiervoor.
Landelijk is in kaart gebracht wat de consequenties hiervan zijn waarbij het uitgangspunt is om vanuit een
landelijke aanpak te komen tot een vergoeding vanuit het Rijk voor deze consequenties. De meerkosten
worden op landelijk niveau ingeschat op € 31 mln per jaar, en voor de Veiligheids Regio Rotterdam (VRR) komt het uit op een bedrag van € 3 mln. Voor Gemeente Rotterdam zouden de meerkosten op € 1,5 mln uitlopen. In het implementatieplan is opgenomen dat de nieuwe werkwijze vanaf 2023 wordt ingevoerd.
Indien het niet lukt om een vergoeding te krijgen vanuit het Rijk loopt de VRR het risico om de financiële
consequenties zelf te moeten betalen vanaf 2023. 
Coronarisico25%031.0002022

  10% 0 65.000 2023
  5% 0 104.000 2024
  5% 0 124.000 2025
  5% 0 124.000 2026
De Coronacrisis lijkt op zijn retour, maar is nog steeds met onzekerheden omgeven. De huidige dominante variant van het virus is minder levensbedreigend. Deze variant leidt, hoewel hij zeer besmettelijk is, bij de huidige vaccinatiegraad niet tot een onacceptabel hoge druk op de beschikbare zorgcapaciteit, in het bijzonder de IC-capaciteit in de ziekenhuizen. Er zijn op dit moment geen concrete signalen dat een andere, meer levensbedreigende variant dominant zal worden, die het kabinet ertoe noopt om opnieuw forse contactbeperkende maatregelen te nemen. De kans dat zo'n variant alsnog de kop opsteekt blijft echter aanwezig. In dat geval kan het kabinet zich genoodzaakt zien om toch weer forse contactbeperkende maatregelen te nemen. We zien vooralsnog onvoldoende reden om deze kans anders in te schatten dan we in aanloop naar de Programmabegroting 2022 en de 1e Herziening 2022 hebben gedaan.
Invoering Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) 50%2884602022

  50% 1.150 1.840 2023 e.v.
De invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) treedt naar verwachting gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2023 in werking. De invoering van de Wkb heeft een verandering van het takenpakket van gemeenten tot gevolg. Taken verdwijnen, blijven achter en nieuwe taken komen erbij. De kosten voor uitvoering van deze taken en de doorberekende kosten van meldingen aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond kunnen vanwege de Wkb niet via leges op de aanvrager van een bouwvergunning worden verhaald. Daarom is het de verwachting dat het Rijk het wegvallen van deze verhaalmogelijkheid deels zal compenseren. Om de hoogte van de compensatie te bepalen is door het Rijk en de Vereniging Nederlandse Gemeenten een artikel 2 onderzoek op grond van de Financiele-verhoudingswet in 2021 afgerond.

De gemeente zal jaarlijks € 2,3 mln aan kosten niet langer kunnen verhalen. Verwacht wordt dat het Rijk slechts 20-50% van dit bedrag zal compenseren.
*Nieuw risico

Niet-kwantificeerbare risico's
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2021 zijn de gewijzigde afspraken tussen WSW, de corporaties en de achtervangers vastgelegd in verschillende overeenkomsten. Vóór 1 augustus 2021 stonden gemeenten rechtstreeks in de achtervang voor individuele leningen. Voor leningen na 1 augustus 2021 worden leningen achteraf aan gemeenten toegerekend naar rato van het bezit van de betreffende corporatie dat zich in de gemeente bevindt. Nu het strategisch programma door het WSW voltooid is, is de VNG gevraagd een methodiek te ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat. Naar verwachting zal dit model in 2023 gereed zijn.
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Om te voorkomen dat er verschillende berekeningsmethodieken worden gehanteerd volgt het WEW nadat het proces bij WSW is afgerond.
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. 
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Wet Open Overheid

Op 5 oktober 2021 heeft de Eerste Kamer de Wet open overheid (Woo) aangenomen. De wet is op 1 mei 2022 in werking getreden. Met deze wet is een nieuwe basis gegeven voor zowel de actieve als de passieve openbaarmaking van overheidsinformatie. In 2021 heeft de raad een aantal moties aangenomen die verdere transparantie moeten bevorderen. De Woo biedt een nieuw kader en daarmee een nieuwe kans om in Rotterdam de actieve en passieve openbaarmaking verder te professionaliseren en daarmee transparantie richting burgers te verbeteren. Hiervoor is het programma Rotterdam Transparant gestart.

De rijksbijdrage voor invoering van de wet is een stuk lager dan werd verwacht. Dit heeft twee oorzaken:
1) Het verschil met de eerste aanname (verdeling 100% op basis van aantal inwoners gemeente) en de werkelijke bijdrage heeft alles te maken met de verdeelsleutel. Iedere gemeente heeft een vast bedrag ontvangen van ongeveer 60% en het overige deel van 40% is op basis van het aantal inwoners verdeeld. De verdeling heeft voor een grote gemeente zoals Rotterdam nadelig uitgepakt.
2) Daarnaast heeft het Rijk minder incidentele middelen beschikbaar gesteld.
De overleggen met VNG, G4 en Rijk hebben nog niet geleid tot een hogere rijksbijdrage.

Het oorspronkelijke plan bedroeg € 2,3 mln per jaar. Beschikbaar is nu totaal € 3,5 mln voor de periode 2022 tot en met 2025, wat neerkomt op ca. € 0,9 mln per jaar.
De gemeente wenst de rijksbijdrage als kaderstellend te beschouwen. Dit betekent dat de Woo gefaseerd wordt ingevoerd en de uitvoering van het oorspronkelijk voorgestelde basisscenario niet volledig haalbaar is.
De invoering van de Woo is nog met veel onzekerheden omgeven. Zo weten we niet welke aantallen informatiezoekvragen en Woo-verzoeken de gemeente zal ontvangen, welke werklasten dit met zich meebrengt, wat de relatie met andere wetgeving (zoals de wet hergebruik overheidsinformatie) is en wat de kosten van onderzoek zullen zijn. 
Inkoop Jeugd, Gezins- en HG-arrangementen en Wijkteams (prijseffect uitspraak voorzieningenrechter)

De gerechtelijke uitspraak om enkele parameters in de berekeningen van de tarieven voor Wmo maatwerkondersteuning aan te passen om te voldoen aan de AMvB Reéle prijzen in de zorg, werkt (deels) door in de tarieven voor de nieuwe inkoop Jeugd (beoogde ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2023), de nieuwe inkoop Gezins- en Huiselijk geweldarrangementen (beoogde ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2024) en de nieuwe inkoop Wijkteams (beoogde ingangsdatum nieuwe contracten 1-10-2023). Dit zal er naar verwachting toe leiden dat de tarieven meer stijgen dan de reguliere prijsindex. Dit betekent een nadelig financieel effect voor de zorgbegroting, waarop in de vigerende begroting reeds een voorschot is genomen. De exacte omvang kan pas op een later moment worden bepaald en zal dan (aanvullend) in de meerjarenbegroting worden verwerkt.
Meer aanspraak op schuldhulpverlening als gevolg van hoge inflatie en stijging kosten

Op dit moment is het nog niet te kwantificeren wat de gevolgen zijn van de hogere inflatie en stijging van de kosten voor het primaire levensonderhoud. Wel is de verwachting dat de aanspraak op schulddienstverlening en de verschillende regelingen stijgt. Dit heeft gevolgen voor zowel de uitvoering als de uitkeringskosten van de programma's Armoede, Schulden, Integratie en Samenleving en Werk en Inkomen. 
Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer (OLGB)

In juni 2021 heeft de Gezamenlijke Brandweer (GB) op basis van doorrekeningen van het risicoclassificatie-model van de TU Delft een mogelijke verschuiving in de verhouding tussen publieke en private incidenten gesignaleerd. Het aandeel private incidenten zou kleiner worden. Mocht dit bij nadere analyse inderdaad het geval blijken, dan zal deze nieuwe ontwikkeling aanleiding kunnen zijn om de verhouding publiek (1/3) privaat (2/3) ter discussie te stellen. Het financiële gevolg met betrekking tot de jaarlijkse bijdrage is op dit moment niet te kwantificeren.
Hiernaast staat de financieringsstructuur van de OLGB in haar totaliteit onder druk. Het aantal aanwijzingen met netrekking toch bedrijfsbrandweerplichtigheid loopt terug, waardoor de lasten van het bedrijfsleven door steeds minder schouders worden gedragen. De burgemeester, directeur van de GB, de Coöperatieve Industriële Brandweerzorg met Uitgesloten Aansprakelijkheid en de VRR zijn hierover in overleg, in gezamenlijkheid richting en met het Rijk.
Stijging Energiekosten*

Er is sprake van stijgende energieprijzen, vanwege toenemende vraag, lagere beschikbaarheid gas, stijgende emissierechten en geo-politieke ontwikkelingen. In de begroting 2023 is om deze reden een bijstelling verwerkt van € 12,9 mln (realisatie 2021 begroeg ca € 17 mln). Het is waarschijnlijk dat ook in verdere jaren hogere kosten zijn. De prijsontwikkeling is echter op dit moment niet in te schatten. Daarnaast zijn er diverse initiatieven om het energieverbruik te beperken.
Andere werkwijze risico verzekeringen*

Als saldo van betaalde premies en doorbelastingen wordt t/m 2022 bij Verzekeringen een buffer aangehouden voor het eigen risico. Deze buffer bleek meestal niet of maar beperkt nodig. Vanaf 2023 wordt de begroting van Verzekeringen met € 1 mln naar beneden bijgsteld en wordt dit risico verlegd naar het weerstandsvermogen. Gezien het verloop in de afgelopen jaren is het weestandsrisico minder dan € 1 mln per jaar. Vanwege de stelselwijziging is deze opgenomen, daarnaast blijft er altijd een kleine kans op een groter schadebedrag. 
Voorziening pensioenen college*

Vanwege toekomstige pensioenverplichtingen van (oud-)collegeleden heeft de gemeente Rotterdam een pensioenvoorziening. De benodigde hoogte is grotendeels afhankelijk van de rentestand en wordt periodiek berekend. Een hogere rente leidt tot een lagere benodigde voorziening (en vrijval), een lagere rente tot een hogere voorziening en een extra storting. 
Verlenen van energietoeslag aan studenten*

Door een gerechtelijke uitspraak bij de Gemeente Nijmegen kan het zijn dat alle gemeenten genoodzaakt zijn om de energietoeslag ook te verstrekken aan studenten. Dit is tegenstrijdig met hetgeen het Rijk altijd beweerde. Aangezien de voorwaarden en de compensatie nog niet bekend is, is het onduidelijk welk risico Rotterdam hierin loopt. 
Financieel risico opvang Oekraïense vluchtelingen*

Als gevolg van de inval van Rusland in Oekraïne, heeft de gemeente Rotterdam sinds half maart de taakstelling om Oekraïense vluchtelingen op te vangen. Deze taakstelling behelsde in eerste instantie 1000 vluchtelingen maar wordt inmiddels naar boven bijgesteld. De gemeente maakt kosten op het gebied van opvang, leefgeld, onderwijs, zorg en werk. Deze kosten kunnen via verschillende regelingen gedeclareerd worden bij het Rijk, soms op basis van gerealiseerde kosten soms op basis van normbedragen. Het is op dit moment onzeker of we uitkomen met de normbedragen zoals door het Rijk vastgesteld en of alle gemaakte kosten volledig declarabel zijn bij het rijk omdat nog niet alle regelingen gepubliceerd zijn. 

*Nieuw risico

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat wanneer het weerstandsvermogen exact 1,00 is, in 95% van de gevallen de beschikbare weerstandscapaciteit alle de risico's kan dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

 

Actualisatie kwantificeerbare risico's

In vergelijking met de eerste herziening zijn de belangrijkste wijzigingen in de kwantificeerbare risico’s die ten grondslag liggen aan de berekening van het benodigd weerstandsvermogen onderstaand beschreven.

Nieuwe risico’s welke meegenomen zijn in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit:

  • Tweedelijns Wmo (prijseffect uitspraak voorzieningenrechter): Voor de tussentijdse én nieuwe inkoop Wmo maatwerkondersteuning (beoogde ingangsdatum 1-1-2023 resp. 1-1-2024) is de gemeente bij gerechtelijke uitspraak opgedragen om enkele parameters in de berekeningen van de tarieven aan te passen (om te voldoen aan de algemene maatregelen van bestuur (AMvB) reële prijzen in de zorg). Dit leidt naar verwachting tot hogere tarieven. Twee variabelen zijn echter van grote invloed en vormen een onzekerheid voor het uiteindelijke tariefseffect in 2023, te weten de verzilveringsgraad en het aantal indicaties.
  • Tweedelijns WMO (rijkslobby): Er loopt op dit moment een bestuurlijk gesprek tussen Rijk en gemeenten over de financiële houdbaarheid van de Wmo en de tekorten bij gemeenten. Met het oog hierop is in de begroting een post Lobby Wmo (€ 60 mln in 2026) opgenomen. Het risico dat deze rijkslobby niet zal leiden tot volledige invulling van de stelpost ter hoogte van € 60 mln (omgerekend € 1,5 mld landelijk) is aanzienlijk.

De belangrijkste wijzigingen in bestaande risico’s:

  • Gemeentefonds (omvang): Bij Voorjaarsnota 2022 (Rijk)/meicirculaire 2022 hebben gemeenten met het Rijk afgesproken het gemeentefonds voor de periode t/m 2025 te fixeren. Voor de periode vanaf 2026 zal een nieuwe financieringssystematiek in plaats van de 'trap-op-trap-af-systematiek' worden uitgewerkt. Daarom is dit risico, in tegenstelling tot de eerste herziening, alleen in 2026 meegenomen in de berekening voor het benodigd weerstandsvermogen.
  • Inflatie onder andere wijziging werkgeverspremies en nog af te sluiten cao gemeenteambtenaren: Vanwege de inflatie, de nog niet gepubliceerde werkgeverspremies en een nog niet afgesloten cao voor het jaar 2023 is vanaf 2023 het risicobedrag verdubbeld van € 15 mln naar € 30 mln.
  • Tweedelijns jeugdhulp (woonplaatsbeginsel): Het oorspronkelijke was berekend op € 11,5 mln. Inmiddels is hiervoor een Rijksbijdrage van € 10,5 mln ontvangen en structureel verwerkt in de begroting vanaf 2022. De resterende € 1,0 mln wordt nu nog als risico opgevoerd.
  • Grondexploitatie: De verslechterende markt-economische situatie heeft ertoe geleidt dat er een (aanvullende) verliesvoorziening voor grondexploitatie is gevormd. Dit is verwerkt in het begroting geraamde grondexploitatieresultaat. Hierdoor daalt de benodigde weerstandscapaciteit van € 68 mln naar € 58 mln.

Er is één risico komen te vervalen:

  • Tweedelijns WMO (maximalisatie eigen bijdrage): Dit risico is ondergebracht in het nieuwe risico Tweedelijns WMO (rijkslobby). Het nieuwe risico heeft een hogere optredingskans (50% ipv 25%) en een hoger risicobedrag (€ 20 mln in plaats van € 10 mln)

 

Actualisatie niet-kwantificeerbare risico's

Er zijn ten opzichte van de eerste herziening een aantal nieuwe niet-kwantificeerbare risico’s aangeleverd. Alle niet-kwantificeerbare risico’s worden via de risico-opslag niet-kwantificeerbare risico’s (kans 50%, bedrag € 50 mln) meegenomen in de berekening van het benodigd weerstandsvermogen.

Nieuwe niet-kwantificeerbare risico’s:

  • Stijging energiekosten: Voor de stijgingen in de energieprijzen is in de begroting 2023 een bijstelling verwerkt. Hoogstwaarschijnlijk zullen de hogere kosten ook in de verdere jaren gaan spelen. De ontwikkeling hiervan is moeilijk in te schatten waardoor dit risico als niet-kwantificeerbaar wordt opgenomen.
  • Andere werkwijze risico verzekeringen: Voorheen werd een buffer aangehouden voor het eigen risico welke maar beperkt nodig is geweest. In begroting 2023 is Verzekeringen naar beneden bijgesteld en is dit risico verlegd naar de benodigde weerstandscapaciteit. 
  • Voorziening pensioen college: De hoogte van de pensioenverplichtingen is grotendeels afhankelijk van de rentestand. Door schommelingen in de rentestand ontstaat er een risico op een extra storting. Wegens deze reden is dit risico toegevoegd. 
  • Verlenen van energietoeslag aan studenten: De gerechtelijke uitspraak bij de Gemeente Nijmegen staat haaks op hetgeen het Rijk altijd beweerde. De voorwaarden en compensatie is nog onbekend waardoor het risico ontstaat of Rotterdam ook genoodzaakt gaat zijn om de energietoeslagen te gaan verstrekken aan studenten. 
  • Financieel risico opvang Oekraïense vluchtelingen: Het aantal vluchtelingen dat Rotterdam op zou vangen wordt naar boven bijgesteld. Het is onzeker of dat de gemeente uit gaat komen met de normbedragen welke door het Rijk voor de vluchtelingenopvang zijn opgesteld. 

 

 

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de verwachte ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien.

Omdat de financiële restrisico's per saldo zijn afgenomen, neemt ook de benodigde weerstandscapaciteit af. Er is minder weerstandscapaciteit nodig, om nagenoeg (voor 95%) zeker van te zijn dat de financiële risico's, zoals hierboven genoemd, eenmalig kunnen worden opgevangen. 

  • Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)
2020202120222023202420252026
Benodigde weerstandscapaciteit 211 222 182 188 181 177 181

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van 2018 voorzichtiger berekend. Waar voorheen ook het vrij aanwendbare deel van alle bestemmingsreserves en een deel van de stille reserves bij de berekening werden betrokken, wordt vanaf 2018 gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve;
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves);
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Dit sluit aan bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2020202120222023202420252026
Kredietrisicoreserve 22 19 19 19 19 19 19
Bestemmingsreserve BUIG meerjarig 36 36 25 25 25 25 25
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 1 1 1 0 0 0 0
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 32 32 23 3 13 23 33
Risicoreserves 91 88 69 48 58 68 78
Algemene reserve 197 214 197 153 209 275 272
Stelpost onvoorzien 0 1 1 1 1 1 1
               
Beschikbare weerstandscapaciteit* 288 302 266 202 268 343 351

* Er kan sprake zijn van een afrondingsverschil

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de huidige bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

Zichtbaar in onderstaande tabel is dat het weerstandsvermogen zich elkaar jaar boven de 1,00 bevindt. 

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2020202120222023202420252026
Beschikbare weerstandscapaciteit 288 302 266 202 268 343 351
Benodigde weerstandscapaciteit 211 222 182 188 181 177 181
Weerstandsvermogen 1,36 1,36 1,46 1,07 1,48 1,94 1,94
Norm gemeente Rotterdam op grond van coalitieakkoord 2022-2026: minimaal 1,00

Ontwikkeling weerstandsvermogen

In de onderstaande tabel is te zien hoe het (verwachte) verloop van het weerstandsvermogen dat in deze begroting 2023 wordt gepresenteerd, zich verhoudt tot het (verwachte) verloop dat in de 1e herziening 2022 en de begroting 2022 is gepresenteerd.

De dip in het weerstandsvermogen welke werd gepresenteerd in de begroting 2022 tussen de jaren 2021 en 2022 werd veroorzaakt door de afname in de algemene reserve van € 229 mln naar € 106 mln. De afname van de algemene reserve is te herleiden naar verschillende mutaties welke opgenomen waren in begroting 2022. Dit betreft onder andere de mutatie van circa € 80,2 mln voor Volksgezondheid en zorg waaronder Inhuur (€ 22 mln) en Inkopen en uitbestede werkzaamheden (€ 52,3 mln) vallen.            

In de eerste herziening 2022 was te zien dat er een nog grotere dip ontstaat in 2022. Het weerstandsvermogen zakte van 0,77 naar 0,67. Dit was te verklaren door een afname van de algemene reserve veroorzaakt door de verrekening van het negatieve jaarrekeningresultaat (€ 27 mln) en de overige resultaatbestemming (€ 58 mln). De algemene reserve daalde hierdoor van € 106 mln naar € 32 mln. In het coalitieakkoord is de Algemene Reserve terug op peil gebracht waardoor het weerstandsvermogen al vanaf 2024 weer boven de norm van 1,0 zit. De verwerking van het coalitieakkoord heeft bij de begroting plaatsgevonden.

Zichtbaar is dat het weerstandsvermogen in deze begroting 2023 zich heeft hersteld waardoor het elk jaar weer boven de gewenste 1,00 is. In verhouding met het gepresenteerde weerstandsvermogen in de eerste herziening 2022 is het weerstandsvermogen voor elk jaar gestegen. Deze stijging is te verklaren door de sterke stijging van de beschikbare weerstandscapaciteit en de lichte daling van de benodigde weerstandscapaciteit, zoals in deze paragraaf beschreven is. De verhouding tussen deze twee componenten wordt groter waardoor het weerstandsvermogen stijgt.

De daling van de benodigde weerstandscapaciteit volgt uit de actualisatie van de kwantificeerbare risico’s die wordt toegelicht onder de Actualisatie kwantificeerbare risico’s. De wijzigingen met de meeste invloed zijn:

  • Gemeentefonds (omvang): door de fixatie van het gemeentefonds tot en met 2025 is dit risico alleen in 2026 meegenomen in de berekening.
  • Grondexploitaties: De verslechterende markteconomische situatie heeft ertoe geleid dat er een (aanvullende) verliesvoorziening voor grondexploitaties is gevormd waardoor het risico grondexploitaties omlaag is gebracht van € 68 mln naar € 58 mln om dubbeling te voorkomen.

Minder risico's om te dekken resulteert in een daling van de benodigde weerstandscapaciteit.

De stijging van de beschikbare weerstandscapaciteit komt mede door een toevoeging aan de algemene reserve van € 165 mln waarvan € 80 mln als gevolg van het coalitieakkoord. Deze toevoeging van de algemene reserve is te herleiden naar verschillende mutaties welke opgenomen zijn in de begroting, waarvan een samenvatting is opgenomen onder de voortgang. Dit betreft onder andere verwerking van de gemeentefondsmutaties (€ 18 mln), opbrengsten van reguliere erfpachtbaten (niet de bijzondere erfpachtbaten) (€ 15 mln) en incidentele meeropbrengsten OZB (€ 15 mln). Hierdoor is de algemene reserve fors gestegen (van € 32 mln naar € 197 mln) en daarmee is ook de beschikbare weerstandscapaciteit (van € 133 mln naar € 266 mln) fors gestegen.

De stijging van de beschikbare weerstandscapaciteit van € 133 mln naar € 266 mln en de daling van de benodigde weerstandscapaciteit van € 200 mln. naar € 182 mln zorgt ervoor dat het weerstandsvermogen over 2022 zich heeft hersteld van 0,67 naar 1,46. 

 

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2020202120222023202420252026
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2022) 288 296 186 169 214 240  
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2022) 211 222 241 231 231 235  
Weerstandsvermogen (Begroting 2022) 1,36 1,33 0,77 0,73 0,92 1,02  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2022)   302 133 116 160 187 213
Benodigde weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2022)   222 200 196 191 195 195
Weerstandsvermogen (Eerste herziening 2022)   1,36 0,67 0,59 0,84 0,96 1,10
Beschikbare weerstandscapaciteit (Tweede herziening 2022)   302 266 202 268 343 351
Benodigde weerstandscapaciteit (Tweede herziening 2022)   222 182 188 181 177 181
Weerstandsvermogen (Tweede herziening 2022)   1,36 1,46 1,07 1,48 1,94 1,94
               

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2020202120222023202420252026
Netto schuldquote 14,6% 23,7% 22,3% 32,8% 37,0% 38,3% 42,6%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 11,2% 20,9% 20,2% 30,8% 35,4% 37,0% 41,6%
Solvabiliteitsratio 60,6% 56% 56,7% 53,9% 53,3% 54,0% 53,1%
Structurele exploitatiesaldo 5,2% 5,6% -3,0%* 0,0% 2,8% 3,3% 1,1%
Grondexploitatie -2,5% -2,7% -3,1% -4,1% -3,4% -2,6% -2,0%
Belastingcapaciteit 1,05 1,02 1,01 1,02 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
*Niet herberekend, stand begroting 2022