Algemene middelen
Algemene dekkingsmiddelen levert een bijdrage aan de manier waarop het college werkt aan structureel houdbare gemeentefinanciën
Omschrijving programma
Het programma Algemene dekkingsmiddelen levert een bijdrage aan de manier waarop het college werkt aan structureel houdbare gemeentefinanciën. Dit programma gaat in op de volgende zaken:
- een sluitende begroting en meerjarenraming
- een gedegen beheer van deelnemingen en verbonden partijen
- een weerstandsvermogen van minimaal 1,0, waarbij het weerstandsvermogen is geënt op de financiële risico’s
- een stabiel beleid voor de gemeentelijke woonlasten en algemene belastingen
- een gedegen treasury-functie en financieringsbeleid
- zorgen voor voldoende en gedegen financiële ruimte om investeringen mogelijk te maken, om samen met andere partijen te kunnen werken aan de toekomst van de stad
Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor dat er bij programmabegrotingen een programmaplan hoort dat naast de verschillende programmakosten een overzicht bevat van de kosten voor overhead, een overzicht van algemene dekkingsmiddelen, het bedrag voor te betalen vennootschapsbelastingen en het bedrag voor onvoorzien.
Algemene dekkingsmiddelen onderscheiden zich van de andere dekkingsmiddelen doordat de gemeente deze middelen vrij kan aanwenden.
Het programma Algemene dekkingsmiddelen omvat:
- de uitkeringen uit het gemeentefonds
- de opbrengsten van de algemene belastingen
- de opbrengsten uit deelnemingen
- het treasury-resultaat
- concernbrede bestemmingsreserves
- concernbrede stelposten
- te betalen bedragen vennootschapsbelasting
- de post onvoorzien
BBV-indicatoren
Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) verplicht gemeenten om een aantal door het Rijk voorgeschreven beleidsindicatoren in hun begroting op te nemen. Dit is verplicht gesteld om de onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Alle gemeenten moeten gebruik maken van dezelfde bronnen en peildata. Via de website van Waarstaatjegemeente is vergelijking met andere gemeenten mogelijk. Voor het overzicht Algemene dekkingsmiddelen zijn de indicatoren 'gemeentelijke woonlasten eenpersoonshuishouden' en 'gemeentelijke woonlasten meerpersoonshuishouden' van toepassing, waarbij gemeentelijke woonlasten bestaan uit het totaal van de aanslag onroerend zaakbelasting (OZB)eigenaar woningen, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. De grootte van het huishouden heeft alleen invloed op de hoogte van het tarief afvalstoffenheffing.
BBV-indicator | Bron | ||
---|---|---|---|
Gemeentelijke woonlasten eenpersoonshuishouden | Realisatie 2017 | € 673,24 | COELO |
Prognose 2018 | € 669,42 | ||
Prognose 2019 | € 670,01 | ||
Gemeentelijke woonlasten meerpersoonshuishouden | Realisatie 2017 | € 712,94 | COELO |
Prognose 2018 | € 713,72 | ||
Prognose 2019 | € 744,11 | ||
Gemiddelde WOZ waarde woningen 2016 | Nederland | € 254.000 | CBS |
Rotterdam | € 200.800 |
Toelichting BBV-indicatoren
Uitgangspunt van het coalitieakkoord 2018 – 2022 is dat er geen nieuwe beleidsmaatregelen komen die zorgen voor een stijging van de woonlasten (afvalstoffenheffing, rioolheffing en OZB), behalve mogelijk private financiële consequenties van de energietransitie. Tevens is in het coalitieakkoord opgenomen dat de afvalstoffenheffing verder wordt gedifferentieerd. Dat wil zeggen dat er naast de tarieven voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens ook een tarief voor tweepersoonshuishoudens wordt geïntroduceerd. Het financiële gevolg hiervan is dat het voorgestelde tarief 2019 voor een tweepersoonshuishouden lager is dat het tarief 2018 voor een meerpersoonshuishouden. Het voorgestelde tarief 2019 voor een meerpersoonshuishoudens stijgt ten opzichte van het tarief 2018 voor een meerpersoonshuishouden. De totale gemiddelde woonlasten in 2019 stijgen voor een meerpersoonshuishouden. (zie voor een nadere toelichting de paragraaf Lokale Heffingen).
De gemiddelde WOZ-waarde van de woningen 2016 ligt in Rotterdam (€ 200.800) onder het landelijke gemiddelde (€ 254.000). In Rotterdam is sinds 2017 weer sprake van een stijging van de gemiddelde WOZ-waarde van woningen. Wanneer deze stijging de komende jaren relatief hoger is dan in de rest van Nederland zal de indicator dichter naar het landelijk gemiddelde groeien. Deze indicator is landelijk verplicht en betreft geen streefwaarde waar de gemeente Rotterdam op stuurt.
Overzicht baten en lasten
Overzicht van baten en lasten Algemene middelen | Realisatie 2018 | Begroting 2019 | Begroting 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | Raming 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten exclusief reserves | 2.055.431 | 2.118.717 | 2.138.891 | 2.151.455 | 2.157.401 | 2.160.751 |
|
Bijdragen rijk en medeoverheden | 1.646.935 | 1.674.735 | 1.724.734 | 1.733.583 | 1.753.079 | 1.757.193 | |
Belastingen | 251.361 | 260.101 | 266.888 | 268.395 | 269.403 | 269.403 | |
Dividenden | 109.139 | 143.674 | 108.672 | 111.274 | 110.788 | 110.626 | |
Financieringsbaten | 9.373 | 7.794 | 6.377 | 5.833 | 5.265 | 4.666 | |
Overige opbrengsten derden | 34.876 | 33.135 | 32.941 | 33.090 | 19.584 | 19.579 | |
Overige baten | 3.747 | -722 | -721 | -720 | -719 | -717 | |
Lasten exclusief reserves | 31.710 | 10.012 | 7.658 | 2.760 | 3.562 | -3.244 |
|
Apparaatlasten | 13.491 | 15.118 | 15.461 | 15.461 | 15.461 | 15.461 | |
Inhuur | 1.640 | 488 | 487 | 487 | 487 | 487 | |
Overige apparaatslasten | 302 | 498 | 498 | 498 | 498 | 498 | |
Personeel | 11.548 | 14.133 | 14.476 | 14.476 | 14.476 | 14.476 | |
Interne resultaat | -6.251 | -12.026 | -12.087 | -11.697 | -11.697 | -11.697 | |
Interne resultaat | -6.251 | -12.026 | -12.087 | -11.697 | -11.697 | -11.697 | |
Programmalasten | 24.470 | 6.920 | 4.283 | -1.003 | -202 | -7.008 | |
Financieringslasten | 41.000 | 38.949 | 44.478 | 61.919 | 63.653 | 62.909 | |
Inkopen en uitbestede werkzaamheden | 5.649 | 11.631 | 8.312 | -6.959 | -6.724 | -6.709 | |
Kapitaallasten | -34.286 | -54.659 | -59.505 | -63.059 | -64.226 | -63.656 | |
Overige programmalasten | 8.204 | 7.095 | 7.095 | 7.095 | 7.095 | 447 | |
Salariskosten WSW en WIW | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Subsidies en inkomensoverdrachten | 3.903 | 3.903 | 3.903 | 0 | 0 | 0 | |
Saldo voor vpb en reserveringen | 2.023.721 | 2.108.705 | 2.131.234 | 2.148.695 | 2.153.840 | 2.163.996 | |
Vennootschapsbelasting | 728 | 800 | 800 | 800 | 800 | 800 |
|
Saldo voor reserveringen | 2.022.993 | 2.107.905 | 2.130.434 | 2.147.895 | 2.153.040 | 2.163.196 | |
Reserves | -42.552 | -13.293 | -27.764 | -54.929 | -52.709 | -65.539 |
|
Onttrekking reserves | 1.141 | 39.112 | 9.863 | 143 | 1.746 | 548 | |
Toevoeging reserves | 144.395 | 77.991 | 52.391 | 71.572 | 70.955 | 82.586 | |
Vrijval Reserves | 100.702 | 25.586 | 14.763 | 16.500 | 16.500 | 16.500 | |
Saldo | 1.980.441 | 2.094.612 | 2.102.669 | 2.092.966 | 2.100.331 | 2.097.657 |
Baten
De baten bestaan uit de belastingopbrengsten, bijdrage rijk en medeoverheden (o.a. het gemeentefonds), dividenden en financieringsbaten over verstrekte leningen en garanties.
Lasten
De apparaatslasten zijn voornamelijk uitgaven voor de uitvoering van het proces belastingheffing. De twee grootste posten onder de programmalasten bestaan uit de financieringslasten over extern aangetrokken geldleningen en de kapitaallasten waaronder de interne verrekening van de omslagrente plaatsvindt. Verder zijn de belangrijkste posten onder ‘overige programmalasten’ de ingeschatte risico's voor verstrekte leningen en garanties en concernbrede stelposten. De concernbrede stelposten zijn bedoeld om de nog over de programma’s te verdelen taakstellingen en trendcorrecties op te vangen.
Reserves
De reserves die onder het programma Algemene middelen zijn opgenomen, zijn een aantal concernbrede reserves. Het gaat hoofdzakelijk om de Algemene reserve, Kredietrisicoreserve, het Investeringsfonds Rotterdam (IFR) en de Bestemmingsreserves Taakmutaties.
Meerjarig verloop
Het saldo van baten en lasten laat tussen 2019 en 2023 een licht stijgend verloop zien. Dit komt hoofdzakelijk door hogere verwachte baten zoals dividenden, rijksmiddelen en belastingen enerzijds en anderzijds door lagere financieringsbaten uit verstrekte leningen en garanties. Verder wordt het meerjarige saldo aanzienlijk beïnvloed door diverse stelposten naar aanleiding van de voorjaarsretraite die vooralsnog centraal zijn verwerkt en bij de tweede herziening / meerjarenbegroting nader zullen worden ingevuld.
Aansluiting voorgaande begroting
Aansluiting met voorgaande begroting (saldo na reservering) | Begroting 2019 | Begroting 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | Raming 2023 |
---|---|---|---|---|---|
Oorspronkelijke begroting | 2.053.318 | 2.027.745 | 2.030.654 | 2.028.155 | 2.028.155 |
Bijstellingen Omissieregeling 2019 | -172 | -97 | -97 | -97 | -97 |
Bijstellingen Voorjaarsnota 2019 | 41.466 | 75.021 | 62.409 | 72.273 | 69.599 |
Totaal bijgestelde begroting | 2.094.612 | 2.102.669 | 2.092.966 | 2.100.331 | 2.097.657 |