Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

De gemeente Rotterdam wil voorkomen dat elke niet begrote, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen, zonder dat hiertoe een onnodig hoge, financiële buffer wordt aangehouden. Hiertoe wordt periodiek geïnventariseerd welke majeure financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van risico-simulatie de benodigde weerstandscapaciteit bepaald en afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (i.c. het weerstandsvermogen) ten minste 1,00 te laten zijn.

Risico's

In onderstaande tabel worden de voornaamste financiële risico’s (>= 1 mln) weergegeven en toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico's

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Grondexploitatiesbuiten model 83.0002019 e.v.

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model 48.9522019

   14.9522020 e.v.
De gemeente loopt een risico in verband met de leningen die de gemeente heeft verstrekt en de garanties die de gemeente heeft verleend. Het risico is berekend op basis van de door banken algemeen gehanteerde dekkingsgraad.
Inkomensverstrekking50%050.0002019 e.v.

Het risico bestaat dat de uitkering die de gemeente van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van uitkeringen aan bijstandsgerechtigden tekortschiet om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget voor het verstrekken van deze uitkeringen (het macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. De ophoging van het macrobudget vanwege verhoogde instroom statushouders is incidenteel voor 2018 en 2019 (voor Rotterdam respectievelijk circa € 10 mln en € 6 mln). Vanaf 2020 is juist sprake van een korting van het macrobudget, nl. - € 2 mln in 2020, - € 6 mln in 2021 en - € 9 mln in 2022. In combinatie met de gunstige ontwikkeling van het bijstandsvolume (positief) en de nog altijd ongunstige positie van Rotterdam in het objectief verdeelmodel (negatief) schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG in 2019 op 50%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van het budget (van circa € 500 mln); voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling.
Warmtebedrijf15%0134.4002020 e.v.

Het investeringsbesluit voor de Leiding over Oost was gepland voor medio 2019, maar is vertraagd. Op het moment van het investeringsbesluit zal de gemeente € 107,5 mln extra aandelenkapitaal storten en zal het Warmtebedrijf de lening bij de BNG volledig aflossen. Voor de meerjarenprognose zien wij dat in 2020 de borgstelling en daarmee het beslag op de kredietrisicoreserve zal vervallen (ca. € 34 mln). De boekwaarde zal oplopen naar € 134,4 mln. De impact van de vertraging wordt de komende tijd in beeld gebracht. Wij zien een risico van 15% dat deze boekwaarde op enig moment zal moeten worden afgewaardeerd. Deze risicoinschatting zal bij het bereiken van de diverse mijlpalen van het uitbreidingsproject 'Leiding over Oost' bijgesteld kunnen worden.
Renterisico50%08.3782019

 50%026.7812020
 50%035.3832021
 50%039.1282022
 50%039.1282023
Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
Gemeentefonds (omvang)50%010.0002019 e.v.

Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.0002019 e.v.

Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (herijking, w.o. invlechting integratie-uitkering Sociaal Domein naar algemene uitkering)50%010.0002021

 33%020.0002022
 25%030.0002023
Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd. Afgelopen periode heeft het Rijk een aantal onderzoeken gestart die te maken hebben met de herziening van de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten. Deze herziening is gepland per 2021. Vanaf 2021 kan een gemeente er jaarlijks cumulatief € 15 per inwoner op voor- of achteruit gaan.
OZB-opbrengsten50%010.0002019 e.v.

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)50%020.0002019 e.v.

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten. Deze decentralisaties in het sociale domein gingen gepaard met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. De zorg is veel dichterbij georganiseerd, wat heeft geresulteerd in een (gewenst) toegenomen bereik van Rotterdammers. Daarmee zijn de kosten van vooral de Wmo gestegen. En vanwege een doorgaande groei in cliëntaantallen en stijging van uitgaven per cliënt blijven de uitgaven stijgen. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2017 en het Coalitieakkoord 2018 is besloten tot toekenning van extra budgetten voor de komende jaren om deze meerkosten te kunnen dekken. Tegelijk zijn maatregelen getroffen om de zorguitgaven te laten dalen zodat de uitgaven over enkele jaren weer passen binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten. Gedurende 2018 zagen we de eerste voorzichtig positieve effecten van het maatregelenpakket. Of deze bestendigen is nog onzeker. Daarmee blijft de opgave om bij te sturen onverminderd groot. Bovendien heeft de lobby bij het Rijk (start IBP) nog weinig opgeleverd.
Er blijft een risico van overschrijding op de zorgkosten indien de cliëntaantallen of uitgaven per cliënt (door een hogere verzilveringsgraad) nog sneller stijgen dan gedacht of indien de effecten van de maatregelen later optreden dan gedacht dan wel zich niet bestendigen.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)50%012.6002019 e.v.

Er gaat een aanzuigende werking uit van het inkomens- en vermogensonafhankelijk maken van de eigen bijdrage voor de Wmo. Vanaf 2019 is deze eigen bijdrage gemaximeerd op € 17,50 per 4 weken. Onduidelijk is hoe groot de aanzuigende werking van deze maatregelen uit het regeerakkoord zal zijn. In opdracht van het ministerie van VWS heeft het CPB berekend dat de extra kosten als gevolg van de aanzuigende werking landelijk € 140 mln bedragen. Eerdere onderzoeken door o.a. SEO wijzen in de richting van een aanzuigende werking die substantieel hoger uitkomt dan € 140 mln (tussen de € 300 en € 500 mln). In het coalitieakkoord is rekening gehouden met de CPB-raming. Het restant wordt als risico opgenomen. Het Rotterdamse aandeel van 3,5% (gebaseerd op het aandeel van Rotterdam in de Integratie-uitkering Sociaal Domein, Wmo ambulant) van dit restant vormt het extra risico ter grootte van € 12,6 mln per jaar.
Een eerste eigen meting over de periode november 2018 – maart 2019 laat een significante stijging van het aantal Wmo-aanvragen zien. Landelijk zijn er afspraken gemaakt tussen VWS en VNG om middels een monitor de effecten van de maatregel in de praktijk goed te kunnen volgen. Uitvoering is belegd bij een externe partij (Significant). De monitor verschijnt 1x per jaar in september (2019 t/m 2022). Er wordt onder meer gekeken naar de aanzuigende werking. De uitkomsten van de monitor op dit punt bieden op termijn mogelijk aanknopingspunten om de bandbreedte van de meerkosten (het risicobedrag) omlaag te brengen.
Tweedelijns Jeugdhulp (woonplaatsbeginsel)50%011.5002021 e.v.

Door een wijziging in de grondslagen van het woonplaatsbeginsel voor jeugdzorg per 1-1-2019 (voorgestelde datum) zullen de budgetten voor pleegzorg en voogdij opnieuw worden verdeeld over gemeenten. Een eerste doorrekening resulteerde in een structureel financieel nadeel voor Rotterdam. In dat geval zal Rotterdam het groeiend aantal jeugdigen in jeugdhulp niet binnen de beschikbare budgetten kunnen opvangen. Gesprekken met het Rijk lopen over de berekeningsgrondslagen. De invoerdatum is 1 januari 2021.
Ruimen bommen25%09.0002019 e.v.

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Mogelijke compensatieregeling Joodse oorlogsslachtoffers50%02.6002022

Het vorige college heeft besloten om, in navolging van Amsterdam en Den haag, onderzoek te laten uitvoeren naar de omgang met joodse eigendommen in Rotterdam tijdens en na de oorlog, en naar de behandeling van joodse oorlogsslachtoffers na de oorlog door de gemeente Rotterdam. Uit onderzoek kan blijken dat rekening moet worden gehouden met een compensatieregeling. De hoogte en omvang van een eventuele compensatie is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.0002019 e.v.

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%025.0002019 e.v.

Op projectniveau wordt een post onvoorzien gehanteerd. Voor de grote investeringsprojecten wordt daarnaast een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen.
*Brexit: aanleg parkeervoorzieningen in Hoek van Holland50%3751.5002019

Er worden met Rijk en Provincie gesprekken gevoerd over bekostiging van de aanleg van nieuwe parkeervoorzieningen voor de ontsluiting van Hoek van Holland als gevolg van Brexit. Definitieve afspraken over bijdragen vanuit het Rijk en de Provincie zijn nog niet gemaakt.
*Uitbreiding wettelijke taken VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie)50%05002020

 50%07.3002021
 50%08.2002022
 50%08.2002023
Het wordt met ingang van 2020 wettelijk verplicht om aan doelgroeppeuters 16 uur voorschoolse educatie per week te bieden. Om de uitvoerbaarheid van het stelsel én het doel van voorkomen van segregatie overeind te houden is gelijktijdige uitbreiding van het voorschoolse aanbod voor niet-doelgroeppeuters naar 8 uur onvermijdelijk. Op dit moment echter onduidelijk in hoeverre ouders ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van het extra aanbod.
*Cao onderhandelingen gemeente ambtenaren en wijzigingen werkgeverspremies 2020-202350%018.0002020 e.v.

Vanaf 2020 wordt in de begroting rekening gehouden met een inschatting van 3,5% (cao en werkgeverspremies). Vanwege het aflopen van de cao gemeenteambtenaren per eind 2018 en de nog niet gepubliceerde werkgeverspremies 2020 kan het percentage nog wijzigen.
*Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%07.0002019

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
In het beleidskader Verbonden Partijen & Governance Samenwerkingsrelaties 2019 - 2022 is voorgesteld de risico’s verbonden aan participatie in investeringsfondsen inzichtelijk te maken in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van begroting en rekening. Deze risico’s dekt de gemeente af in de algemene reserve.
De risico’s verbonden aan deelname in investeringsfondsen worden geraamd op 50% van de actuele boekwaarden fondsen.. Dit percentage is een marktconform percentage (zo hanteert de provincie Zuid-Holland ter zake eenzelfde beleid). Deze beklemde reserve dient dekking bij afboekingen van fondsen te bieden.
Boekwaarde bestaande investeringsfondsen (IQ, ICOS, Swanbridge en Guide Plus) bedraagt per 1 januari 2019 € 7,0 mln. Het voornemen van dit college is om meerdere investeringsfondsen te vormen t.b.v. thema's als burger en maatschappij, groei van de stad en energietransitie.

Niet-kwantificeerbare risico's

Niet kwantificeerbare risico's    
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Tegen betaling van een borgstellingsvergoeding door de betreffende woningcorporaties biedt het WSW zekerheid aan geldgevers voor het geval die woningcorporaties niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. Er zijn verschillende vangnetten en buffers voor het WSW. Als deze ontoereikend zijn, dan worden Rijk en gemeenten aangesproken op hun achtervang. 
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. 
Enecogroep N.V. - aandeelhouderschap

De gemeente Rotterdam heeft in het najaar van 2017 het principebesluit genomen om het aandelenbezit in Eneco Groep N.V. (hierna: Eneco te verkopen). Na de voorbereidende werkzaamheden in 2018 is het transactieproces begin 2019 definitief gestart.
Het risico bestaat dat de aandelenverkoop niet doorgaat. Bijvoorbeeld omdat er überhaupt geen geschikte koper kan worden gevonden omdat marktomstandigheden verslechteren of er geen serieuze interesse van potentiele kopers (meer) is dan wel dat een (ruime) meerderheid van de aandeelhouders bij het definitieve besluit niet instemmen met de voorgestelde koper.
Als er geen afbouw van de aandelen plaatsvindt, blijft de gemeente aandeelhouder van Eneco. Dit betekent dat de gemeente geen verkoopopbrengst zal ontvangen waarmee een potentiële dekkingsbron van de ambities uit het Coalitieakkoord wegvalt.
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. In de eerste helft van 2019 wordt het huidige concept van het Uitvoeringsprogramma Bodemlood voorzien van een financiële paragraaf, aan de hand waarvan de risico’s duidelijk worden.
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
*Vennootschapsbelasting

Door de Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen zijn onder meer gemeenten met ingang van 2016 voor ondernemingsactiviteiten belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (Vpb).
Op het taakveld Vennootschapsbelasting (Vpb) boekt de gemeente de raming van het te betalen bedrag vennootschapsbelasting als last. Het gaat om het geraamde bedrag van de aanslag vennootschapsbelasting voor het betreffende begrotingsjaar of verantwoordingsjaar. Dit bedrag is de gemeente verschuldigd vanwege de fiscale winst die de gemeente per saldo realiseert op ondernemingsactiviteiten in het begrotingsjaar, na eventuele verrekening van fiscale verliezen uit eerdere begrotingsjaren.
De gemeente Rotterdam gaat ervan uit dat de activiteiten lease, bedrijfsreiniging, containerservice en verkoop restafval (deels) onder deze belastingplicht vallen. De totale lasten raamt de gemeente voor 2019 en volgende jaren op structureel € 800. De Vpb-belastingplicht wordt op de betreffende taakvelden waar deze ontstaat, nader toegelicht.
De Rijksbelastingdienst heeft de gemeente Rotterdam vragen gesteld over een aantal gemeentelijke activiteiten waarvoor nu geen Vpb-plicht bestaat. Dit zijn vastgoedbeheer, het beschikbaar stellen van ruimte voor reclameuitingen en over de verhuur van brandstofverkooppunten. De gemeente neemt hierbij het standpunt in dat geen sprake is van Vpb-plichtige ondernemersactiviteiten, maar van vermogensbeheer. De Rijksbelastingdienst heeft op dit moment hierover nog geen definitief standpunt ingenomen. In de loop van dit jaar wordt dat standpunt verwacht. In afwachting hiervan wordt dit risico voorlopig als een niet kwantificeerbaar risico opgenomen.

* Nieuwe risico's.

 

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat de benodigde weerstandscapaciteit in 95% van de gevallen toereikend is om de risico’s te dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

Als we de risico's vergelijken met de risico's die we in de Begroting 2019 voorzagen dan zijn de risico's Inkomensverstrekking (vangnetregeling), C2 deponie B.V., Bed-bad-brood en Tweedelijns jeugdhulp niet meer opgenomen in de benodigde weerstandscapaciteit omdat de risico's zijn komen te vervallen.

Ook zijn er een aantal risico's waar in de Begroting 2019 nog geen rekening mee werd gehouden, maar nu wel. Dit is het geval bij de aanleg van parkeervoorzieningen in Hoek van Holland i.v.m. de Brexit, uitbreiding wettelijke taken VVE, de CAO onderhandelingen gemeente ambtenaren en wijzigen werkgeverspremies, het risico i.r.t. deelnemingen in investeringsfondsen en af te dragen vennootschapsbelasting. 

Voor de overige risico's geldt dat de verwachte omvang van het risico en de kans opnieuw bepaald zijn. De grootste wijzigingen zijn verwerkt bij het risico Grondexploitaties en het Warmtebedrijf. Beide risico's zijn in omvang toegenomen t.o.v. de Begroting 2019.

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien. In vergelijking met de voorgaande jaren valt de benodigde weerstandscapaciteit lager uit. Dit wordt met name verklaard door een andere berekeningswijze van de benodigde weerstandscapaciteit inzake het renterisico. Tot 2018 stelde de gemeente zich ten doel om de omslagrente, waarmee de gemeentelijke rentelasten aan de gemeentelijke activiteiten worden toegerekend, over een periode van vier jaren gelijk te houden. Hiertoe werd het renterisico over de periode van vier jaren cumulatief berekend. De financieringsreserve had als doel om dit renterisico af te dekken en was onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. Met ingang van 2018 is het wettelijk voorgeschreven dat de omslagrente de werkelijke rentelasten volgt. Als gevolg hiervan is de financieringsreserve opgeheven en wordt de benodigde weerstandscapaciteit inzake het renterisico niet meer cumulatief berekend over een periode van vier jaren, maar telkens over het betreffende jaar. Dit is consistent met de wijze waarop de benodigde weerstandscapaciteit van de andere risico's wordt berekend.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 227 241 254 253 253

In 2017 was de benodigde weerstandscapaciteit hoog in vergelijking met de jaren erop, onder meer vanwege het cumulatief renterisico. Na 2018 neemt de benodigde weerstandscapaciteit toe, o.a. vanwege een hoger meerjarig risico voor grondexploitaties, een verhoogd risico voor het Warmtebedrijf en nieuwe risico's die we zien voor de CAO onderhandelingen gemeenteambtenaren en de uitbreiding wettelijke taken Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE).

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode (vanaf 2018) voorzichtiger berekend dan voorheen. Waar voorheen ook het vrij aanwendbare deel van alle bestemmingsreserves en een deel van de stille reserves bij de berekening werden betrokken, wordt vanaf heden - voorzichtigheidshalve - nog slechts gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves)
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Met de wijziging wordt bovendien beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de beschikbare weerstandscapaciteit berekenen.

Dit geeft het volgende beeld:

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Financieringsreserve* 82 0 0 0 0 0 0
Kredietrisicoreserve 68 71 70 70 70 70 70
Bestemmingsreserve WWB meerjarig 69 29 19 13 13 13 13
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 7 4 2 1 1 1 1
Bestemmingsreserve tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 0 5 19 5 5 5 5
Risicoreserves 226 109 111 89 89 89 89
Algemene reserve 77 180 145 153 165 163 163
Stelpost onvoorzien 1 0 1 1 1 1 1
Vrij aanwendbaar deel bestemmingsreserves 485 0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Stille reserves 50 0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
**Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 257 242 255 253 253

* Opgeheven per 1 januari 2018

**In de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit is, vooruitlopend op besluitvorming hierover, het raadsvoorstel jaarstukken 2018 reeds verwerkt. In de beschikbare weerstandscapaciteit is een toevoeging van € 4,308 aan de algemene reserve verwerkt (€ 57,3 mln rekeningresultaat minus bestemmingsvoorstellen type 1) en een onttrekking van de kredietrisicoreserve a € 1,724 mln. Op 27 juni 2019 wordt hierover besloten door de raad.

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

Onderstaande tabel laat zien hoe het weerstandsvermogen zich in de periode 2019-2023 naar verwachting ontwikkelt. Hoewel het weerstandsvermogen gestaag daalt, zal de gemeente in alle jaren over voldoende weerstandsvermogen beschikken. Hiermee wordt voldaan aan het coalitieakkoord.

De vergelijking met voorgaande jaren gaat mank. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode conservatiever berekend dan voorheen. Hiermee wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. En er wordt beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de berekening maken. Ook de benodigde weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode anders berekend.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 257 242 255 253 253
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 227 241 254 253 253
Weerstandsvermogen 2,7 1,41 1,13 1,00 1,00 1,00 1,00
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2018-2022: minimaal 1,00

Ontwikkeling

In onderstaande tabel is te zien dat het weerstandsvermogen t.o.v. de Begroting 2019 voor de jaarschijven 2019 tot en met 2022 licht gedaald is.

Voor het jaar 2018 is het weerstandsvermogen met circa € 17 mln gunstiger uitgekomen door een meevallende ontwikkeling van de algemene reserve en de risicoreserves tweedelijns WMO en Jeugdhulp en WWB Meerjarig.

Vanaf 2019 is de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit per jaar toegenomen door de risico's die we nu zien. De beschikbare weerstandscapaciteit is aangevuld om deze risico's te kunnen afdekken waardoor het weerstandsvermogen vanaf 2020 exact op 1,00 uitkomt.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Beschikbare weerstandscapaciteit (Oorspronkelijke begroting 2019) 838 272 230 223 223 221  
Benodigde weerstandscapaciteit (Oorspronkelijk begroting 2019) 305 205 197 203 212 213  
Weerstandsvermogen (Oorspronkelijke begroting 2019) 2,75 1,33 1,17 1,10 1,05 1,04  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Bijgestelde begroting)   289 257 242 255 253 253
Benodigde weerstandscapaciteit (Bijgestelde begroting)   205 227 241 254 253 253
Weerstandsvermogen (Bijgestelde begroting)   1,41 1,13 1,00 1,00 1,00 1,00

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2017201820192020202120222023
Netto schuldquote 56,3% 54,1% 63,6% 73,1% 75,5% 76,8% 73,5%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 44,9% 47,3% 57,3% 67,1% 70,0% 71,8% 69,2%
Solvabiliteitsratio 31,1% 30,8% 26,6% 23,2% 22,6% 22,0% 23,3%
Structurele exploitatieruimte 3,6% 5,5% 1,9% 0,7% 3,2% 2,8% 2,6%
Grondexploitatie -4,5% -4,5% -5,3% -5,3% -5,2% -5,4% -5,5%
Belastingcapaciteit* 99% 99% 103% n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
*Kengetal belastingcapaciteit is niet gewijzigd t.o.v. de Begroting 2019