Financiering

De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Hiervoor trekt de gemeente op dagelijkse basis korte geldleningen aan. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het uit hoofde van de publieke taak verstrekken van leningen en het verlenen van garanties.

Beleid

Financiering
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.

Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan mede-overheden dan moet de gemeente de gelden boven een vastgesteld drempelbedrag aanhouden in ‘s Rijks schatkist’. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2015.

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. Als uitgangspunt geldt dat de financieringswijze geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Daarom rekent de gemeente ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De gemeente kan deze bespaarde rente gebruiken voor andere doeleinden en voegt deze toe aan de bestemmingsreserve IFR. Een deel wordt ingezet voor de dekking van de daarvoor aangewezen kapitaallasten van het investeringsprogramma en voor de dekking van out-of-pocket bijdragen aan fysieke projecten. Het resterende deel draagt bij aan het in stand houden van het investerend vermogen.

De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de korte en lange financiering en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het taakveld treasury worden toegerekend aan de overige gemeentelijke taakvelden op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende marktrente is de bespaarde rente bij de begroting 2019 verlaagd van 2,5% naar 2,25%. De lagere rentelasten leidden er ook toe dat de omslagrente investeringen bij de begroting 2019 is bijgesteld van 2,5% naar 2,25%. De bestendige gedragslijn is om indien mogelijk beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan pensioenvoorzieningen. Aan deze voorzieningen moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de disconteringsvoet voor pensioenvoorzieningen in 2019 gesteld op 1,577%.

De omslagrente, de bespaarde rente en de rente pensioenvoorzieningen wijken niet af van de begroting 2019. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Deze rente komt bij nacalculatie iets lager uit dan begroot en is ook verwerkt in de administratie.

Op grond van deze bepalingen en richtlijnen zijn in de jaarstukken 2019 de volgende rentepercentages te onderscheiden:
-   Omslagrente (reguliere investeringen): 2,25%;
-   Bespaarde rente: 2,25%;
-   Omslagrente BIE: 1,35% (bijgestelde begroting / 2e herziening: 1,40%);
-   Rentetoerekening pensioenvoorzieningen: 1,577%.
 

Leningverstrekking en garantieverlening

Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de betreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente dan de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te steunen.

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de portefeuille opgenomen leningen is afhankelijk van de ontwikkelingen van de investeringen en de bestaande financieringsmiddelen.

Ontwikkeling investeringen

De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal en verstrekte geldleningen. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.

Bij de 10-maandsrapportage 2019 is de begrotingsbalans niet aangepast. Daarom wordt in onderstaande tabellen de vergelijking gemaakt met de balansstanden van de tweede herziening van de begroting 2019. De boekwaarde van de (im)materiële vaste activa kwam € 107 mln lager uit dan begroot. Voor meer informatie over de investeringen in materiële vaste activa, zie de paragraaf Investeringen. In 2019 heeft de gemeente volgens afspraken met de MRDH kapitaal gestort in de RET NV voor de versterking van het eigen vermogen. Daarnaast is een lening aan Stadion Feijenoord omgezet in aandelenkapitaal. De boekwaarde van de financiële vaste activa was eind 2019 € 8 mln hoger dan geraamd bij de tweede herziening van de begroting. De boekwaarde van de voorraden, die voornamelijk bestaat uit bouwgronden in exploitatie, vertoonde een stijging van € 87 mln. De netto banksaldi zijn in 2019 gestegen naar een positief saldo van € 6 mln. Ten opzichte van de rekening 2018 is dit een stijging van € 15 mln. Het kasstroomoverzicht geeft een nader inzicht in de mutatie van de netto banksaldi.

Investeringen (standen ultimo jaar)Rekening 2016Rekening 2017Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Immateriële vaste activa 12.945 25.578 22.959 35.257 36.190
Materiële vaste activa 2.520.717 2.487.384 2.536.333 2.750.100 2.643.519
Kapitaalverstrekkingen 385.880 401.648 381.036 388.414 396.588
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 918.436 376.191 215.998 198.455 196.950
Overige langlopende leningen 20.099 21.534 20.657 12.323 13.443
Overige uitzettingen met rentetypische looptijd van één jaar of langer 2.200 1.500 750 0 0
Financiële vaste activa 1.326.615 800.873 618.441 599.192 606.981
Voorraden -137.782 -150.311 -148.986 -202.924 -116.117
Netto banksaldi -15.944 -9.981 -8.850 0 5.849
Totaal investeringen 3.706.551 3.153.543 3.019.897 3.181.625 3.176.422
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Ontwikkeling financieringsmiddelen

De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van het afgekochte erfpachtcontract jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een korte looptijd. De grens tussen kort en lang voor de leningen ligt daarbij op één jaar. Daarnaast is er het overige netto werkkapitaal, dat bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

De interne financieringsmiddelen zijn hoger uitgekomen dan begroot. Naast het rekeningresultaat kwam dit door de lager dan geraamde onttrekkingen aan diverse reserves. Daarnaast is de post 'voorzieningen' gestegen door onder andere de reclassificatie van de verliesvoorziening grondexploitaties. Volgens BBV-voorschriften wordt de verliesvoorziening grondexploitaties (€ 26 mln) vanaf 2019 opgenomen onder de post 'voorzieningen' en niet meer in mindering gebracht op de post 'voorraden'. Dit voor wat betreft het deel dat niet in mindering gebracht kan worden op de geactiveerde waarde van de projecten. Ook het overige netto werkkapitaal is toegenomen. Dit komt doordat de vorderingen op overheden zijn gedaald en de ontvangen voorschotbedragen zijn gestegen.

Ten opzichte van de begroting zijn de investeringen ongeveer gelijkgebleven, maar hogere reserves, voorzieningen en netto werkkapitaal leidden tot een lagere behoefte aan externe financieringsmiddelen. De externe schuldpositie was daarom aan het eind van het jaar lager dan verwacht.

Bovenstaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat zowel de solvabiliteit als de netto schuldquote zijn verbeterd ten opzichte van de begroting. De solvabiliteit, het eigen vermogen gedeeld door het balanstotaal, is hoger uitgekomen dan begroot. De netto schuldquote, de netto schuldpositie gedeeld door het totaal van de baten, kwam juist lager uit dan begroot. Voor meer informatie over deze kengetallen, zie de paragraaf financiële kengetallen.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar)Rekening 2016Rekening 2017Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Eigen vermogen 1.207.615 1.117.396 1.082.798 1.036.885 1.115.404
Voorzieningen 104.992 89.083 60.957 58.649 101.406
Interne financieringsmiddelen 1.312.607 1.206.479 1.143.755 1.095.534 1.216.810
Obligatieleningen en onderhandse leningen 1.977.215 1.499.085 1.593.577 1.851.230 1.628.760
Overige leningen 91.407 33.024 36.804 36.100 36.716
Langlopende schulden 2.068.622 1.532.109 1.630.381 1.887.330 1.665.476
Kasgeldleningen 363.000 410.000 322.000 275.000 323.000
Overig netto werkkapitaal -37.678 4.955 -76.239 -76.239 -28.864
Totaal financieringsmiddelen 3.706.551 3.153.543 3.019.897 3.181.625 3.176.422
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Ontwikkeling leningenpositie

Bij de tweede herziening van de begroting was de omvang van de externe financieringsmiddelen voor eind 2019 geraamd op € 2,13 mrd. De totale leningpositie kwam uiteindelijk € 174 mln lager uit op € 1,95 mrd. Verkoop van de Eneco-aandelen in 2020 leidt ertoe dat er in een keer veel geld op de gemeentelijke bankrekening binnenkomt. Hierdoor hoeft er vanaf dat moment minder geleend te worden. Vooruitlopend op deze verkoop is de leningenportefeuille in 2019 verder flexibel gemaakt. Binnen de wettelijke kaders met betrekking tot het renterisicobeheer zijn er daarbij vervallende aflossingen geherfinancierd met leningen met kortere looptijden. Deze leningen worden afgelost in 2020 en 2021. De kortlopende leningen kwamen daardoor € 48 mln hoger uit dan verwacht en de langlopende leningen € 222 mln lager.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar)Rekening 2016Rekening 2017Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Kasgeldleningen 363.000 410.000 322.000 275.000 323.000
Obligatieleningen en onderhandse leningen 1.977.215 1.499.085 1.593.577 1.851.230 1.628.760
Totaal korte en lange leningen 2.340.215 1.909.085 1.915.577 2.126.230 1.951.760
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting

Rente

Rente-ontwikkeling

De depositorente van de Europese Centrale Bank (ECB) – de rente die banken ontvangen als ze geld uitzetten bij de nationale centrale banken – is sinds 2014 negatief. Dat wil zeggen dat banken moeten betalen om geld uit te zetten bij de nationale centrale banken. In september 2019 heeft de ECB dit tarief verlaagd van -0,40% naar -0,50%. De gemeente profiteert hiervan. In 2019 heeft de gemeente voor de korte looptijden tegen negatieve rente kunnen lenen.

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties.

Door een lagere financieringsbehoefte, in combinatie met het aantrekken van leningen met kortere looptijden en lagere rentetarieven, daalden de rentelasten in 2019 ten opzichte van de begroting met € 0,9 mln. Gecorrigeerd voor de toegerekende rente aan bouwgronden in exploitatie, was de toe te rekenen externe rente € 1,3 mln lager dan geraamd.

In 2019 is de bespaarde rente verlaagd van 2,5% naar 2,25%. De realisatie wijkt niet af van de begroting. Een verlaging van de bespaarde rente heeft echter wel een nadelig effect op het structurele investerend vermogen. In onderstaande tabel is duidelijk dat de toevoeging van de bespaarde rente aan de bestemmingsreserve IFR in 2019 lager was dan in 2018.

De realisatie van de nieuwe investeringen was lager dan geraamd en leidde tot € 2,0 mln minder toegerekende omslagrente. Bovengenoemde ontwikkelingen zorgden voor een per saldo € 0,7 mln lager renteresultaat dan begroot.

RenteschemaRekening 2018Begroting 2019Rekening 2019
Externe rentelasten korte en lange leningen -40.998 -38.228 -37.370
Rekening-courantrente banksaldi -2 0 -1
Rentebaten verstrekte leningen 7.464 6.930 6.928
Saldo externe rentelasten en rentebaten -33.536 -31.298 -30.443
Omslagrente bouwgronden in exploitatie -2.165 -2.338 -1.915
Toe te rekenen externe rente -35.701 -33.636 -32.358
Rente over eigen vermogen (toevoeging IFR) -27.935 -24.363 -24.363
Rente over voorzieningen (toevoeging IFR) -1.099 -338 -338
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorzieningen) -744 -724 -724
Totaal toe te rekenen rente -65.479 -59.061 -57.783
Toegerekende omslagrente 72.987 68.183 66.193
Renteresultaat 7.508 9.122 8.410

Wettelijke normen

In de Wet fido zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Drempel schatkistbankieren

Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij mede-overheden. Om het cashmanagement van de gemeenten niet te veel te verstoren mogen de gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanhouden. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting – 0,75% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% voor alles daarboven – en kwam voor 2019 uit op € 9,7 mln.

Gemiddeld over het jaar 2019 bedroegen de positieve saldi op de bankrekeningen € 2,6 mln. In mei is gedurende korte tijd een bedrag van € 45 miljoen gestald bij de schatkist, de rest van het jaar was het niet nodig om middelen te stallen bij de schatkist. In elk kwartaal bleven de gemiddelde banksaldi ruim onder de drempel van € 9,7 mln en daarmee is voldaan aan deze norm.

Drempelbedrag schatkistbankieren2017201820192019 Q12019 Q22019 Q32019 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.619.792 3.486.994 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.473.998
Drempelbedrag o.g.v. wet Fido 9.990 9.724 9.698 9.698 9.698 9.698 9.698
Gemiddelde omvang banksaldi 5.039 2.915 2.649 3.410 2.760 1.449 2.978
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 4.951 6.809 7.049 6.288 6.938 8.249 6.720

Kasgeldlimiet

De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting en bedroeg € 295 mln in 2019. De kasgeldlimiet mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Gebeurt dit wel dan moet de gemeente de provincie Zuid-Holland daarover informeren en daarbij een plan aanbieden om weer te gaan voldoen aan de kasgeldlimiet.

In 2019 is alleen in het eerste kwartaal de kasgeldlimiet overschreden, de overige kwartalen bleef de korte schuld onder de kasgeldlimiet. Daarmee is voldaan aan de vereisten uit de Wet fido.

Kasgeldlimiet2018 Q12018 Q22018 Q32018 Q42019 Q12019 Q22019 Q32019 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.486.994 3.486.994 3.486.994 3.486.994 3.473.998 3.473.998 3.473.998 3.473.998
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 296.394 296.394 296.394 296.394 295.290 295.290 295.290 295.290
Gemiddelde korte schuld 497.137 486.413 241.309 256.577 341.592 174.008 253.372 231.210
Gemiddelde korte middelen -752 -13.786 -14 -1.195 -6.775 -4.266 -5.636 -6.352
Gemiddelde netto korte schuld 496.385 472.627 241.295 255.382 334.817 169.742 247.736 224.858
In % begroting 14,2% 13.6% 6,9% 7,3% 9,6% 4,9% 7,1% 6,5%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) -199.991 -176.233 55.099 41.012 -39.527 125.548 47.554 70.432

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Hoewel de Wet fido dit niet voorschrijft, wordt uit voorzichtigheidsoverwegingen onder de aflossingen ook de herfinancieringsbehoefte onder de renteswaps meegeteld. Hiermee wordt het gebruik van renteswaps gelimiteerd. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting. In 2019 bedroeg de renterisiconorm € 695 mln.

Het renterisicobedrag op de langlopende schuld kwam uit op € 650 mln en bleef daarmee ruim onder de gestelde norm. Vooruitlopend op de verkoop van de aandelen Eneco is de leningenportefeuille meer flexibel gemaakt. Aflossingen op bestaande leningen zijn geherfinancierd met leningen met looptijden van 1 tot 2 jaar. Hierdoor vervallen er meer aflossingen in 2020 en 2021. Daarbij is er nadrukkelijk rekening mee gehouden dat het risicobedrag ook in deze jaren onder de renterisiconorm blijft.

Renterisiconorm2017201820192020202120222023
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.619.792 3.486.994 3.473.998 3.767.271 3.767.271 3.767.271 3.767.271
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 723.958 697.399 694.800 753.454 753.454 753.454 753.454
Renteherzieningen 56.958 50.000 0 2.695 61.040 0 0
Aflossingen 280.388 272.097 649.817 747.973 404.450 25.274 105.265
Risicobedrag 337.346 322.097 649.817 750.668 465.490 25.274 105.265
In % begroting 9,3% 9,2% 18,7% 19,9% 12,4% 0,7% 2,8%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 386.612 375.302 44.983 2.786 287.964 728.180 648.189

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij is een deel van de onderliggende financieringsbehoefte ingevuld met een twintigjarige geldlening van € 100 mln. Van de overige swaps liep er één van € 50 mln af in 2019. Met de resterende swap zijn de renterisico’s over de jaarlijkse financieringsbehoefte van € 85 mln ingedekt.

Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze bank heeft met een AAA-rating een zeer hoge kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten.

Leningverstrekking

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Regeling Investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden.

De bestaande portefeuille verstrekte leningen heeft een aflopend karakter. De leningen zijn voornamelijk verstrekt aan woningbouwcorporaties en voormalige gemeentelijke onderdelen. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aangegaan. Hierdoor worden de leningen van woningbouwcorporaties gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en verstrekt de gemeente geen leningen meer. De leningen die de gemeente heeft verstrekt aan woningcorporaties zijn eveneens geborgd door het WSW. De leningen aan overige verbonden partijen betreffen voornamelijk het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN). De overige financiële activa zijn onder andere leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling.

In juni 2019 is een lening aan Stadion Feijenoord NV omgezet in aandelenkapitaal. Dit verklaart de daling van de leningen aan sportverenigingen in 2019. In 2016 is een leningfaciliteit verstrekt aan Cambridge Innovation Center (CIC) om de economische ontwikkeling en het innovatie- en ondernemersklimaat in Rotterdam te versterken. Het CIC verzorgt de huisvesting en ondersteuning van start-ups en innovatieve ondernemers in het Groothandelsgebouw. De leningfaciliteit is opgebouwd uit meerdere tranches die worden verstrekt als CIC aan de afspraken over onder andere omzet en bezettingsgraad voldoet. In 2019 is geen nieuwe tranche verstrekt, wel is volgens afspraak de rente toegevoegd aan de hoofdsom. Daarmee komt de totale hoofdsom van de lening op € 7,4 mln.

Verstrekte leningenRekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Woningcorporaties 137.447 128.263 128.199
Deelnemingen 67.650 59.500 58.850
Overige verbonden partijen 10.901 10.692 9.901
Totaal leningen 215.998 198.455 196.950
Sportverenigingen 12.538 4.249 4.173
Economische ontwikkeling 7.082 7.082 7.365
Overig 1.787 992 1.905
Totaal overige financiële vaste activa 21.407 12.323 13.443
Totaal verstrekte leningen 237.405 210.778 210.393
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. Het WSW werkt dit programma in 2020 verder uit samen met de verschillende belangenhouders, waaronder de achtervangers. Onderstaande tabel toont de achtervangpositie in beide waarborgfondsen.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag weergegeven als het totaal van de borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. In samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de G4-gemeenten ontwikkelt de VNG een methodiek voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar)Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
WEW 3.533.000 3.333.000 3.382.000
WSW 6.678.456 6.678.456 6.629.419
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 10.211.456 10.011.456 10.011.419
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren (standen ultimo jaar)Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Hypotheekgaranties 35.403 32.680 32.680
Garantie NRF-leningen 5.288 4.700 4.034
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 40.691 37.380 36.714
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

De gemeente heeft in 2012 een garantie van € 104 mln verleend ten behoeve van het Warmtebedrijf. Deze garantie betreft de financiering van het aanleggen van een warmtetransportsysteem met het oog op de reductie van CO2-uitstoot. Voor meer informatie over de ontwikkelingen met betrekking tot het Warmtebedrijf, zie de paragraaf Verbonden partijen.

In 2019 zijn geen nieuwe garanties voor rechtspersonen verleend. De Stichting Sporthal WION kon in 2019 niet meer aan zijn verplichtingen onder een lopende garantie voldoen. De geldgever heeft de gemeente aangesproken voor de nog niet betaalde rente en aflossing. Deze claim is ultimo 2019 als verplichting op de balans opgenomen en verder afgewikkeld in 2020. Voor meer toelichting op de garanties, zie de Niet uit de balans blijkende verplichtingen.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar)Rekening 2018Begroting 2019*Rekening 2019
Energie

104.000

104.000 104.000
Totaal garanties t.b.v. deelnemingen 104.000 104.000 104.000
Zorg 9.528 8.478 8.074
Sport en recreatie 5.009 3.574 3.192
Kunst en cultuur 1.611 1.214 1.214
Overig 845 787 787
Totaal garanties t.b.v. niet-deelnemingen 16.993 14.053 13.267
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 120.993 118.053 117.267
* Betreft de balansstanden na de tweede herziening van de begroting.

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen aan de gemeente kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. De kredietrisicoreserve dekt deze risico’s af. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bedrag te worden gestort voor de dekking van de risico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2019 de bedragen waarover risico wordt gelopen en de omvang van het kredietrisico.

Het kredietrisico voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning (WEW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) kan op dit moment nog niet berekend worden en wordt daarom op PM gesteld. De VNG is bezig met de ontwikkeling van een methodiek om het kredietrisico van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. Voor garanties aan particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisico op de richtlijnen die gelden voor banken. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat het Rijk de helft van eventuele verliezen afdekt. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. Het totale kredietrisico wordt geraamd op € 60 mln. De kredietrisicoreserve (€ 69,9 mln ultimo 2019) is in ieder geval toereikend om de hier berekende kredietrisico’s te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.

Kredietrisico (standen ultimo jaar)BedragKredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 10.011.419 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 36.714 1.028
Garanties t.b.v. rechtspersonen 117.267 53.668
Verstrekte leningen 210.393 5.264
Totaal 10.375.793 59.960