Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

De gemeente Rotterdam wil voorkomen dat elke niet begrote, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen, zonder dat hiertoe een onnodig hoge, financiële buffer wordt aangehouden. Hiertoe wordt periodiek geïnventariseerd welke majeure financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van risico-simulatie de benodigde weerstandscapaciteit bepaald en afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (i.c. het weerstandsvermogen) ten minste 1,00 te laten zijn.

Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,00 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenraming weer 1,00 of meer zal bedragen.

Voor meer beleidsinformatie wordt verwezen naar de Beleidsnota Weerstandsvermogen en Risicobeheersing Rotterdam 2018.

Risico's

In onderstaande tabel worden de voornaamste financiële risico’s (>= € 1,0 mln) voor het jaar 2020 weergegeven en toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico's

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)
Grondexploitatiesbuiten model 84.000

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model 60.000

De gemeente loopt een risico in verband met de leningen die de gemeente heeft verstrekt en de garanties die de gemeente heeft verleend. Het risico is berekend op basis van de door banken algemeen gehanteerde dekkingsgraad.
Inkomensregeling (BUIG)50%10.00067.000

Het risico bestaat dat de uitkering die de gemeente van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van uitkeringen aan bijstandsgerechtigden tekortschiet om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget voor het verstrekken van deze uitkeringen (het zogeheten macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. In de afgelopen jaren kende Rotterdam voor het eerst sinds lange tijd een positief resultaat op de BUIG. Ook voor 2020 en 2021 zijn de vooruitzichten positief. Risico's zijn echter:
- In de begroting wordt rekening gehouden met een daling van het aantal uitkeringen naar 30.000 per 31 december 2021. Een omslag in de conjunctuur maakt deze daling lastiger haalbaar. Mocht de doelstelling niet worden bereikt, dan heeft dit per direct financiële consequenties.
- Voorstel van het Rijk is om het budget voor loonkostensubsidies (onderdeel van de BUIG) met ingang van 2021 op andere wijze te verdelen over gemeenten. Onduidelijk is of deze wijziging inderdaad per 2021 ingaat of in een later jaar. Financieel risico is 10-15 mln. per jaar.
- Wijziging van budgetaandeel Rotterdam in het BUIG-budget. Jaarlijks wordt het budgetaandeel geactualiseerd o.b.v. nieuwe maatstaven. Een wijziging van slechts 0,2% in het aandeel van Rotterdam betekent direct een stijging/daling van de inkomsten met € 12 mln.
Al met al schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG (ten opzichte van de begrotingsstand na ramingsbijstellingen, waarbij overschotten al worden toegevoegd aan de algemene middelen!)  in 2021 op 50%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van het budget (van circa € 500 mln); voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling, voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren. Gezien de gerealiseerde overschotten in 2018 en 2019 en de verwachte overschotten in 2020 en 2021 zal het vangnet pas in werking treden bij een tekort van tenminste € 67 mln.
Warmtebedrijf50%027.000

Eind 2018 is de boekwaarde van het Warmtebedrijf met € 25,6 mln verlaagd tot ca. € 27 mln. In de Begroting 2020 is vervolgens aangenomen dat in de loop van 2020 een investeringsbesluit zou worden genomen, waarbij de gemeente extra kapitaal zou storten om het Warmtebedrijf in staat te stellen zijn lening bij de BNG, waarvoor de gemeente garant staat, af te lossen. De boekwaarde van het Warmtebedrijf zou oplopen naar € 134,4 mln. Aangezien de kapitaalstorting en daarmee samenhangende aflossing van de lening het risico op verlaging van de boekwaarde zou reduceren, is de kans dat dit risico zich zou voordoen destijds verlaagd van 30% naar 15%.
Op korte termijn zal een besluit worden genomen over de door het Warmtebedrijf te volgen bedrijfsstrategie. Er liggen meerdere scenario's op tafel. In afwachting hiervan wordt vooralsnog rekening gehouden met een verhoogd risico op verdere verlaging van de boekwaarde; de kans dat dit risico zich voordoet is verhoogd van 15% naar 50%.
Rente50%00

Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen.
Begin 2020 heeft de gemeente zijn aandelen Eneco verkocht. De netto-verkoopopbrengst wordt gebruikt voor financiering van de gemeentelijke activiteiten. Vanwege deze bijzondere omstandigheid hoeft de gemeente tijdelijk geen nieuwe leningen aan te trekken. Ook zal het niet nodig zijn om een nadelige renteherziening op een lopende lening te accepteren. De gemeente loopt dan ook tijdelijk geen risico op een stijging van de rentelasten.
Gemeentefonds (omvang)50%010.000

De gemeente loopt het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds of dat de omvang van het Gemeentefonds zich om een andere reden ongunstiger ontwikkelt dan geraamd. In verband met de Corona-crisis worden de accressen van het Gemeentefonds mogelijk tijdelijk bevroren. In dat geval zal de gemeente tijdelijk minder risico lopen dat de omvang van het Gemeentefonds tegenvalt. Verwacht wordt dat bij het opstellen van de Begroting 2021 duidelijk zal zijn of en in welke mate dit risico tijdelijk moet worden bijgesteld. 
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.000

De gemeente loopt het risico dat de verdeelmaatstaven, op grond waarvan het Rijk het Gemeentefonds tussen de gemeenten verdeelt, zich anders ontwikkelen dan geraamd.
OZB-opbrengsten50%010.000

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo50%010.000

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten. Deze decentralisaties in het Sociaal Domein gingen gepaard met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. De zorg is veel dichterbij georganiseerd, wat heeft geresulteerd in een (gewenst) toegenomen bereik van Rotterdammers. Daarmee zijn de kosten van vooral de Wmo gestegen. De toegekende extra budgetten (bij de Voorjaarsnota 2017 en het Coalitieakkoord 2018) en het daaraan gekoppelde maatregelenpakket om de zorguitgaven te laten dalen, lopen de komende jaren af. Ondanks positieve effecten van het maatregelenpakket duiden recente prognoses op een verdere stijging van de zorgkosten bij ongewijzigd beleid. Vooral vanwege een doorgaande groei in cliëntaantallen en vooralsnog beperkte daling van de uitgaven per cliënt, blijven de uitgaven stijgen. Daarmee blijft de opgave om bij te sturen onverminderd groot. Bovendien heeft de lobby bij het Rijk nog weinig opgeleverd. De uitwerking van de Bestuursopdracht Zorg o.b.v. het nieuwe integrale beleidsplan Zorg, Welzijn en Jeugd moet voor de langere termijn aanknopingspunten bieden om de bandbreedte van het risico te verminderen.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)50%012.600

Er gaat een aanzuigende werking uit van het inkomens- en vermogensonafhankelijk maken van de eigen bijdrage voor de Wmo. Vanaf 2019 is deze eigen bijdrage gemaximeerd op € 17,50 per 4 weken. Onduidelijk is hoe groot de aanzuigende werking van deze maatregelen uit het regeerakkoord zal zijn. In opdracht van het ministerie van VWS heeft het CPB berekend dat de extra kosten als gevolg van de aanzuigende werking landelijk € 140 mln bedragen. Eerdere onderzoeken door o.a. SEO wijzen in de richting van een aanzuigende werking die substantieel hoger uitkomt dan € 140 mln (tussen de € 300 en € 500 mln). In het coalitieakkoord is rekening gehouden met de CPB-raming. Het restant wordt als risico opgenomen. Het Rotterdamse aandeel van 3,5% (gebaseerd op het aandeel van Rotterdam in de Integratie-uitkering Sociaal Domein, Wmo ambulant) van dit restant vormt het extra risico ter grootte van € 12,6 mln per jaar.
Een eerste eigen meting over de periode november 2018 – maart 2019 laat een significante stijging van het aantal Wmo-aanvragen zien. Landelijk zijn er afspraken gemaakt tussen VWS en VNG om middels een monitor de effecten van de maatregel in de praktijk goed te kunnen volgen. Uitvoering is belegd bij een externe partij (Significant). De monitor verschijnt 1x per jaar in september (2019 t/m 2022). Er wordt onder meer gekeken naar de aanzuigende werking. De uitkomsten van de monitor op dit punt bieden op termijn mogelijk aanknopingspunten om de bandbreedte van de meerkosten (het risicobedrag) omlaag te brengen.
Ruimen bommen25%09.000

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.000

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%025.000

Op projectniveau wordt een post onvoorzien gehanteerd. Voor de grote investeringsprojecten wordt daarnaast een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen.
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%06.000

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
In het beleidskader Verbonden Partijen & Governance Samenwerkingsrelaties 2019 - 2022 is voorgesteld de risico’s verbonden aan participatie in investeringsfondsen inzichtelijk te maken in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van begroting en rekening. Deze risico’s dekt de gemeente af in de algemene reserve.
De risico’s verbonden aan deelname in investeringsfondsen worden geraamd op 50% van de actuele boekwaarden fondsen. Dit percentage is een marktconform percentage (zo hanteert de provincie Zuid-Holland ter zake eenzelfde beleid). Deze beklemde reserve dient dekking bij afboekingen van fondsen te bieden.
De boekwaarde van de investeringsfondsen waaraan de gemeente deelneemt (Innovation Quarter, ICOS Cleantech Earlystage Fund II, Swanbridge Capital) bedroeg per 31 december 2019 ca. € 6,0 mln.
Btw Sportbesluit 2019 (gemeente en Sportbedrijf Rotterdam)50%8.1038.103

Met ingang van 2019 is de btw-vrijstelling voor de exploitatie van sportaccommodaties verruimd. De verruiming dreigt voor zowel de gemeente als het Sportbedrijf Rotterdam nadelig uit te pakken. Op 30 oktober 2018 heeft het college besloten tot een tweesporenbeleid. Het tweesporenbeleid houdt in dat enerzijds nog wordt uitgegaan van winstbeoging door het Sportbedrijf en daarmee behoud van de huidige btw-positie richting fiscus en anderzijds van een aanvraag van subsidie om het dreigende verlies van die btw-positie te kunnen compenseren. 
De gemeente en het Sportbedrijf hebben over hun activiteiten in 2019 in totaal ca. € 8,1 mln btw teruggevorderd. Tevens is aan het ministerie van VWS gevraagd om de gemeente en het Sportbedrijf voor dit bedrag te compenseren, indien de fiscus de terugvordering van btw niet honoreert. Van dit bedrag heeft ca. € 3,6 mln betrekking op de gemeente en ca. € 4.5 mln op het Sportbedrijf. Het ministerie van VWS heeft 81,7% van het gevraagde subsidiebedrag verleend.
In de jaarrekening 2019 kon slechts sprake kan zijn van één vordering: óf op de fiscus óf op VWS. Om een onrechtmatigheid te voorkomen is besloten om het subsidiebedrag (i.c. de vordering op VWS) niet te verantwoorden. In het uiterste geval dat de fiscus van oordeel is dat het Sportbedrijf geen winstoogmerk heeft en de termijn om alsnog de subsidie te verantwoorden bij VWS is verstreken óf de subsidiepot van VWS is uitgeput tegen de tijd dat de fiscus uitspraak heeft gedaan in dit dossier, loopt de gemeente het risico dat het teruggevorderde btw-bedrag moet worden terugbetaald aan de fiscus en vervolgens niet meer kan worden verhaald op VWS.
Btw Sportbesluit 2019 (Sportfondsen Rotterdam en Topsportcentrum Rotterdam)50%465465

Naar analogie conform de toelichting op het risico 'Btw Sportbesluit 2019 (gemeente en Sportbedrijf)
Btw onderwijsactiviteiten Sportbedrijf Rotterdam en Natuurstad Rotterdam50%1.2501.250

Het Sportbedrijf heeft in juli 2018, op advies van de gemeente, een brief aan de Belastingdienst Rijnmond gestuurd, waarin het standpunt is ingenomen dat de onderwijsactiviteiten van het Sportbedrijf, waarvoor de gemeente een inkoopbedrag betaalt, moeten worden gekwalificeerd als één met btw belaste prestatie. De Belastingdienst heeft nog geen uitspraak gedaan. Indien de Belastingdienst het standpunt van het Sportbedrijf niet onderschrijft, dan kan de gemeente de door het Sportbedrijf in rekening gebrachte btw op de inkoopfactuur niet terugvorderen op het BTW-compensatiefonds. Dat zal dan ook gelden voor de btw die Natuurstad Rotterdam in rekening brengt over de subsidie die deze stichting van de gemeente ontvangt.
* Geluidshinder Stadhuisplein50%1.0002.000

Enkele jaren geleden is studentenhuisvesting gerealiseerd aan het Stadhuisplein. De al langer gehuisveste (nacht)horeca aan het plein levert ‘ s nachts geluidhinder. De kans bestaat dat de gemeente gaat bijdragen aan noodzakelijk maatregelen om geluidsoverlast van horeca richting studenten tegen te gaan.

Niet-kwantificeerbare risico's

Niet-kwantificeerbare risico's
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Tegen betaling van een borgstellingsvergoeding door de betreffende woningcorporaties biedt het WSW zekerheid aan geldgevers voor het geval die woningcorporaties niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. Er zijn verschillende vangnetten en buffers voor het WSW. Als deze ontoereikend zijn, dan worden Rijk en gemeenten aangesproken op hun achtervang. 
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. 
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. In de eerste helft van 2019 wordt het huidige concept van het Uitvoeringsprogramma Bodemlood voorzien van een financiële paragraaf, aan de hand waarvan de risico’s duidelijk worden.
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Vennootschapsbelasting

Door de Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen zijn onder meer gemeenten met ingang van 2016 voor ondernemingsactiviteiten belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (Vpb).
Op het taakveld Vennootschapsbelasting (Vpb) boekt de gemeente de raming van het te betalen bedrag vennootschapsbelasting als last. Het gaat om het geraamde bedrag van de aanslag vennootschapsbelasting voor het betreffende begrotingsjaar of verantwoordingsjaar. Dit bedrag is de gemeente verschuldigd vanwege de fiscale winst die de gemeente per saldo realiseert op ondernemingsactiviteiten in het begrotingsjaar, na eventuele verrekening van fiscale verliezen uit eerdere begrotingsjaren.
De gemeente Rotterdam gaat ervan uit dat de activiteiten lease, bedrijfsreiniging, containerservice en verkoop restafval (deels) onder deze belastingplicht vallen.
De Rijksbelastingdienst heeft de gemeente Rotterdam vragen gesteld over een aantal gemeentelijke activiteiten waarvoor nu geen Vpb-plicht bestaat. Dit zijn vastgoedbeheer, het beschikbaar stellen van ruimte voor reclameuitingen en over de verhuur van brandstofverkooppunten. De gemeente neemt hierbij het standpunt in dat geen sprake is van Vpb-plichtige ondernemersactiviteiten, maar van vermogensbeheer. De Rijksbelastingdienst heeft op dit moment hierover nog geen definitief standpunt ingenomen. In de loop van dit jaar wordt dat standpunt verwacht. In afwachting hiervan wordt dit risico voorlopig als een niet kwantificeerbaar risico opgenomen.

* Nieuw(e) risico('s).

 

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat de benodigde weerstandscapaciteit in 95% van de gevallen toereikend is om de risico’s te dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

In vergelijking met de oorspronkelijke begroting voor 2020, zijn enkele risico's komen te vervallen. Dit betreft:

  • het renterisico; omdat de netto-verkoopopbrengst Eneco tijdelijk kan worden gebruikt voor de financiering van gemeentelijke activiteiten, loopt de gemeente in 2020 niet of nauwelijks risico op een stijging van de rentelasten.
  • de uitbreiding van de wettelijke taken VVE (voor- en vroegschoolse educatie); inmiddels is een beter beeld ontstaan van de mate waarin ouders van peuters die niet tot de doelgroep behoren, gebruik willen maken van het aanbod op voor- en vroegschoolse educatie.
  • de wijziging van de werkgeverspremies 2020; de wijziging is inmiddels bekend.

Ook is er een risico bijgekomen, waarmee in de oorspronkelijke begroting voor 2020 nog geen rekening werd gehouden. Dit betreft het risico 'Geluidshinder Stadhuisplein'.

De overige risico's zijn opnieuw tegen het licht gehouden. Soms zijn de verwachte omvang van het risico of de kans van optreden gewijzigd. De voornaamste wijzigingen betreffen:

  • de inkomensregelingen (BUIG); er is een hernieuwde inschatting gemaakt van het maximale risico dat de gemeente loopt, alvorens in aanmerking te komen voor de 'vangnetregeling' van het Rijk. Deze valt 17 mln hoger uit.
  • het Warmtebedrijf; de beoogde kapitaalstorting ter grootte van ca. 107 mln zal dit jaar niet plaatsvinden. Hierdoor zal de boekwaarde van de aandelen dit jaar niet stijgen tot 134,4 mln, maar onveranderd 27 mln bedragen. Het risico op een afboeking van deze waarde is voorzichtigheidshalve verhoogd van 15% naar 50%.
  • de leningen en garanties; omdat de beoogde kapitaalstorting in het Warmtebedrijf dit jaar niet zal plaatsvinden, zal het Warmtebedrijf zijn lening niet kunnen aflossen en staat de gemeente ook in 2020 garant voor deze lening. Voornamelijk als gevolg hiervan valt de berekening van het risico dat de gemeente loopt op de door hem verstrekte leningen en verleende garanties ca. 35 mln hoger uit.
  • de Tweedelijns Wmo; er is een hernieuwde inschatting gemaakt van het maximale risico dat de gemeente loopt. Deze valt 20 mln lager uit.

De Corona-crisis leidt tot meerkosten en inkomstenderving. Deze kunnen vooralsnog onvoldoende goed worden ingeschat. Enerzijds is onvoorspelbaar hoe de pandemie zich ontwikkelt en hoe het (inter)nationale pakket aan maatregelen om het verloop van de pandemie te beïnvloeden zich in de loop der tijd ontwikkelt. Anderzijds is nog onvoldoende duidelijk in hoeverre de gemeente financieel zal worden gecompenseerd door het Rijk. Het financiële risico dat de gemeente loopt a.g.v. de Corona-crisis is dan ook niet gekwantificeerd. De pandemie kan worden beschouwd als een natuurramp en is daarmee onderdeel van het structurele risico op financiële schade als gevolg van een (natuur)ramp.

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de recente ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien.

Omdat de financiële restrisico's per saldo zijn toegenomen, neemt ook de benodigde weerstandscapaciteit toe. Er is meer weerstandscapaciteit nodig, om nagenoeg (voor 95%) zeker van te zijn dat de financiële risico's, zoals hierboven genoemd, eenmalig kunnen worden opgevangen.

De vergelijking met de cijfers voor 2017 gaat mank. Dit wordt met name verklaard door een andere berekeningswijze van de benodigde weerstandscapaciteit voor het renterisico. Tot 2018 stelde de gemeente zich ten doel om de omslagrente, waarmee de gemeentelijke rentelasten aan de gemeentelijke activiteiten worden toegerekend, over een periode van vier jaren gelijk te houden. Hiertoe werd het renterisico over de periode van vier jaren cumulatief berekend. De Financieringsreserve had als doel om dit renterisico af te dekken en was onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. Met ingang van 2018 is het wettelijk voorgeschreven dat de omslagrente de werkelijke rentelasten volgt. Als gevolg hiervan is de Financieringsreserve opgeheven en wordt de benodigde weerstandscapaciteit inzake het renterisico niet meer cumulatief berekend over een periode van vier jaren, maar telkens over het betreffende jaar. Dit is consistent met de wijze waarop de benodigde weerstandscapaciteit voor de andere risico's wordt berekend.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 219 263

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode (vanaf 2018) voorzichtiger berekend dan voorheen. Waar voorheen ook het vrij aanwendbare deel van alle bestemmingsreserves en een deel van de stille reserves bij de berekening werden betrokken, wordt vanaf heden - voorzichtigheidshalve - nog slechts gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves)
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Met de wijziging wordt bovendien beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de beschikbare weerstandscapaciteit berekenen.

De beschikbare weerstandscapaciteit daalt dit jaar fors. De coronacrisis is hier in belangrijke mate debet aan. De inkomsten uit belastingen en leges lopen fors terug en om de crisis het hoofd te bieden worden extra uitgaven gedaan. Het opvangen van deze financiële tegenvallers leidt tot een forse daling van de algemene reserve.

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020
Financieringsreserve 82 0 0 0
Kredietrisicoreserve 68 71 70 70
Bestemmingsreserve BUIG meerjarig 69 29 18 35
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 7 4 3 2
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 0 5 34 28
Risicoreserves 226 109 125 135
Algemene reserve 77 180 176 84
Stelpost onvoorzien 1 0 1 1
Vrij aanwendbaar deel bestemmingsreserves 484 0 n.v.t. n.v.t.
Stille reserves 50 0 n.v.t. n.v.t.
Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 301 220

 

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

Als gevolg van de sterke daling van de beschikbare weerstandscapaciteit en de stijging van de benodigde weerstandscapaciteit, zal het weerstandsvermogen dit jaar fors dalen, tot onder de norm van 1,00. Bij Begroting 2021 zal worden aangegeven hoe en in welk tempo het weerstandsvermogen weer op peil wordt gebracht.

De vergelijking met de cijfers voor 2017 gaat overigens mank. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode conservatiever berekend dan voorheen. Hiermee wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. En er wordt beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de berekening maken. Ook de benodigde weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode anders berekend.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020
Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 301 220
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 219 263
Weerstandsvermogen 2,75 1,41 1,37 0,83
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2018-2022: minimaal 1,00

In onderstaande tabel is te zien dat het weerstandsvermogen in 2020 ook ten opzichte van de oorspronkelijke begroting fors daalt. Dit is in belangrijke mate het gevolg van de Corona-crisis. Zonder de impact van deze crisis zou het weerstandsvermogen voor 2020 net boven de norm van 1,0 zijn uitgekomen. Voor nu accepteren we deze tijdelijke dip. Dit geeft tijd en ruimte om zaken scherper in beeld te krijgen en de klappen op te vangen zonder direct ingrijpende bezuinigingen te moeten doorvoeren.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)oorspronkelijke begroting 20201e herziening 2020
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2020) 266 220
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2020) 250 263
Weerstandsvermogen (Begroting 2020) 1,06 0,83

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2017201820192020
Netto schuldquote 56,3% 54,1% 55,0% 24,8%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 44,9% 47,3% 49,1% 20,9%
Solvabiliteitsratio 31,1% 30,8% 30,7% 55,8%
Structurele exploitatieruimte 3,6% 5,5% 1,1% 4,2%
Grondexploitatie -4,5% -4,5% -4,1% -2,8%
Belastingcapaciteit 99% 99% 103% 105%