Grondslagen

Als basis voor het opstellen van de begroting zijn diverse algemene grondslagen van toepassing, waaronder verschillende bepalingen vanuit de Gemeentewet, het Besluit begroting en verantwoording (BBV), de begrotingscirculaire vanuit de provincie Zuid-Holland, de Verordening financiën Rotterdam en Regeling financiën Rotterdam. Daarnaast zijn er verschillende specifieke kaders en uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn terug te vinden in de paragrafen. In dit onderdeel worden enkele algemene principes toegelicht die voor alle programma’s en taakvelden gelden.

Overhead

Alle overheadkosten worden apart in het programmaoverzicht Overhead weergegeven. Overhead omvat zowel de algemene (concernbrede) bedrijfsvoeringsondersteuning als het management en -ondersteuning van alle organisatieonderdelen binnen het concern.

Indexatie

De gemeentebegroting wordt in principe jaarlijks bijgesteld voor de verwachte prijsontwikkelingen, voor zover mogelijk gebaseerd op inflatiepercentages van het Centraal Planbureau (CPB) van maart 2019. Voor de twee voorafgaande begrotingsjaren vindt een nacalculatie plaats. Voor materiële budgetten wordt bijvoorbeeld de 'prijs overheidsconsumptie, netto materieel' (imoc) gebruikt. Voor belastingen, leges, prijzen en tarieven wordt in principe de consumentenprijsindex (cpi) gehanteerd (1,5%). Voor de loongevoelige budgetten is vooralsnog uitgegaan van een stijging van 3,5% voor de nieuwe cao-gemeenteambtenaren 2019 - 2020 en wijzigingen van werkgeverspremies.

Materiële en subsidiebudgetten zijn, met uitzondering van cultuur en onderwijs, niet geïndexeerd. In het coalitieakkoord 2018-2022 is reeds
besloten de indexering voor materieel en subsidies voor het jaar 2020 voor de helft uit te keren.

TrendcategoriePercentage 2020 (inclusief bijstellingen)
Personeel (inclusief inhuur) 3,5
Tarieven belastingen, leges en retributies 1,5
Subsidies (m.u.v. cultuur en onderwijs) 0
Subsidies cultuur en onderwijs 1,5
Materieel 0

Omslagrente

Het renteomslagstelsel is geregeld in de gemeentelijke regelgeving. Dit stelsel houdt in dat de vermogenskosten aan de gemeentelijke
producten worden doorberekend op basis van de boekwaarde van de onderliggende investeringen. De rente die hiervoor wordt gehanteerd is de omslagrente investeringen. Deze rente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van richtlijnen van de commissie BBV. De lagere rentelasten leiden ertoe dat de omslagrente investeringen met ingang van 2020 wordt bijgesteld van 2,25% naar 2,0%. Ook de bespaarde rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen, wordt verlaagd van 2,25% naar 2,0%.  Het interne omslagpercentage dat wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE) wordt bijgesteld van 1,7% naar 1,4%. Verder bestaan er specifieke regels voor het toerekenen van rente aan de pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden.
 

In de begroting 2020 en verder worden de volgende interne rentepercentages onderscheiden:

  • Omslagrente bouwgronden in exploitatie: 1,4%
  • Omslagrente investeringen: 2,0%
  • Bespaarde rente: 2,0%
  • Rentetoerekening pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden: 1,577%

Raming gemeentefonds

De raming van het Gemeentefonds is gebaseerd op de meicirculaire Gemeentefonds 2019. De bestendige gedragslijn is dat de septembercirculaire 2019 in de Voorjaarsnota 2020 wordt verwerkt.