Lokale heffingen

De paragraaf Lokale Heffingen geeft inzicht in de samenstelling van het voorgestelde pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen in 2020; de relatieve druk van de lokale belastingen en heffingen; en de stand van zaken en de voornemens voor het begrotingsjaar rondom een aantal beleidsitems. Tot slot wordt ingegaan op het kwijtscheldingsbeleid.

Beleid

Op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), is het college van burgemeester en wethouders verplicht de gemeenteraad inzicht te geven in ten minste:

  • de geraamde inkomsten
  • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen
  • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen
  • een aanduiding van de lokale lastendruk
  • een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid
  • de mate waarin de legestarieven kostendekkend zijn

Op grond van artikel 212 van de Gemeentewet is de raad verplicht om bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

In Rotterdam geldt de Verordening financiën Rotterdam 2013 en de regeling Financiën Rotterdam.

De verordening bepaalt in artikel 4, lid 6 dat de wettelijke paragrafen van de beleidsbegroting, waaronder de paragraaf Lokale Heffingen, zijn gebaseerd op afzonderlijke beleidsdocumenten. De raad stelt deze beleidsdocumenten kort na aanvang van iedere raadsperiode vast.

Met de Kadernota Lokale Lasten 2018-2022 is hiermee invulling gegeven op het gebied van lokale heffingen. Dit beleidskader geeft antwoord op vragen als: welke lokale lasten worden in Rotterdam geheven, op grond waarvan, wie betalen deze lasten, wat zijn de opbrengsten; en welke beleidsuitgangspunten gelden hierbij?

Daarmee heeft de raad de kaders voor het door het college te voeren lokale lastenbeleid voor de komende jaren vastgesteld. En daarover legt het college periodiek verantwoording af richting raad.

 

Uitgangspunten van de belastingheffing

Belastingheffing is een ingrijpende bevoegdheid van overheden in relatie tot de belastingbetalers. Dat vraagt om helderheid over de besteding van het belastinggeld, maar evenzeer om een correcte benadering van de belastingbetaler. Voor de relatie overheid - belastingbetaler gelden de volgende uitgangspunten:

  • Rechtmatigheid
  • Rechtszekerheid
  • Rechtsgelijkheid
  • Doelmatigheid
  • Doeltreffendheid

Daarnaast gelden de volgende uitgangspunten uit het coalitieakkoord ‘Nieuwe energie voor Rotterdam:

  • We voeren de tariefdifferentiatie van de afvalstoffenheffing verder door. Naast een tarief voor gezinnen en alleenstaanden, komt er ook een tarief voor tweepersoonshuishoudens.
  • De kwijtschelding van de afvalstoffenheffing wordt voor AOW-minima 100% en voor overige minima 75%.
  • Het tarief voor de logiesbelasting wordt 6,5% van de overnachtingsprijs.
  • Er worden geen nieuwe beleidsmaatregelen genomen die tot hogere woonlasten leiden (afvalstoffenheffing, rioolbelasting en ozb), exclusief mogelijk private financiële consequenties van de energietransitie.
  • De opbrengst van de onroerendezaakbelasting (ozb) wordt alleen geïndexeerd en niet verhoogd. Areaaluitbreiding zorgt voor extra ozb-inkomsten.
  • Het parkeertarief voor bezoekers en voor bewoners gaat omhoog.

Inkomsten

In onderstaande tabel staat een specificatie van de opbrengsten van de belangrijkste belasting- en heffingsoorten:

 Jaarrekening 2018Begroting 2019*Begroting 2020Programma 2020
Onroerend zaakbelasting** 247.123 244.426 254.027 Algemene middelen
Hondenbelasting -20     Algemene middelen
Logiesbelasting 6.602 10.855 11.988 Algemene middelen
Reclame- en precariobelasting 29.248 24.821 26.111 Algemene middelen
Leges Omgevingsvergunning 15.854 18.104 21.974 Ruimtelijke ordening
Rioolheffing 70.328 73.570 76.736 Beheer van de stad
Bedrijfsreinigingsrecht 4.756 4.026 4.086 Beheer van de stad
Afvalstoffenheffing 91.023 91.388 97.725 Beheer van de stad

* Primaire begroting 2019

** Bij de tariefsbepaling wordt rekening gehouden met de verdisconteerde verwachte oninbare ozb-opbrengsten. De gemeente brengt ongeveer € 9,9 mln van de hierboven geraamde belastingopbrengsten zelf op.

Kostendekkendheid tarieven

Op grond van het Besluit Begroten en Verantwoorden provincies en gemeenten (BBV) stelt de raad de programma’s vast exclusief de overhead. Daarnaast stelt de raad het bedrag aan overhead vast en de wijze van doorbelasting van deze overhead in die gevallen waarin een integrale kostprijs een rol blijft spelen ten aanzien van taken/activiteiten en samenhangende diensten waarvoor de gemeente maximaal kostendekkende tarieven mag hanteren. Het niet toerekenen van deze overheadkosten zou – ongewenst – een begrotingstekort veroorzaken. Het BBV schrijft geen methode van kostentoerekening voor; wel dat deze methode toegelicht, consistent toegepast en door de raad vastgesteld moet worden. Met het vaststellen van de Kadernota Lokale Lasten 2018 – 2022 door de raad is deze methode vastgesteld. Daarmee is voor deze collegeperiode vastgesteld welke kostencomponenten aan welke tarieven toegerekend worden en welke niet.

In het BBV wordt bepaald dat uit de begroting moet blijken hoe de tarieven worden berekend en welke (beleids-)keuzes bij de berekening ervan worden gemaakt (artikel I, onderdeel G). Daarom wordt in de paragraaf Lokale Heffingen opgenomen hoe bij de berekening van tarieven voor leges en heffingen bewerkstelligd wordt dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten (inclusief overheadkosten) niet overschrijden en welke uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd. Deze BBV-bepaling geldt overigens alleen voor tarieven waarvoor uitsluitend maximaal kostendekkende tarieven mogen worden geheven (zoals riool- en afvalstoffenheffing, leges publiekszaken, lijkbezorgings-rechten en omgevingsvergunningen) en niet voor algemene belastingen (waaronder OZB, precario- en reclamebelasting, precario standplaatsen, liggeld woonschepen en parkeerregulering en -belastingen).
In onderstaande wordt hieraan invulling gegeven.

De transparantie omtrent de berekeningswijze voor de kostendekkende tarieven omvat in de eerste plaats een ‘macroniveau’ (verordening in zijn geheel) en in de tweede plaats een ‘microniveau’ (onderdeel van de verordening). Ten eerste moet de berekening van de kostendekkendheid van de tarieven inzichtelijk maken dat de totale geraamde baten van de verordening niet uitgaan boven de totale geraamde lasten (inclusief overhead) van de verordening (artikel 229b GW). Ten tweede dient de mate van kostendekkendheid inzichtelijk te zijn binnen een onderdeel van de verordening. Waar het hierbij om gaat is dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe met de vaststelling van de tarieven in de verschillende onderdelen van de verordening wordt bewerkstelligd dat voor alle tarieven gezamenlijk in die verordening de geraamde baten niet boven de geraamde lasten (inclusief overhead) uitkomen. Dit geldt voor de Algemene Legesverordening die bestaat uit een tiental verschillende hoofdstukken voor uiteenlopende dienstverlening.

Tegenover de aan tarieven toegerekende kosten staan de geraamde opbrengsten uit heffing van deze tarieven. Deze bedragen zijn gebaseerd op de raming van het aantal te leveren producten / diensten 2020 vermenigvuldigd met het voorgestelde tarief. De totaal geraamde opbrengsten uitgedrukt in het totaal van toerekenbare kosten bepalen het kostendekkendheidspercentage 2020.

In onderstaande tabel staat per concept- belastingverordening 2020 aangegeven de toegerekende lasten, de geraamde baten uit tariefheffing en het kostendekkendheidspercentage. De algemene belastingverordeningen en de verordening Kwijtschelding gemeentelijke belastingen zijn allemaal verordeningen waarbij de kostendekkendheid niet inzichtelijk behoeft te worden gemaakt. Zij worden in onderstaande derhalve buiten beschouwing gelaten.

Tabel: verordening, toegerekende lasten, geraamde baten en kostendekkenheidspercentage

Kostendekkendheid per hoofdstuk

De Algemene legesverordening bestaat uit hoofdstukken die de tarieven van een veelheid van uiteenlopende dienstverlening regelt. Per hoofdstuk bedragen de geraamde kosten, baten en daarmee het kostendekkendheidspercentage als volgt:

Lokale lastendruk

Voor een beeld van de lokale lastendruk 2020, volgt hierna een schets van de recente tarievenontwikkeling in de gemeente. Bedragen zijn in hele euro's tenzij anders vermeld. Na een beschrijving van de ontwikkeling van de woonlasten 2018-2019 volgt een doorkijk naar de ontwikkeling van de woonlasten in 2019-2020. De beschrijving van de ontwikkeling in 2018-2019 is gebaseerd op cijfers van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO).

 

Ontwikkeling woonlasten 2018 - 2019

De gemeenteraad heeft op 13 november 2018 de belastingverordeningen en –tarieven 2019 vastgesteld. Deze verordeningen en tarieven hebben gevolgen voor de ontwikkeling van de woonlasten in 2019 ten opzichte van 2018. Het COELO heeft begin 2019 het overzicht ‘Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019’ gepresenteerd. Deze jaarlijkse publicatie vergelijkt de woonlasten van de 38 grootste gemeenten met elkaar. De woonlasten omvatten het totaal van de gemiddelde aanslag onroerende zaakbelasting eigenaar woningen (OZB), het rioolrecht en de afvalstoffenheffing voor meerpersoonshuishoudens.

Onderstaande tabel bevat een vergelijking door de COELO van de ontwikkeling in woonlasten meerpersoonshuishoudens van Rotterdam 2019 en 2018, afgerond in hele euro’s.

 Tarief 2019 (in €)Mutatie 2019 t.o.v. 2018 (in %)
OZB-eigenaar woning 188 -1,8
Afvalstoffenheffing 349 6,3
Rioolheffing 208 4,8
Totale gem. woonlasten 745 3,7

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

De gemiddelde woonlasten voor woningeigenaren in de grote gemeenten stijgen in 2019 met 4,4% tot € 702, dit is € 28,62 meer dan in 2018. Deze hoge lastenontwikkeling wordt in de eerste plaats veroorzaakt doordat de afvalstoffenheffing stijgt met 6,1% (€ 16,67). Ten tweede betalen Eigenaar-bewoners gemiddeld 2,0% meer voor de rioolheffing (€ 3,35) en de gemiddelde OZB-aanslag stijgt met 3,7% (€ 8,60).

De woonlasten zijn voor woningeigenaren het laagst in ’s-Gravenhage (€ 563,00) en het hoogst in Enschede (€ 854,00). De woonlasten dalen het meest in Arnhem (2,2%) en stijgen het meest in Amsterdam (11,3%).

 Woonlasten meerpersoonshuishouden 2019Mutatie t.o.v. 2018 (in %)Rangorde woonlasten 2019 G-38
’s-Gravenhage 563 3,3 38
Amsterdam 645 11,3 34
Utrecht 731 3,5 23
Rotterdam 745 3,7 19
Gemiddelde G-38 702 4,3  

De totale woonlasten in Rotterdam stijgen in 2019 matig ten opzichte van 2018. Dat komt door de trendmatige verhoging van de rioolheffing, de stijging van de tarieven afvalstoffenheffing en de lichte daling van de gemiddelde OZB-aanslag voor bewoners/eigenaren. Rotterdam staat in de rangorde van gemeenten met de hoogste woonlasten inmiddels op een 19e plaats (in 2018 de 23e plaats). Binnen G4-verband staat Rotterdam op de 1e plaats, net als in 2018.

De volgende tabel laat zien in welke mate de belangrijkste tarieven in 2019 in Rotterdam zijn gestegen of gedaald, afgezet tegen veranderingen van diezelfde tarieven in de G-38 (de 38 grootste gemeenten in Nederland).

Percentage 2019 t.o.v. 2018RotterdamG-38
OZB-eigenaar -1,8% 3,7%
Afvalstofheffing 6,3% 6,1%
Rioolheffing 4,8% 2,0%
Totale woonlasten 3,7% 4,3%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

In 2019 stijgen de woonlasten van de G-38 gemeenten gemiddeld met 4,3%. In Rotterdam is de stijging 3,7%. Hiermee zit Rotterdam 0,6% onder het gemiddelde. De stijging van de tarieven voor afvalstoffenheffing en rioolheffing in 2019 is groter dan de gemiddelde stijging van deze tarieven van de G-38. Daarentegen is de gemiddelde OZB-aanslag gedaald in Rotterdam ten opzichte van de gestegen gemiddelde aanslag van de G-38.

 

Ontwikkeling woonlasten 2019 – 2020

Bij de Voorjaarsnota 2019 is besloten de tarieven van leges en rechten in principe met maximaal de CPI-trend (1,5%) ten opzichte van 2019 te laten stijgen. Een uitzondering hierop zijn de tarieven afvalstoffenheffing. Met ingang van 2019 kent Rotterdam naast het tarief afvalstoffenheffing voor een eenpersoonshuishouden ook een tarief voor een tweepersoons- en een tarief voor een drie- of meerpersoonshuishouden. Bij de Voorjaarsnota 2019 is besloten om vanaf 2020 de, door het Rijk opgelegde, belasting op het verwerken van restafval (de afvalstoffenbelasting) op te nemen in de tarieven afvalstoffenheffing. Een andere uitzondering is het basistarief rioolheffing.
Bij de vaststelling van het huidige Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP4) in 2015 is besloten dat het tarief jaarlijks met € 5,00 en de CPI-trend stijgt. Ondanks de gemiddelde waardestijging van woningen met 16%, wordt verder voorgesteld de gemiddelde OZB-aanslag voor een eigenaar/bewoner ten opzichte van 2019 gelijk te houden.
De gemeentelijke woonlasten (dat wil zeggen de som van afvalstoffenheffing, rioolheffing en gemiddelde OZB-aanslag eigenaar/bewoner) stijgen hierdoor in 2020 voor een eenpersoonshuishouden met € 19,30 (2,88%), voor een tweepersoonshuishouden met € 26,50 (3,68%) en voor een drie- of meerpersoonshouden met € 30,10 (4,04%) ten opzichte van 2019.

 Tarief 2019 (in €)Stijging 2019 t.o.v. 2018 (in %)Tarief 2020 (in €)Stijging 2020 t.o.v. 2019 (in %)
OZB-eigenaar woning 188,20 -1,8% 188,20 0,0%
Afvalstoffenheffing 1-pers 274,70 -3,2% 285,90 4,1%
Rioolheffing (basistarief) 207,80 4,8% 215,90 3,9%
Totale woonlasten 670,70 -0,3% 690,00 2,9%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

 Tarief 2019 (in €)Stijging 2019 t.o.v. 2018 (in %)Tarief 2020 (in €)Stijging 2020 t.o.v. 2019 (in %)
OZB-eigenaar woning 188,20 -1,8% 188,20 0,0%
Afvalstoffenheffing 2-pers. 324,10 -1,3% 342,50 5,7%
Rioolheffing (basistarief) 207,80 4,8% 215,90 3,9%
Totale woonlasten 720,10 0,4% 746,60 3,7%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

 Tarief 2019 (in €)Stijging 2019 t.o.v. 2018 (in %)Tarief 2020 (in €)Stijging 2020 t.o.v. 2019 (in %)
ozb-eigenaar woning 188,20 -1,8% 188,20 0,0%
Afvalstoffenheffing meerpers. 348,80 6,3% 370,80 6,3%
Rioolheffing (basistarief) 207,80 4,8% 215,90 3,9%
Totale woonlasten 744,80 3,9% 774,90 4,0%

Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2019

De gemiddelde OZB-aanslag voor een woningeigenaar blijft ongewijzigd ondanks de forse stijging van de gemiddelde waarde van een woning ten opzichte van 2019. Het basisrecht rioolheffing stijgt, op grond van het in 2015 vastgestelde Gemeentelijk rioleringsplan (GRP 4) ten opzichte van 2019 met 3,9 % (€ 8,10). De tarieven voor de OZB en rioolheffing zijn niet afhankelijk van de huishoudsamenstelling, zoals de tarieven voor de afvalstoffenheffing. Het tarief afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden stijgt met 6,3% (€ 22,00). Per saldo stijgen daarmee de gemeentelijke woonlasten in 2020 met 4,0% (€ 30,10). De gemeenteraad stelt de tarieven voor 2020 overigens apart van de Begroting 2020 vast.

Een van deze vijf financiële kengetallen is de zogeheten belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit geeft inzicht in hoe de lokale lastendruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Ze wordt berekend door de totale woonlasten voor een meerpersoonshuishouden van de gemeente in het komend begrotingsjaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het lopend begrotingsjaar en het voorgaand rekeningjaar. De uitkomst van deze vergelijking wordt uitgedrukt in een percentage. Het COELO zorgt voor de berekening van de landelijke gemiddelden. Die gaan over het voorafgaande jaar.

 Rekening 2017Rekening 2018Begroting 2019Begroting 2020
A: OZB-eigenaar woning 190 192 188 188
B: Afvalstoffenheffing 333 328 349 371
C: Rioolheffing 190 198 208 216
D: Eventuele heffingskorting 0 00 0 0
E: Totale woonlasten (A+B+C+D) 714 718 744 775
F: Landelijk gemiddelde woonlasten (t-1) 721 723 721 740
Woonlasten t.o.v. landelijk gemiddelde voorafgaand jaar (E/F) x 100% 0,98 0,99 1,03 1,05

Bronnen: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2018 en 2019 en COELO- Atlas van de lokale lasten 2017, 2018 en 2019

De gemeentelijke woonlasten voor een meerpersoonshuishouden zullen op grond van de voorgestelde tarieven 2020 licht stijgen t.o.v. de landelijk gemiddelde woonlasten.  

De onderlinge vergelijking van de hoogte van gemeentelijke tarieven verdient een aantal nuanceringen. Gemeenten kunnen namelijk binnen dezelfde kaders van wet- en regelgeving onderling verschillende keuzen en afwegingen maken, bijvoorbeeld rond het voorzieningenniveau voor de inwoners en rond de opgaven voor gemeenten vanwege de eigen fysieke en sociaaleconomische situatie en de kosten die zij daarvoor willen maken. Het gaat bij dat laatste bijvoorbeeld om welke kosten gemeenten toerekenen aan een tarief, een keuze voor een alternatieve dekking van kosten en om de bepaling welk percentage van kostendekkendheid de tarieven moeten hebben.

Kwijtscheldingsbeleid

Voor 2020 wordt het kwijtscheldingspercentage verhoogd van 75% naar 76,5%. Hiermee leidt de stijging van de tarieven afvalstoffenheffing niet tot een lastenverzwaring voor Rotterdammers die voor kwijtschelding in aanmerking komen.

Voor 2020 is de verwachting dat de gemeente in ongeveer 45.000 gevallen kwijtschelding zal verlenen. Overigens is er sinds 2016 een neerwaartse trend in het aantal gevallen van kwijtschelding. Dat komt door aanpassingen (extra beheersmaatregelen) in de functionele kwijtscheldingsprocedure.