Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

De gemeente Rotterdam wil voorkomen dat elke niet begrote, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen, zonder dat hiertoe een onnodig hoge, financiële buffer wordt aangehouden. Hiertoe wordt periodiek geïnventariseerd welke majeure financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van risico-simulatie de benodigde weerstandscapaciteit bepaald en afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (i.c. het weerstandsvermogen) ten minste 1,00 te laten zijn.

Risico's

In onderstaande tabel worden de voornaamste financiële risico’s (>= € 1,0 mln) weergegeven en toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico's

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Grondexploitatiesbuiten model 83.0002019 e.v.

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model 60.0912019

   14.9522020 e.v.
Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
Inkomensregeling (BUIG)50%050.0002020 e.v.

Het risico bestaat dat de uitkering die de gemeente van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van uitkeringen aan bijstandsgerechtigden tekortschiet om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget voor het verstrekken van deze uitkeringen (het zogeheten macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. De ophoging van het macrobudget vanwege verhoogde instroom statushouders is incidenteel voor 2018 en 2019 (voor Rotterdam respectievelijk circa € 10 mln en € 6 mln). Vanaf 2020 is juist sprake van een korting van het macrobudget, nl. - € 2 mln in 2020, - € 6 mln in 2021 en - € 9 mln in 2022. In combinatie met de relatief gunstige ontwikkeling van het bijstandsvolume (positief) en de nog altijd ongunstige positie van Rotterdam in het objectief verdeelmodel voor de BUIG (negatief) schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG in 2020 op 50%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van het budget (van circa € 500 mln); voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling, voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld.
Warmtebedrijf15%0134.4002020 e.v.

Het investeringsbesluit voor de Leiding over Oost was gepland voor medio 2019, maar is vertraagd. Op dit moment worden meerdere opties voor het vervolg in beeld gebracht. Het toegenomen risico in dit dossier vindt zijn neerslag in een verhoogd beslag op de Kredietrisicoreserve in het kader van de verstrekte borgstelling. Voor de beoordeling van het restrisico in het kader van het weerstandsvermogen wordt rekening gehouden met een investeringsbesluit in 2020. Op het moment van dit investeringsbesluit zal de gemeente extra aandelenkapitaal storten en zal het Warmtebedrijf de lening bij de BNG volledig aflossen. De boekwaarde zal dan oplopen naar € 134,4 mln. Wij zien een risico van 15% dat deze boekwaarde zal moeten worden afgewaardeerd. Op grond van de scenariokeuze door uw raad zal deze risicobeoordeling herzien worden.
Renterisico50%02.9742019

 50%017.8412020
 50%034.8232021
 50%043.5182022
 50%044.7422023
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen.
Gemeentefonds (omvang)50%010.0002019 e.v.

Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.0002019 e.v.

Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (herijking)50%010.0002021

 40%020.0002022
 30%030.0002023
Er zijn drie risico's met betrekking tot het Gemeentefonds: het risico dat het Rijk bezuinigt op het Gemeentefonds, het risico dat de verdeling door het Rijk wordt herzien en het risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd. Afgelopen periode heeft het Rijk een aantal onderzoeken gestart die te maken hebben met de herziening van de financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten. Deze herziening is gepland per 2021. Vanaf 2021 kan een gemeente er jaarlijks cumulatief € 15 per inwoner op voor- of achteruit gaan. Indien deze overgangsregeling wordt aangepast, verandert het maximale bedrag.
OZB-opbrengsten50%010.0002019 e.v.

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo50%030.0002020 e.v.

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten. Deze decentralisaties in het Sociaal Domein gingen gepaard met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. De zorg is veel dichterbij georganiseerd, wat heeft geresulteerd in een (gewenst) toegenomen bereik van Rotterdammers. Daarmee zijn de kosten van vooral de Wmo gestegen. De toegekende extra budgetten (bij de Voorjaarsnota 2017 en het Coalitieakkoord 2018) en het daaraan gekoppelde maatregelenpakket om de zorguitgaven te laten dalen, lopen de komende jaren af. Ondanks positieve effecten van het maatregelenpakket duiden recente prognoses op een verdere stijging van de zorgkosten bij ongewijzigd beleid. Vooral vanwege een doorgaande groei in cliëntaantallen en vooralsnog beperkte daling van de uitgaven per cliënt, blijven de uitgaven stijgen. Daarmee blijft de opgave om bij te sturen onverminderd groot. Bovendien heeft de lobby bij het Rijk (start Interbestuurlijk Programma (IBP)) nog weinig opgeleverd. De uitwerking van de Bestuursopdracht Zorg o.b.v. het nieuwe integrale beleidsplan Zorg, Welzijn en Jeugd moet voor de langere termijn aanknopingspunten bieden om de bandbreedte van het risico te verminderen.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)50%012.6002019 e.v.

Er gaat een aanzuigende werking uit van het inkomens- en vermogensonafhankelijk maken van de eigen bijdrage voor de Wmo. Vanaf 2019 is deze eigen bijdrage gemaximeerd op € 17,50 per 4 weken. Onduidelijk is hoe groot de aanzuigende werking van deze maatregelen uit het regeerakkoord zal zijn. In opdracht van het ministerie van VWS heeft het CPB berekend dat de extra kosten als gevolg van de aanzuigende werking landelijk € 140 mln bedragen. Eerdere onderzoeken door o.a. SEO wijzen in de richting van een aanzuigende werking die substantieel hoger uitkomt dan € 140 mln (tussen de € 300 en € 500 mln). In het coalitieakkoord is rekening gehouden met de CPB-raming. Het restant wordt als risico opgenomen. Het Rotterdamse aandeel van 3,5% (gebaseerd op het aandeel van Rotterdam in de Integratie-uitkering Sociaal Domein, Wmo ambulant) van dit restant vormt het extra risico ter grootte van € 12,6 mln per jaar.
Een eerste eigen meting over de periode november 2018 – maart 2019 laat een significante stijging van het aantal Wmo-aanvragen zien. Landelijk zijn er afspraken gemaakt tussen VWS en VNG om middels een monitor de effecten van de maatregel in de praktijk goed te kunnen volgen. Uitvoering is belegd bij een externe partij (Significant). De monitor verschijnt 1x per jaar in september (2019 t/m 2022). Er wordt onder meer gekeken naar de aanzuigende werking. De uitkomsten van de monitor op dit punt bieden op termijn mogelijk aanknopingspunten om de bandbreedte van de meerkosten (het risicobedrag) omlaag te brengen.
Tweedelijns Jeugdhulp (woonplaatsbeginsel)50%011.5002021 e.v.

Door een wijziging in de grondslagen van het woonplaatsbeginsel voor jeugdzorg per 1 januari 2019 zullen de budgetten voor pleegzorg en voogdij opnieuw worden verdeeld over gemeenten. Een eerste doorrekening resulteerde in een structureel financieel nadeel voor Rotterdam. In dat geval zal Rotterdam het groeiend aantal jeugdigen in jeugdhulp niet binnen de beschikbare budgetten kunnen opvangen. Gesprekken met het Rijk lopen over de berekeningsgrondslagen. De invoerdatum is 1 januari 2021.
Ruimen bommen25%09.0002019 e.v.

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Mogelijke compensatieregeling Joodse oorlogsslachtoffers50%02.6002022

Het vorige college heeft besloten om, in navolging van Amsterdam en Den haag, onderzoek te laten uitvoeren naar de omgang met joodse eigendommen in Rotterdam tijdens en na de oorlog, en naar de behandeling van joodse oorlogsslachtoffers na de oorlog door de gemeente Rotterdam. Uit onderzoek kan blijken dat rekening moet worden gehouden met een compensatieregeling. De hoogte en omvang van een eventuele compensatie is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.0002019 e.v.

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%025.0002019 e.v.

Op projectniveau wordt een post onvoorzien gehanteerd. Voor de grote investeringsprojecten wordt daarnaast een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen.
Uitbreiding wettelijke taken VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie)50%05002020

 50%07.3002021
 50%08.2002022
 50%08.2002023
Het wordt met ingang van 2020 wettelijk verplicht om aan doelgroeppeuters 16 uur voorschoolse educatie per week te bieden. Om de uitvoerbaarheid van het stelsel én het doel van voorkomen van segregatie overeind te houden is gelijktijdige uitbreiding van het voorschoolse aanbod voor niet-doelgroeppeuters naar 8 uur onvermijdelijk. Op dit moment echter onduidelijk in hoeverre ouders ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van het extra aanbod.
Wijziging werkgeverspremies 202050%018.0002020 e.v.

Nog niet gepubliceerde werkgeverspremies (met name pensioenpremies) voor het jaar 2020 kunnen leiden tot financiële consequenties. Dit wordt meegenomen bij de VJN 2020. E.e.a. heeft een doorwerking naar het indexeringspercentage van subsidies.
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%05.0002019

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
In het beleidskader Verbonden Partijen & Governance Samenwerkingsrelaties 2019 - 2022 is voorgesteld de risico’s verbonden aan participatie in investeringsfondsen inzichtelijk te maken in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van begroting en rekening. Deze risico’s dekt de gemeente af in de Algemene reserve.
De risico’s verbonden aan deelname in investeringsfondsen worden geraamd op 50% van de actuele boekwaarden fondsen.. Dit percentage is een marktconform percentage (zo hanteert de provincie Zuid-Holland ter zake eenzelfde beleid). Deze beklemde reserve dient dekking bij afboekingen van fondsen te bieden.
Boekwaarde bestaande investeringsfondsen (IQ, ICOS, Swanbridge en Guide Plus) bedraagt per 1 september 2019 € 5 mln. Het voornemen van dit college is om meerdere investeringsfondsen te vormen t.b.v. thema's als burger en maatschappij, groei van de stad en energietransitie.
*Risico btw Sportbesluit 2019 (gemeente en Sportbedrijf)30%2.5932.5932019 e.v.

*Risico btw Sportbesluit 2019 (Sportfondsen en Topsportcentrum)50%4654652019 e.v.

Op 30 oktober 2018 heeft het college besloten tot een tweesporen aanpak op de naderende wijziging van het btw-sportbesluit waarmee een verruiming wordt voorzien van de btw-vrijstelling voor de sportsector. Het tweesporenbeleid geldt voor het Sportbedrijf, waarbij enerzijds wordt uitgegaan van winstbeoging van het Sportbedrijf en daarmee behoud van de btw-positie richting fiscus en anderzijds een aanvraag voor subsidie om het eventueel verlies van die btw-positie te kunnen compenseren. Belang van de gemeente en het Sportbedrijf is om de aftrekbaarheid van btw op investeringen en activiteiten te behouden of te doen compenseren door subsidie. Uit een recente kamerbrief blijkt dat de gemeente naar verwachting circa 68% van de btw aanvraag vergoed krijgt. Het risico is derhalve berekend op de 32% die niet voor compensatie in aanmerking komt. Het totaalbedrag aan te compenseren btw (in de SPUK aanvraag aan VWS) bedraagt € 8.103, waarvan € 3.592 m.b.t. de gemeente en € 4.511 m.b.t. het sportbedrijf. Uit een recente kamerbrief met de stand van zaken betreffende het beroep op de SPUK en BOSA-subsidie in het kader van de verruiming van de sportvrijstelling blijkt dat circa 68% van de aanvraag vooralsnog voor compensatie in aanmerking komt. Het risico is berekend op de 32% van de aanvraag die niet voor compensatie in aanmerking komt.
*Risico btw Onderwijs activiteiten (Sportbedrijf en natuurstad)50%1.2501.2502019 e.v.

Het Sportbedrijf heeft in juli 2018 op advies van Bureau Rijksheffingen een brief aan de Belastingdienst Rijnmond gestuurd met daarin de standpuntbepaling dat de activiteiten van het Sportbedrijf, waarvoor de gemeente een inkoopbedrag betaalt, te kwalificeren als één met btw belaste prestatie. De Belastingdienst heeft in dezen nog geen uitspraak gedaan. Indien de Belastingdienst het standpunt van het Sportbedrijf onderschrijft, dan kan de gemeente de door het Sportbedrijf in rekening gebrachte btw op de inkoopfactuur volledig voor compensatie in aanmerking laten komen. Hetzelfde kan dan gelden voor de btw die de stichting Natuurstad de gemeente te zijner tijd in rekening gaat brengen over de subsidie.
*Nieuwe afspraak overgangsregeling functioneel leeftijdsontslag (FLO) brandweerpersoneel bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond50%5001.0002021 e.v.

Door een wijziging in de regeling FLO is er voor de Veiligheidsregio Rotterdam een financiële onzekerheid ontstaan. De hoogte van het risico is onzeker omdat er nog vragen bestaan wanneer aan de regeling betaald moet worden en omdat nog niet bekend is wat het rendement is op levensloopstortingen die de afgelopen jaren door de VRR zijn gedaan en hoe deze verrekend gaan worden. Daarnaast kent het proces voor de individuele medewerker vele keuzemogelijkheden waardoor schattingen van de kosten onzeker blijven.

Niet-kwantificeerbare risico's

Niet kwantificeerbare risico's    
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Tegen betaling van een borgstellingsvergoeding door de betreffende woningcorporaties biedt het WSW zekerheid aan geldgevers voor het geval die woningcorporaties niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. Er zijn verschillende vangnetten en buffers voor het WSW. Als deze ontoereikend zijn, dan worden Rijk en gemeenten aangesproken op hun achtervang. 
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. 
Enecogroep N.V. - aandeelhouderschap

De gemeente Rotterdam heeft in het najaar van 2017 het principebesluit genomen om het aandelenbezit in Eneco Groep N.V. (hierna: Eneco te verkopen). Na de voorbereidende werkzaamheden in 2018 is het transactieproces begin 2019 definitief gestart. Bij publicatie van deze begroting bevindt de transactie zich in de fase waarin een geselecteerd aantal partijen een bindend bod voorbereiden en kunnen indienen. De huidige verwachting is dat in 2020 de keuze voor de koper aan de 44 aandeelhoudende gemeenten kan worden aangeboden en de transactie kan worden afgerond (zie voor een verdere toelichting de paragraaf Verbonden Partijen).Het risico bestaat dat de aandelenverkoop niet doorgaat. Bijvoorbeeld omdat er überhaupt geen geschikte koper kan worden gevonden omdat marktomstandigheden verslechteren of er geen serieuze interesse van potentiële kopers (meer) is dan wel dat een (ruime) meerderheid van de aandeelhouders bij het nog te nemen definitieve besluit niet instemmen met de voorgestelde koper. Als er geen afbouw van de aandelen plaatsvindt, blijft de gemeente aandeelhouder van Eneco. Dit betekent dat de gemeente geen verkoopopbrengst zal ontvangen waarmee een potentiële dekkingsbron van de ambities uit het Coalitieakkoord wegvalt.
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. In de eerste helft van 2020 wordt het huidige concept van het Uitvoeringsprogramma Bodemlood voorzien van een financiële paragraaf, aan de hand waarvan de risico’s duidelijk worden.
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Vennootschapsbelasting

Door de Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen zijn onder meer gemeenten met ingang van 2016 voor ondernemingsactiviteiten belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting (Vpb).
Op het taakveld Vennootschapsbelasting (Vpb) boekt de gemeente de raming van het te betalen bedrag vennootschapsbelasting als last. Het gaat om het geraamde bedrag van de aanslag vennootschapsbelasting voor het betreffende begrotingsjaar of verantwoordingsjaar. Dit bedrag is de gemeente verschuldigd vanwege de fiscale winst die de gemeente per saldo realiseert op ondernemingsactiviteiten in het begrotingsjaar, na eventuele verrekening van fiscale verliezen uit eerdere begrotingsjaren.
De gemeente Rotterdam gaat ervan uit dat de activiteiten lease, bedrijfsreiniging, containerservice en verkoop restafval (deels) onder deze belastingplicht vallen. De totale lasten raamt de gemeente voor 2019 en volgende jaren op structureel € 800. De Vpb-belastingplicht wordt op de betreffende taakvelden waar deze ontstaat, nader toegelicht.
De Rijksbelastingdienst heeft de gemeente Rotterdam vragen gesteld over een aantal gemeentelijke activiteiten waarvoor nu geen Vpb-plicht bestaat. Dit zijn vastgoedbeheer, het beschikbaar stellen van ruimte voor reclameuitingen en over de verhuur van brandstofverkooppunten. De gemeente neemt hierbij het standpunt in dat geen sprake is van Vpb-plichtige ondernemersactiviteiten, maar van vermogensbeheer. De Rijksbelastingdienst heeft op dit moment hierover nog geen definitief standpunt ingenomen. In de loop van dit jaar wordt dat standpunt verwacht. In afwachting hiervan wordt dit risico voorlopig als een niet kwantificeerbaar risico opgenomen.

* Nieuwe risico's.

 

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat de benodigde weerstandscapaciteit in 95% van de gevallen toereikend is om de risico’s te dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

Als we de risico's vergelijken met de risico's die we in de Voorjaarsnota 2019 voorzagen dan is het risico Aanleg parkeervoorzieningen in Hoek van Holland i.v.m. de Brexit niet meer opgenomen omdat de parkeervoorzieningen inmiddels zijn aangelegd en bekend is welk deel voor rekening van de gemeente Rotterdam komt.

Ook zijn er een aantal risico's waar in de Voorjaarsnota 2019 nog geen rekening mee werd gehouden, maar die nu wel zijn opgenomen. Dit is het geval bij het btw risico sportbesluit, het btw risico voor onderwijsactiviteiten en de overgangsregeling Functioneel LeeftijdsOntslag bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. 

Voor de overige risico's geldt dat de verwachte omvang van het risico en de kans geactualiseerd zijn. De grootste wijzigingen hebben zich voorgedaan bij de volgende risico's:

  • Leningen en Garanties: het toegenomen risico voor het Warmtebedrijf vindt zijn neerslag op het risico Leningen en Garanties aangezien er in 2019 een hoger beslag gelegd wordt op de Financieringsreserve in het kader van de verstrekte borgstelling
  • Renterisico: dit risico is per saldo over de jaren iets afgenomen t.g.v. een lager begroot financieringstekort
  • Gemeentefonds (herijking): de kans dat het risico zich in de jaren 2022 en verder voordoet is licht verhoogd ten opzichte van de Voorjaarsnota 2019 aangezien het er op lijkt dat de herziening van het gemeentefonds grondiger wordt aangepakt dan eerder voorzien
  • Tweedelijns WMO: de cliëntaantallen vooralsnog blijven stijgen en de eerder verwachte daling van de uitgaven per cliënt vooralsnog beperkt is waardoor het maximum risicobedrag verhoogd is t.o.v. de Voorjaarsnota 2019

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien. In vergelijking met de voorgaande jaren valt de benodigde weerstandscapaciteit lager uit. Dit wordt met name verklaard door een andere berekeningswijze van de benodigde weerstandscapaciteit inzake het renterisico. Tot 2018 stelde de gemeente zich ten doel om de omslagrente, waarmee de gemeentelijke rentelasten aan de gemeentelijke activiteiten worden toegerekend, over een periode van vier jaren gelijk te houden. Hiertoe werd het renterisico over de periode van vier jaren cumulatief berekend. De Financieringsreserve had als doel om dit renterisico af te dekken en was onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. Met ingang van 2018 is het wettelijk voorgeschreven dat de omslagrente de werkelijke rentelasten volgt. Als gevolg hiervan is de Financieringsreserve opgeheven en wordt de benodigde weerstandscapaciteit inzake het renterisico niet meer cumulatief berekend over een periode van vier jaren, maar telkens over het betreffende jaar. Dit is consistent met de wijze waarop de benodigde weerstandscapaciteit van de andere risico's wordt berekend.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 219 250 260 265 267

In 2017 was de benodigde weerstandscapaciteit hoog in vergelijking met de jaren erop, onder meer vanwege het cumulatief renterisico. Na 2018 neemt de benodigde weerstandscapaciteit toe, o.a. vanwege een hoger meerjarig risico voor grondexploitaties, een verhoogd risico voor het Warmtebedrijf en risico wijziging werkgeverspremies 2020.

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode (vanaf 2018) voorzichtiger berekend dan voorheen. Waar voorheen ook het vrij aanwendbare deel van alle bestemmingsreserves en een deel van de stille reserves bij de berekening werden betrokken, wordt vanaf heden - voorzichtigheidshalve - nog slechts gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves)
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Met de wijziging wordt bovendien beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de beschikbare weerstandscapaciteit berekenen.

Dit geeft het volgende beeld:

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Financieringsreserve 82 0 0 0 0 0 0
Kredietrisicoreserve 68 71 70 70 70 70 70
Bestemmingsreserve BUIG meerjarig 69 29 20 13 13 13 13
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 7 4 2 1 1 1 1
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 0 5 27 13 13 13 13
Risicoreserves 226 109 119 97 97 97 97
Algemene reserve 77 180 163 168 179 172 235
Stelpost onvoorzien 1 0 1 1 1 1 1
Vrij aanwendbaar deel bestemmingsreserves 484 0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Stille reserves 50 0 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 283 266 277 270 333

 

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

Onderstaande tabel laat zien hoe het weerstandsvermogen zich in de periode 2019-2023 naar verwachting ontwikkelt. Het weerstandsvermogen laat vanaf 2017 een dalende lijn zien. In 2023 wordt de beschikbare weerstandscapaciteit aangevuld door de intensiveringen uit het coalitieakkoord in jaarschijf 2023 terug te draaien en toe te voegen aan de Algemene reserve.

De vergelijking met voorgaande jaren gaat mank. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode conservatiever berekend dan voorheen. Hiermee wordt beter aangesloten bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. En er wordt beter aangesloten bij de wijze waarop de andere G4-gemeenten de berekening maken. Ook de benodigde weerstandscapaciteit wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode anders berekend.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Beschikbare weerstandscapaciteit 838 289 283 266 277 270 333
Benodigde weerstandscapaciteit 305 205 219 250 260 265 267
Weerstandsvermogen 2,75 1,41 1,29 1,06 1,07 1,02 1,25
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2018-2022: minimaal 1,00

Ontwikkeling

In onderstaande tabel is te zien dat het weerstandsvermogen t.o.v. de Voorjaarsnota 2019 voor alle jaren gestegen is.

Vanaf 2020 neemt de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit per jaar toe door de risico's die we voorzien.

De beschikbare weerstandscapaciteit is toegenomen door mutaties op de risicoreserves BUIG, WMO en Jeugdhulp en de Algemene reserve. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt in 2023 aangevuld door de intensiveringen uit het coalitieakkoord terug te draaien en toe te voegen aan de Algemene reserve.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2017201820192020202120222023
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2019) 838 272 230 223 223 221  
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2019) 305 205 197 203 212 213  
Weerstandsvermogen (Begroting 2019) 2,75 1,33 1,17 1,10 1,05 1,04  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Voorjaarsnota 2019)   289 257 242 255 253 253
Benodigde weerstandscapaciteit (Voorjaarsnota 2019)   205 227 241 254 253 253
Weerstandsvermogen (Voorjaarsnota 2019)   1,41 1,13 1,00 1,00 1,00 1,00
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2020)     283 266 277 270 333
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2020)     219 250 260 265 267
Weerstandsvermogen (Begroting 2020)     1,29 1,06 1,07 1,02 1,25

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2017201820192020202120222023
Netto schuldquote 56,3% 54,1% 59,0% 71,9% 76,7% 79,1% 74,8%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 44,9% 47,3% 53,0% 66,4% 71,6% 74,4% 70,7%
Solvabiliteitsratio 31,1% 30,8% 28,3% 23,0% 21,6% 20,5% 23,0%
Structurele exploitatieruimte 3,6% 5,5% 1,1% 4,2% 4,2% 0,8% 2,1%
Grondexploitatie -4,5% -4,5% -5,9% -5,8% -5,7% -5,9% -5,8%
Belastingcapaciteit 99% 99% 103% 105% n.v.t. n.v.t. n.v.t.