Beleid
Voor een gezonde financiële positie moet de gemeente over voldoende weerstandsvermogen beschikken. Dit houdt in dat de gemeente over voldoende capaciteit beschikt om de financiële risico’s op te kunnen vangen die niet zijn afgedekt. De gemeente wil ook voorkomen dat iedere onvoorziene, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen of dat er juist een onnodig hoge financiële buffer wordt aangehouden.
Het weerstandsvermogen is opgebouwd uit de verhouding tussen twee componenten, het benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid rondom het weerstandsvermogen is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit ten minste 1,00 te laten zijn. Dit wil zeggen dat de beschikbare weerstandscapaciteit (de teller) minstens gelijk is aan de benodigde weerstandscapaciteit (de noemer). Oftewel dat er genoeg middelen (beschikbare weerstandscapaciteit) aanwezig zijn om de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) op te vangen. Ook in het coalitieakkoord is bekrachtigd dat er wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen van minimaal 1,00 in alle jaren van de meerjarenraming.
Om te komen tot de benodigde weerstandscapaciteit wordt periodiek (voorafgaand aan de voorjaarsnota/eerste herziening, begroting/tweede herziening en jaarrekening) geïnventariseerd welke grote financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt of zich hebben voorgedaan, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van een risico-simulatiemodel de benodigde weerstandscapaciteit bepaald. In het risico-simulatiemodel wordt, gegeven de ingevoerde risico’s, een berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gemaakt aan de hand van 5000 automatisch gegenereerde mogelijk situaties en met een percentage van 95% zekerheid. Dit betekent dat de benodigde weerstandscapaciteit 95% van de mogelijke situaties weerspiegeld. Onderstaand is weergegeven welke risico’s zijn opgenomen bij de berekening van de benodigd weerstandscapaciteit, tevens is toegelicht op welke onderdelen de risico’s voor de benodigd weerstandscapaciteit afwijken ten opzichte van de eerste herziening 2022.
De benodigde weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend met de onderstaande bestanddelen:
• De algemene reserve;
• De risicoreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (op dit moment zijn dit de Kredietrisicoreserve, Bestemmingsreserve BUIG (macrobudget gebundelde uitkeringen), Bestemmingsreserve decentralisatie AWBZ (algemene wet bijzondere ziektekosten) en Bestemmingsreserve Tweedelijns WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdhulp);
• De wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).
Bij de tabel ontwikkeling weerstandsvermogen wordt toegelicht en inzichtelijk gemaakt hoe het weerstandsvermogen zich in de loop van de tijd ontwikkeld.
Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,00 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenraming weer 1,00 of meer zal bedragen.
Tevens wordt bij de begroting 2023 de geactualiseerde beleidsnota weerstandsvermogen en risicobeheersing voorgelegd ter bekrachtiging.