Grondslagen
Als basis voor het opstellen van de begroting en de jaarstukken zijn diverse algemene grondslagen van toepassing, waaronder verschillende bepalingen vanuit de Gemeentewet, het Besluit begroting en verantwoording (BBV), de begrotingscirculaire vanuit de provincie Zuid-Holland, de Verordening financiën Rotterdam en Regeling financiën Rotterdam. Daarnaast zijn er verschillende specifieke kaders en uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn terug te vinden in de paragrafen. In dit onderdeel worden enkele algemene principes toegelicht die voor alle programma’s gelden.
Algemene grondslagen
De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden. De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Aanpassingen in hiërarchieën
In 2023 zijn de hiërarchieën niet gewijzigd.
Waarderingsgrondslagen
Vaste activa
Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn.
De bijdragen aan activa in eigendom van derden worden verantwoord onder de immateriële vaste activa. Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd als zij voldoen aan de bepalingen van artikel 61 BBV. Waardering gebeurt tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De afschrijvingsduur is maximaal de afschrijvingstermijn (gebruiksduur) van het betreffende actief bij de derde.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden niet geactiveerd, met uitzondering van kosten voor toekomstige grondexploitaties.
De kosten voor toekomstige grondexploitaties worden gedurende 5 jaar geactiveerd. Als na het 5e jaar nog geen overgang naar een actieve grondexploitatie heeft plaatsgevonden worden de geactiveerde kosten uit het eerste jaar afgeschreven. Voor de voorbereidingskosten voor grondexploitaties geldt dat de plannen tot ontwikkeling van de grond hiervoor bestuurlijke instemming moeten hebben.
Materiële vaste activa met economisch nut
De in erfpacht uitgegeven gronden zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen). Gronden waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht, zijn tegen registratiewaarde gewaardeerd.
Wanneer investeringen grotendeels of meer worden gedaan voor riolering, het inzamelen van huishoudelijk afval of andere alsook voor rechten die op grond van art. 229 lid 1 a en b Gemeentewet worden geheven, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen in een aparte categorie: investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
De overige investeringen met economisch nut zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Ontvangen specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht; in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven.
Bij duurzame waardevermindering van een bestaand actief wordt de boekwaarde gecorrigeerd via een te treffen voorziening indien waardeherstel nog kan optreden.
Investeringen met een meerjarig economisch nut worden slechts geactiveerd als het bruto investeringsbedrag € 0,1 miljoen of meer bedraagt, ongeacht de levensduur van het actief.
Materiële vaste activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut
De investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut (bruggen, tunnels, wegen, viaducten, sluizen, monumenten, kunst, kademuren en glooiingen) zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs – of vervaardigingsprijs. Deze investeringen worden geactiveerd als het bruto investeringsbedrag € 0,1 miljoen of meer bedraagt, ongeacht de levensduur van het actief. Investeringen in gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht; in die gevallen wordt op het saldo afgeschreven. De vervaardigingsprijs omvat ook een deel van de toerekenbare indirecte vervaardigingskosten en de rentekosten over het vervaardigingstijdvak die aan de geactiveerde investering toegerekend kunnen worden.
Overhead
De aan investeringen verbonden overheadkosten worden als onderdeel van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs opgenomen in de waardering van vaste activa en van bouwgronden in exploitatie.
Afschrijvingen
Slijtende investeringen worden afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. De afschrijving gebeurt op lineaire basis, met uitzondering van voor verhuur bestemde bedrijfsgebouwen.
De bedrijfsgebouwen die zijn bestemd voor de verhuur worden niet lineair maar annuïtair afgeschreven naar gelang de verwachte gebruiksduur met een maximum van 40 jaar. Hiervoor is gekozen vanaf 2010, zodat de huuropbrengsten gelijklopen met de kapitaallasten (afschrijving en rente). Op vastgoedobjecten en materiële vaste activa, die als onderdeel van gebiedsontwikkeling zijn vervaardigd kan (in het geval ze zijn samengesteld uit meerdere componenten) één gezamenlijk afschrijvingstermijn worden gehanteerd. Deze afschrijvingstermijn is niet langer dan de afschrijvingstermijn van de component met de langste afschrijvingstermijn.
Een nadere specificatie van de afschrijvingstermijnen staat in de afschrijvingstabel in de Verordening financiën Rotterdam 2021.
De afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname. Voor de ‘Vervoermiddelen’ (leaseauto’s) geldt dat afschrijving direct bij ingebruikname plaatsvindt. Dit houdt verband met het feit dat in de leasetermijnen (opbrengst) ook het afschrijvingsdeel is gedekt. Door deze systematiek zijn de afschrijvingskosten gelijk aan de dekking die in de leasetermijnen zit.
Voor software geldt een afschrijvingstermijn van vijf jaar. De concernbrede bedrijfsvoeringsystemen hebben echter een langere afschrijvingstermijn van tien jaar, omdat zij door hun complexiteit niet binnen een termijn van vijf jaar buiten gebruik zullen worden gesteld.
Bij de waardering wordt in voorkomende gevallen rekening gehouden met een bijzondere vermindering van de waarde, als deze naar verwachting duurzaam is. Als waardeherstel nog mogelijk is, wordt de waarde gecorrigeerd via een voorziening. Bij de waardering van de commerciële vastgoedportefeuille is het uitgangspunt dat de koper de grond in eigendom verkrijgt en daarom geen erfpacht van toepassing is.
Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Waar van toepassing is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van nv’s en bv’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Als de waarde van de aandelen structureel daalt tot onder de verkrijgingsprijs vindt afwaardering plaats.
Vlottende activa
Voorraden
De voorraden worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs of lagere marktwaarde.
Bouwgronden in exploitatie
De ‘Bouwgronden in exploitatie’ zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs of tegen de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
Voor bouwgronden in exploitatie met een looptijd langer dan 10 jaar zijn risico-beperkende maatregelen toegepast (op project- of portefeuilleniveau). Deze risico-beperkende maatregelen zijn:
- Per grondexploitatie is een actuele en goed onderbouwde raming van de uitgaven en inkomsten beschikbaar
- Investeringen worden zoveel mogelijk afgestemd op het genereren van inkomsten ten einde het financieringsrisico te beperken
- Een realistisch, op de marktvraag afgestemd uitgifteprogramma (zowel qua planning als typologie); Door middel van de portefeuillesturing wordt tweemaal per jaar het in de portefeuille opgenomen uitgifteprogramma afgezet tegen de voorziene marktvraag (aantallen, fasering en typologie)
- Een adequate beheersing van de grondexploitatieportefeuille (zoals monitoring van marktontwikkelingen en periodieke confrontatie van opgenomen programma versus marktvraag op gebiedsniveau, dit mede op basis van provinciale kaders omtrent de programmering)
- De parameter ‘opbrengstenstijging’, waarmee de geraamde grondopbrengsten in de NCW-berekening geïndexeerd wordt, wordt na het 10e jaar verlaagd naar 0,0%. Met deze maatregel wordt voorzichtigheid in de financiële uitkomsten van de grondexploitatie betracht
De richtlijnen voor het nemen van winsten en verliezen uit de grondexploitaties zijn opgenomen in de grondslagen voor resultaatbepaling. Genomen resultaten zijn in de waardering verdisconteerd. In het geval een voorziening voor een verwacht verlies leidt tot een negatieve stand van een grondexploitatie, wordt de voorziening voor de hoogte van dit negatieve bedrag credit op de balans gepresenteerd.
Uitzettingen met een rente typische looptijd korter dan één jaar en overlopende activa
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van vorderingen verrekend.
Liquide middelen
De liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen.
Vaste passiva
Eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit de algemene, bestemmingsreserves en het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten. Van bestemmingsreserves die niet met juridisch onontkoombare verplichtingen zijn belast, valt het (restant)saldo van een bestemmingsreserve zonder voorafgaand raadsbesluit ten gunste van het ‘resultaat na bestemming’ vrij als:
a. het doel waarvoor de bestemmingsreserve is gevormd vervalt; of
b. gedurende drie jaren niets aan de bestemmingsreserve is onttrokken of toegevoegd.
Voorzieningen
Voorzieningen worden gevormd voor verplichtingen of verwachte verliezen of risico’s waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten op de balansdatum. Onder voorzieningen worden ook opgenomen de van derden verkregen middelen die specifiek moeten worden besteed. Uitzondering hierop vormen de van Europese en Nederlandse overheidslichamen verkregen middelen. Deze worden gepresenteerd bij de ‘Overlopende passiva overheidsmiddelen’.
De voorzieningen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.
De voorziening bouwgronden in exploitatie is echter tegen contante waarde gewaardeerd. Ook de pensioenverplichting voor wethouders is echter tegen de contante waarde van de (al opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
Vaste schulden met een rente typische looptijd van één jaar of langer
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. Vooruit ontvangen afkoopsommen erfpacht vallen naar voortgang van de afkoopperiode vrij ten gunste van het resultaat. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Buiten balanstelling
Borg- en garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente gewaarborgd zijn, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen.
Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen
Renteswaps
De gemeente gaat derivaten aan om renterisico’s af te dekken in overeenstemming met Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). De gemeente gaat alleen volledige effectieve hedges aan en op grond daarvan worden de derivaten verantwoord onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. De marktwaarde van de derivaten wordt bepaald als de contante waarde van alle vaste en verwachte variabele cashflows. Bij de berekening van de marktwaarde wordt gebruik gemaakt van de relevante Interest Rate Swap curve.
Grondslagen voor resultaatbepaling
Personeelslasten
Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt; daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en overlopende verlofaanspraken.
Algemene uitkering
Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen overeenkomstig de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling.
Dividend
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.
Erfpacht
De vooruit ontvangen afkoopsommen bij tijdelijk in erfpacht uitgegeven gronden vallen vrij ten gunste van het resultaat naar gelang de looptijd van het erfpachtcontract.
Resultaatneming grondexploitatie
Winstneming op bouwgronden in exploitatie
Voor het bepalen van de tussentijdse winstnemingen hanteert de gemeente de Percentage of Completion methode, rekening houdend met onzekerheden in de projecten. De winstneming wordt hierbij bepaald op basis van de voortgang van de realisatie van de grondexploitatiebegroting. In individuele gevallen kan op basis van planspecifieke omstandigheden beargumenteerd worden afgeweken.
Als winstnemingsformule geldt: het percentage voortgang in de opbrengsten, vermenigvuldigd met het percentage in de voortgang in de kosten, vermenigvuldigd met de verwachte winst (gecorrigeerd voor onzekerheden).
Verliesneming op bouwgronden in exploitatie
Bij actieve grondexploitaties met een verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen ter hoogte van dit negatieve verwachte resultaat. De voorziening is afzonderlijk zichtbaar onder de balanspost Voorraden/onderhanden werk. In het geval de voorziening groter is dan de boekwaarde van de betreffende bouwgrond in exploitatie, is het restant van de voorziening aan de passiefzijde van de balans onder de voorzieningen gepresenteerd. Het voorzienbare verlies wordt bij afsluiten van het complex als gerealiseerd resultaat in de grondexploitatie verwerkt.
Parameters grondexploitaties
In de grondexploitaties wordt gerekend met langjarige gemiddelde parameters voor kosten- en opbrengstenstijging en renteontwikkelingen. Uitzonderingen op deze algemene lijn zijn de parameters in de grondexploitaties Nesselande en Feyenoord City. Dit wordt in de paragraaf Grondbeleid toegelicht.
Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) schrijft de berekeningswijze voor het rentepercentage voor.
Het te hanteren percentage is een gewogen gemiddelde rente over de gemeentelijke leningenportefeuille, berekend naar de verhouding vreemd vermogen versus totaal vermogen.
Voor de toekomstige jaren is de uitkomst van de berekening 1,2%. Het gerealiseerde percentage over 2023 bedraagt 0,79%.
De te hanteren discontovoet is, in overeenstemming met de voorschriften van de commissie BBV, gelijk aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone. Deze bedraagt 2,0%.
Gebruik van schattingen
Bij het opstellen van de jaarrekening doet het college van burgemeester en wethouders schattingen en veronderstellingen die medebepalend zijn voor de opgenomen bedragen. Dit gebeurt in overeenstemming met algemeen geldende grondslagen.
Overige grondslagen
Eigen bijdragen van het Centraal administratiekantoor (CAK)
Het CAK is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen op grond van de Wmo die het CAK int voor de gemeente. Op grond van de kadernota Rechtmatigheid melden wij: “Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over de omvang en hoogte van de eigen bijdragen kunnen worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht."
Rechtmatigheidsverantwoording
Op 14 maart 2024 heeft de gemeenteraad het normenkader en de kadernota accountantscontrole en rechtmatigheid 2023 vastgesteld. Het normenkader en de kadernota accountantscontrole 2023 bevatten bepalingen voor de rechtmatigheidsverantwoording van het college van B&W. Het normenkader bevat de van toepassing zijnde interne en externe regelgeving. De kadernota accountantscontrole en rechtmatigheidsverantwoording bevat bepalingen over de verantwoordingsgrens, de rapportagegrens, begrotingsrechtmatigheid en specifieke bepalingen over verstrekte subsidies.
Met de raad zijn er in het normenkader afspraken gemaakt welke begrotingsonrechtmatigheden geaccepteerd zijn. Dat betekent dat deze afwijkingen nog steeds onrechtmatig zijn maar door de raad worden geaccepteerd.
In de volgende gevallen zijn begrotingsafwijkingen niet geaccepteerd:
A. Er is in de volgende twee situaties sprake van een onacceptabele overschrijding van lasten en investeringskredieten:
- Er is gehandeld buiten het door de gemeenteraad vastgestelde beleid;
- Er is sprake van een overschrijding op programmaniveau van
- de lasten, zonder direct compenserende baten, of
- cumulatief gevoteerde investeringskredieten
die niet tijdig aan de raad zijn voorgelegd danwel gemeld bij risico's.
Begrotingswijzigingen als gevolg van verwachte overschrijdingen van lasten en cumulatief gevoteerde investeringskredieten op programmaniveau worden als tijdig beschouwd indien deze voor het laatst bij de eindejaarsbrief ter besluitvorming aan de gemeenteraad worden aangeboden;
B. Voor afwijkingen op het niveau van het programma zijnde onderschrijding van lasten, onderschrijding van het cumulatief gevoteerd krediet, onderschrijding van baten en overschrijding van baten geldt dat deze onrechtmatig zijn, wanneer deze niet tijdig aan de gemeenteraad zijn gemeld. Deze afwijkingen worden als tijdig beschouwd indien deze voor het laatst op het moment van de tweede herziening aan de gemeenteraad worden gemeld.
Onderzoek naar mogelijke fraude en corruptie
Aanleiding voor extern onderzoek
Eind 2023 verschenen berichten in de media over vermeende fraude door een gemeenteambtenaar van het cluster Stadsontwikkeling. Desbetreffende ambtenaar zou volgens de berichtgeving als projectmanager nauw betrokken zijn bij de inschakeling van aannemers en installatiebedrijven in opdracht van de gemeente Rotterdam bij een aantal projecten waaronder de renovaties van het Wereldmuseum, de Doelen en Boijmans Van Beuningen. Met een van deze bedrijven – een installatiebedrijf – zou betrokkene privé (buiten de gemeente om) nauwe banden onderhouden. Betrokkene zou gelieerd zijn aan een aantal bedrijven waarin het installatiebedrijf een financieel belang zou hebben. De gemeente Rotterdam heeft naar aanleiding van de signalen in de media besloten een extern onderzoek te laten uitvoeren door een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau gespecialiseerd in forensisch onderzoek.
Onderzoeksopdracht
Het college heeft de raad op 17 januari 2024 (Opdrachtverstrekking forensisch onderzoek, kenmerk 24bb000226) op de hoogte gebracht van het onderzoek en de onderzoeksvragen van het externe onderzoek. Het onderzoek is opgesplitst in een persoonsgericht deel en een breder onderzoek. Het persoonsgerichte onderzoek richt zich op mogelijke integriteitsschendingen van betrokkene met leveranciers, teneinde passende juridische en organisatorische maatregelen te kunnen nemen. In het brede onderzoek wordt onderzocht of het ambtelijk apparaat onder leiding van het college adequaat gehandeld heeft naar aanleiding van de binnengekomen signalen. Dit betreft zowel het handelen binnen de clusters (deel A) als binnen de integriteitsketen (deel B).
Status van het onderzoek
Het externe onderzoek loopt nog. Op basis van de huidige planning en inzichten zal eind 2024 het eindrapport voor het bredere onderzoek (deel A en B) opgeleverd worden. De reden dat we, ondanks dat beide onderzoeken nog niet afgerond zijn, wel de jaarstukken 2023 kunnen afronden, is, omdat op basis van huidige inzichten uit het externe onderzoek vooralsnog een aantal belangrijke inzichten gegeven kunnen worden, te weten:
- Op basis van het uitgevoerde onderzoek is er geen indicatie dat leidinggevenden of andere met governance belaste personen betrokken zijn.
- Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn er geen aanwijzingen dat er andere ambtenaren betrokken zijn bij de onderzochte vermoedens van ambtelijke corruptie.
Op 29 oktober 2024 is door de rechter vonnis gewezen in het kort geding inzake het bewijsbeslag in verband met het onderzoek naar betreffende gemeenteambtenaar. Door de kortgedingrechter is de vordering van de gemeente toegewezen. Conform het door de gemeente voorgestelde selectieprotocol kan de gemeente inzage krijgen in en een afschrift van de diverse privé-bescheiden, waarna het externe onderzoeksbureau deze kan onderzoeken en beoordelen. De kortgedingrechter heeft gesteld dat de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat betreffende gemeenteambtenaar mogelijk onrechtmatig tegen de gemeente heeft gehandeld en dat zij als gevolg daarvan is benadeeld. Op dit moment is het onderzoek nog niet afgerond en heeft inzage in de ter beschikking gekomen privé-bescheiden nog niet plaatsgevonden. Hierdoor zijn er momenteel alleen redelijke vermoedens aanwezig, maar geen concreet bewijs van onrechtmatig handelen.
Bij het lopende externe onderzoek zijn een aantal bedrijven object van onderzoek. De omvang van de mogelijke ambtelijke corruptie is onduidelijk. Het onderzoeksbureau heeft geconstateerd dat de gemeente in 2023 voor een bedrag van € 21,9 miljoen heeft besteed bij deze bedrijven en tussen maart 2014 en 2022 voor een bedrag van € 46,0 miljoen. Bij een deel van bovengenoemde bestedingen was desbetreffende ambtenaar niet betrokken als projectmanager. Voor de genoemde bedragen van € 21,9 en € 46,0 miljoen zijn door desbetreffende bedrijven wel prestaties geleverd. Het mogelijk voordeel uit ambtelijke corruptie voor de ambtenaar is gerelateerd aan deze bestedingen en zal een percentage hiervan bedragen. Het externe bureau zal bij oplevering van het rapport de omvang nader duiden indien sprake blijkt te zijn van ambtelijke corruptie.
Het onderzoek wordt begeleid door een begeleidingscommissie en staat onder opdrachtgeverschap van een stuurgroep die wordt voorgezeten door een concerndirecteur, die geen betrokkenheid heeft bij de afdeling waar de melding betrekking op heeft.
Lopende acties
Het bredere onderzoek kan niet los gezien worden van eerder verschenen onderzoeken van Strated Consulting (“Onderzoek naar de kwaliteit van de Rotterdamse ambtelijke integriteitsketen” uit 2021) en de Rekenkamer Rotterdam (“Ambtelijke integriteit, onderzoek naar detecteren, oppakken en onderzoeken, afhandelen en leren” uit 2023). Vooruitlopend op de uitkomsten van het lopende externe onderzoek is de gemeente Rotterdam al aan de gang gegaan met de aanbevelingen uit deze twee eerder verschenen onderzoeken. De aanbevelingen uit het onderzoek door Strated Consulting zijn omgezet in actiepunten die geland zijn in het eerste actieplan integriteit. De actiepunten uit dit actieplan zijn grotendeels afgerond. De actiepunten die nog niet zijn afgerond, zijn, samen met de acties uit de aanbevelingen van het rekenkameronderzoek, opgenomen in het tweede actieplan integriteit. De acties zijn gericht op regelgeving (is alles op orde met wet- en regelgeving), bewustwording (trainingen en communicatie), coördinatie en toetsing (toezien op de juiste toepassing van integriteitsregelgeving) en het structureel en blijvend reflecteren op de werkwijze rond integriteit. Een deel van de acties van het tweede actieplan is al in uitvoering, een ander deel van de acties moet nog worden gestart. Tevens heeft de gemeente signalen over het BIBOB-beleid opgepakt door nieuw BIBOB-beleid te formuleren. Dit beleid is in februari 2024 vastgesteld door de gemeenteraad.