Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente (Gemeentefonds)
Algemeen
Het gemeentefonds van het Rijk is een jaarlijkse en tevens de grootste inkomstenbron van de gemeente. De ontwikkeling van het gemeentefonds bepaalt in belangrijke mate hoeveel financiële ruimte de gemeente heeft. Tot het gemeentefonds behoren de algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen. Met het geld kunnen gemeenten zelfstandig beleid voeren. Gemeenten moeten echter wel de hun wettelijk opgedragen taken betalen met het geld dat zij uit het gemeentefonds ontvangen. Het gaat bijvoorbeeld om de jeugdzorg en het verstrekken van bijstandsuitkeringen.
Minimaal drie keer per jaar informeert het Rijk de gemeenten over het gemeentefonds:
• in mei/juni op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk;
• in september op basis van de Miljoenennota van het Rijk;
• in december op basis van de Najaarsnota van het Rijk.
Herziening per 2023 en onderhoud verdeling
Via maatstaven wordt het gemeentefonds verdeelt tussen gemeenten. Deze maatstaven zijn kenmerken van gemeenten en hun inwoners, zoals het aantal inwoners, het aantal bijstandsgerechtigden, de oppervlakte, en zo meer. Het Rijk stelt de maatstaven meerdere keren per jaar bij. Regelmatig vindt ook een herijking plaats om de verdeling tussen de gemeenten zo accuraat mogelijk te maken.
Op 1 januari 2023 is de meest recente herijking van de verdeelmaatstaven doorgevoerd. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lagere sociaaleconomische status, waaronder Rotterdam, geldt tot en met 2025 een aangepaste ingroei om de gevolgen van deze herijking te verminderen. Met deze ingroei is meerjarig rekening gehouden in de begroting 2023. Het negatieve effect voor Rotterdam blijft hierdoor beperkt tot in totaal €22,50 per inwoner voor de periode 2023 tot 2025. De verdeling van dit effect over de verschillende jaren is: € 5 per inwoner in 2023, € 7,50 per inwoner in 2024 en € 10 per inwoner in 2025.
Het nieuwe verdeelmodel voor het gemeentefonds is geen eindstation en vraagt continu onderhoud. In 2023 zijn er verschillende onderzoeken gestart naar gemeentelijke kenmerken als grootstedelijkheid, centrumfunctie sociaal domein en overige eigen middelen. De uitkomsten van deze onderzoeken vormen de basis om in de toekomst tot een nieuwe verdeling te komen.
Financieringssystematiek tot en met 2025
Om voor gemeenten juist meer financiële zekerheden te krijgen, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vlak voor de zomer 2022 met het Rijk afgesproken het accres - de jaarlijkse groei of krimp die gekoppeld is de uitgaven van het Rijk - voor de periode 2022-2025 vast te zetten op de standen van de meicirculaire 2022. De algemene uitkering uit het gemeentefonds varieert nog wel, in beperkte mate. Dat komt door aanpassingen van de verdeelmaatstaven en de compensatie voor loon- en prijsontwikkeling.
Financieringssystematiek vanaf 2026
Vanaf 2026 geldt een lager accres. Het Rijk heeft niet de bestaande systematiek gebruikt: de zogenaamde trap-op-trap-af-methode. Dat heeft geleid tot flinke discussies tussen het Rijk en de gemeenten. In de septembercirculaire 2022 heeft het Rijk € 1 miljard aan het Gemeentefonds toegevoegd om het nadelige effect voor 2026 deels te dempen. In de meicirculaire 2023 heeft het Rijk aangekondigd dat dit bedrag vanaf 2027 elk jaar beschikbaar komt. Ondanks deze gedeeltelijke tegemoetkoming is er sprake van een lagere bijdrage uit het gemeentefonds.
Het Rijk heeft in de septembercirculaire 2023 ook de manier waarop het gemeentefonds in deze nieuwe financieringssystematiek wordt geïndexeerd nader uitgewerkt:
1. De indexatie voor volumeontwikkelingen worden vanaf 2027 gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp).
2. De methodiek voor het bijstellen van het gemeentefonds voor inflatie zal vanaf 2026 plaatsvinden op basis van de prijs bruto binnenlands product (pbbp) van het lopende jaar, in plaats van op basis van een gecombineerde index.
Wat hebben we in 2023 bereikt en gedaan?
In 2023 trok de gemeente Rotterdam op met andere grote gemeenten en de VNG om het Rijk te laten weten dat deze nieuwe financieringssystematiek nog niet volstaat. Daarnaast heeft Rotterdam de VNG opgeroepen te investeren in de inzet richting het Rijk om de korting op het gemeentefonds vanaf 2026 te repareren.
Het nieuwe verdeelmodel bevat een aantal nieuwe en gewijzigde maatstaven. Dit vormt een risico, omdat de ontwikkeling van bepaalde maatstaven in Rotterdam kan afwijken van de landelijke ontwikkelingen. Dit lijkt in 2023 het geval te zijn voor de nieuwe maatstaf ‘huishoudens met een laag inkomen'. Bij de actualisatie van deze maatstaf in de decembercirculaire 2023 is sprake van een landelijke groei van 3%. De aantallen voor Rotterdam blijven echter gelijk. Dit betekent dat verhoudingsgewijs het aantal huishoudens met een laag inkomen in Rotterdam afneemt ten opzichte van andere gemeenten. Hierdoor ontstaat voor Rotterdam een nadeel in het gemeentefonds van € 12,8 mln. Omdat de ontwikkeling van deze maatstaf voor Rotterdam tegen de trendmatige ontwikkeling ingaat, is hierover navraag gedaan bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De gesprekken hierover liepen eind 2023 nog.
Volgens het raadsbesluit 23bb007699 wordt sinds 2023 het saldo van de taakmutaties, decentralisatie- en integratie-uitkeringen die zijn toegekend in de decembercirculaire rechtstreeks toegevoegd aan de Bestemmingsreserve Taakmutaties Gemeentefonds. Deze gelden kunnen vervolgens aan de reserve onttrokken en aangewend worden voor de uitvoering van specifieke taken. Voortvloeiend uit dit besluit is er vanuit de decembercirculaire 2023 € 4,1 mln aan deze bestemmingsreserve toegevoegd.
Hoe meten we dat?
De doelstellingen zijn niet dermate gekwantificeerd dat deze meetbaar zijn over 2023.