Begroting 2022 en Tweede Herziening 2021

Met nieuwe energie bouwen aan de stad van morgen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing Pagina 117

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing geeft inzage in de ontwikkeling van het weerstandvermogen, waarbij de financiële risico’s worden afgezet tegen de weerstandscapaciteit die beschikbaar is om ze op te vangen.

Beleid

De gemeente Rotterdam wil voorkomen dat elke niet begrote, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen, zonder dat hiertoe een onnodig hoge, financiële buffer wordt aangehouden. Hiertoe wordt periodiek geïnventariseerd welke majeure financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van risico-simulatie de benodigde weerstandscapaciteit bepaald en afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid is erop gericht om de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit (i.c. het weerstandsvermogen) ten minste 1,00 te laten zijn.

Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,00 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenraming weer 1,00 of meer zal bedragen.

Voor meer beleidsinformatie wordt verwezen naar de Beleidsnota Weerstandsvermogen en Risicobeheersing Rotterdam 2018.

Risico's

In onderstaande tabel worden de voornaamste financiële risico’s (>= € 1,0 mln) weergegeven en toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico's

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Grondexploitatiesbuiten model57.00057.0002021 e.v.

Op basis van het meest actuele Meerjarenperspectief Grond & Vastgoed is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's en is de benodigde weerstandscapaciteit berekend.
Leningen en garantiesbuiten model10.79610.7962021 e.v.

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
Inkomensregeling (BUIG)33%060.0002021 en 2022

De inkomsten die Rotterdam van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen schieten mogelijk tekort om de hiermee samenhangende lasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijk beschikbare budget (het zogeheten macrobudget BUIG) tussen de gemeenten. In de jaren 2018-2020 kende Rotterdam een positief resultaat op de BUIG, na vele jaren van grote tekorten. De coronacrisis raakte de Rotterdamse arbeidsmarkt in 2020 bovengemiddeld, waardoor Rotterdam de relatieve voorsprong in de daling van het bijstandsvolume vooralsnog is kwijtgeraakt. Daarmee behoren ook de positieve financiële resultaten op de BUIG van de afgelopen jaren tot het verleden. Risico's zijn:
- In de Begroting 2022 wordt ervan uitgegaan dat het Rotterdamse bijstandsvolume zich parallel aan het landelijke bijstandsvolume (volgens CPB-ramingen) zal ontwikkelen. Als Rotterdam ook in 2021 en 2022 een ongunstigere ontwikkeling van het aantal uitkeringen kent, zal dat leiden tot een financieel tekort op de BUIG.
- Wijziging van budgetaandeel Rotterdam in het BUIG-budget voor 2022. Jaarlijks wordt het budgetaandeel geactualiseerd o.b.v. nieuwe maatstaven. Een wijziging van slechts 0,2% in het aandeel van Rotterdam betekent direct een stijging/daling van de inkomsten met € 13 mln. Budgetaandeel 2022 wordt in oktober '21 gepubliceerd.
- Met ingang van 2022 wordt het budget voor loonkostensubsidies (LKS) uit de BUIG gehaald en op een andere wijze dan voorheen verdeeld. Door vanaf 2022 op basis van realisaties te verdelen, zal Rotterdam fors moeten inleveren. Onzeker is nog hoe de nieuwe verdeling eruit komt te zien. In de Begroting wordt rekening gehouden met een teruggang van € 9,75 mln in 2022. Het maximale risico voor 2022 bedraagt circa € 19 mln.
- Onzeker is wat de financiële consequenties zijn van meer nadruk op de menselijke maat in de uitvoering van de Participatiewet. Het vereenvoudigen van het proces om een bijstandsaanvraag te doen en het ondersteunen van de burger in dit proces, zal ervoor zorgen dat er minder aanvragen worden afgewezen. Burgers die eerder al recht hadden op een uitkering, werden wellicht ontmoedigd door het ‘rigide systeem’ en deden daarom geen aanvraag of liepen hier gedurende de aanvraag in vast. Toepassing van de menselijk maat leidt dus naar verwachting tot hogere uitkeringslasten, zonder in te boeten op rechtmatigheid. Monitoring moet uitwijzen in hoeverre dit inderdaad het geval is. 
Al met al schatten we de kans op het optreden van een tekort op de BUIG  in 2022 op 33%. Het maximale tekort op de BUIG bedraagt 10% van de BUIG lasten (€ 600 mln); voor een eventueel extra tekort kan een beroep worden gedaan op de vangnetregeling (voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren; beide laatsten zijn niet meegenomen in de reserveberekening).
Warmtebedrijf30%0130.0002021 e.v.

2020 heeft in het teken gestaan van het verkennen van verschillende toekomstscenario’s voor het Warmtebedrijf Rotterdam (WBR). In november 2020 heeft de raad het college mandaat gegeven het scenario WLQ+ verder uit te werken als toekomstscenario voor WBR. Daarbij heeft de raad expliciet een bandbreedte aangegeven waarbinnen de bijdrage van de gemeente mag liggen. In de eerste helft 2021 is met verschillende partijen intensief gesproken over de invulling van het scenario WLQ+ binnen het gegeven mandaat. In mei 2021 heeft de raad gekozen voor het scenario WLQ+ met een aantal nog uit te werken opschortende voorwaarden. Na besluitvorming over de invulling van de opschortende voorwaarden kunnen de gevolgen verwerkt worden. In afwachting van deze besluitvorming wordt gerekend met een risico van 30% van het maximum van de bandbreedte van het mandaat waarbij rekening is gehouden met de reeds gevormde voorziening WBR.
Rente50%002021

  50% 0 16.377 2022
  50% 0 27.219 2023
  50% 0 34.929 2024
  50% 0 36.314 2025
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen.
Begin 2020 heeft de gemeente zijn aandelen Eneco verkocht. De netto-verkoopopbrengst wordt gebruikt voor financiering van de gemeentelijke activiteiten. Vanwege deze bijzondere omstandigheid hoeft de gemeente tijdelijk geen nieuwe leningen aan te trekken. Ook zal het niet nodig zijn om een nadelige renteherziening op een lopende lening te accepteren. De gemeente loopt dan ook tijdelijk geen risico op een stijging van de rentelasten.
Gemeentefonds (omvang)50%05.0002021

  50% 0 10.000 2022 e.v.
Risico dat het Rijk bezuinigt op de omvang van het Gemeentefonds en/of -landelijke- declaraties bij het BTW-compensatiefonds (BCF) ontwikkelen zich anders dan geraamd. Voor de jaren 2020 en 2021 is de omvang van het Gemeentefonds bevroren. Hierdoor is het ingeschatte bedrag voor 2021 verlaagd van  10 mln. naar 5 mln voor slechts het risico BCF. 
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%010.0002021 e.v.

Risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (herijking, w.o. invlechting integratie-uitkering Sociaal Domein naar algemene uitkering)25%002022 e.v.

Herziening: voorlopig uitkomst negatief. Invoering op zijn vroegst m.i.v. 2023. Uitsluitstel uiterlijk in meicirculaire gemeentefonds 2022. Kabinetsformatie: kans op aanvullende middelen o.b.v. doorrekening verkiezingsprogramma (CPB 1 maart 2021) is in principe groter dan bezuinigingen. Tevens moeten Rijk en VNG  een besluit nemen over -terugkeer naar- een normeringssytematiek (=voeding gemeentefonds). Voor- en nadelen zijn zeer lastig in te schatten en kunnen elkaar opheffen.
Wijziging werkgeverspremies 2021 en nog af te sluiten cao gemeenteambtenaren vanaf 2021.50%010.0002021

  50% 0 28.000 2022 e.v.
Een nog niet afgesloten cao voor het jaar 2021 kan leiden tot financiële consequenties. Risico is de financiele vertaling van 1% hogere uitkomst dan geraamd in de begroting 2021.  E.e.a. heeft in principe een doorwerking hebben naar het indexeringspercentage van subsidies.
Nog niet gepubliceerde werkgeverspremies 2022 (met name pensioenpremies) en een nog niet afgesloten cao voor het jaar 2022 kunnen leiden tot financiële consequenties. Risico is de financiele vertaling van 1% hogere uitkomst dan geraamd in begroting 2021.  Het risico van 2021 werkt eveneens door. E.e.a. heeft in principe een doorwerking hebben naar het indexeringspercentage van subsidies.
OZB-opbrengsten40%010.0002021 e.v.

De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo25%010.0002021

In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten, wat gepaard ging met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met hogere zorguitgaven tot gevolg. De toegekende extra budgetten (bij de Voorjaarsnota 2017 en het Coalitieakkoord 2018) en het daaraan gekoppelde maatregelenpakket om de zorguitgaven te laten dalen, lopen in 2021 af. Met ingang van de Begroting 2021 werkt het college daarom aan het stapsgewijs herijken van het meerjarig financieel kader zorg, welzijn en jeugdhulp  o.b.v. demografische en maatschappelijke ontwikkelingen in Rotterdam. Er is een realistische meerjarige doorkijk gemaakt over de te verwachten uitgaven voor zorg, jeugdhulp en ondersteuning en hoe zich dat verhoudt tot de beschikbare rijksmiddelen. De aanpak voor de komende jaren bestaat uit het blijven actualiseren van het financieel beeld, inzet op extra geld vanuit het Rijk, 2-3 jaar vooruitkijken en het budget verder herijken op basis van de laatste landelijke en Rotterdamse ontwikkelingen. Met deze aanpak is er ook ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast blijft het college werken aan vernieuwing in de zorg en ondersteuning, door bijvoorbeeld inzet op preventie, lichtere vormen van ondersteuning en eHealth. Dit is uitgewerkt in het nieuwe beleidsplan voor zorg, welzijn en jeugdhulp.
Tweedelijns Wmo (maximalisatie eigen bijdrage)25%010.0002021 e.v.

Er gaat een aanzuigende werking uit van het inkomens- en vermogensonafhankelijk maken van de eigen bijdrage voor de Wmo. Vanaf 2019 is deze eigen bijdrage gemaximeerd op € 19,00 per maand. Onduidelijk is hoe groot de aanzuigende werking van deze maatregelen uit het regeerakkoord zal zijn. In opdracht van het ministerie van VWS heeft het CPB berekend dat de extra kosten als gevolg van de aanzuigende werking landelijk € 140 mln bedragen. Eerdere onderzoeken door o.a. SEO wijzen in de richting van een aanzuigende werking die substantieel hoger uitkomt dan € 140 mln (tussen de € 300 en € 500 mln). In het coalitieakkoord 2018-2022 is rekening gehouden met de CPB-raming. Het restant was als risico opgenomen. Het Rotterdamse aandeel van 3,5% (gebaseerd op het aandeel van Rotterdam in de Integratie-uitkering Sociaal Domein, Wmo ambulant) van dit restant vormde het extra risico ter grootte van € 12,6 mln per jaar. Een meting van de NDSD over de periode november 2018 – mei 2020 laat een significante stijging van het aantal Wmo-aanvragen zien. Landelijk zijn er afspraken gemaakt tussen VWS en VNG om middels een monitor de effecten van de maatregel in de praktijk goed te kunnen volgen. Uitvoering is belegd bij een externe partij (Significant). De monitor verschijnt 1x per jaar in september (2019 t/m 2022). Er wordt onder meer gekeken naar de aanzuigende werking. O.b.v. de 1e uitkomsten van de monitor is de bandbreedte van de meerkosten (het risicobedrag) naar beneden bijgesteld.
Tweedelijns Jeugdhulp (woonplaatsbeginsel)50%011.5002022 e.v.

Door een wijziging in de grondslag van het woonplaatsbeginsel voor jeugdhulp zal Rotterdam verantwoordelijk worden voor nieuwe cliënten en zullen er cliënten overgaan naar andere gemeenten. Het exacte saldo hiervan is nog niet bekend, evenals de aanpassing van de budgetten voor pleegzorg en voogdij hierop. Een eerste doorrekening resulteerde in een financieel nadeel voor Rotterdam. Rotterdam volgt dit nauw en bespreekt dit met het Rijk als de vergoeding in de nieuwe situatie onvoldoende is. De invoerdatum is 1 januari 2022.
Ruimen bommen25%09.0002021 e.v.

Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Risico-opslag niet-kwantificeerbare risico's50%050.0002021 e.v.

Voor de niet-kwantificeerbare risico's wordt een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen. Deze risico's worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Risico-opslag grote projecten50%025.0002021 e.v.

Op projectniveau wordt een post onvoorzien gehanteerd. Voor de grote investeringsprojecten wordt daarnaast een opslag in het risicosimulatiemodel opgenomen.
Om binnen een groot project financiele tegenslagen te kunnen opvangen, maakt een risicoreserve (ook wel genoemd: risico-opslag of post onvoorzien) deel uit van de projectkostenraming. De risicoreserve ziet toe op de risico's die specifiek voor het project gelden. Het projectbudget wordt conform deze projectkostenraming bepaald, aangevuld met een onzekerheidsreserve. De onzekerheidsreserve biedt aanvullende zekerheid dat het project, bij een gelijkblijvende scope, binnen het beschikbare budget wordt afgerond. In aanvulling hierop wordt bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit rekening gehouden met het risico dat het totaal van alle projectbudgetten, ondanks het aanhouden van deze reserves, overschreden wordt. 
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%07.6002021 e.v.

Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds, investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling aan het fonds niet gegarandeerd.
Het risico bestaat dat de gemeente zijn aandeel in een fonds moet afwaarderen. Gelet op het risico-profiel wordt de kans op afwaardering ingeschat op 50%. Dit is een marktconform percentage. De totale boekwaarde van de investeringsfondsen bedraagt € 7,6 mln. 
Compenserende maatregelen en planschades50%3.40012.5002021 e.v.

Bij projecten loopt de gemeente het risico op planschades en het nemen van compenserende maatregelen. Vooralsnog doet het risico zich bij een beperkt aantal projecten voor. Hierdoor ontstaan mogelijk kosten voor de gemeente om de voorgenomen projecten binnen de kaders in uitvoering kunnen brengen. De mate waarin is niet duidelijk. Om vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen is ervoor gekozen om de afzonderlijke projectrisico’s gezamenlijk te presenteren. 
Personeelskosten vrijwillige brandweer50%1.8001.8002021 e.v.

De EU richtlijn aangaande vrijwilligers stelt dat de vrijwiliigers van de brandweer in feite als flexibel personeel moet worden beschouwd in plaats van als vrijwilligers met een vergoeding.Indien de vrijwilligers als personeel in dienst moeten worden genomen nemen de loonkosten van de VRR structureel met € 3,6mln toe. Voor Rotterdam betekent dat een verhoging van de inwonerbijdrage met € 1,8 mln.

De deeltijdregeling voor de vrijwilligers is een onderwerp dat landelijk verder wordt uitgewerkt. De €3,6mln die hiervoor is opgenomen is gebaseerd op een landelijk rekenmodel van Brandweer Nederland en de raad van commandanten en directeuren veiligheidsregio’s (RCDV). Het gaat hierbij om een model en daarnaast is het proces rondom deze deeltijdregeling nog niet uitgelopen, waardoor dit bedrag als een vroege schatting moet worden gezien. Uitgangspunt hierbij is om vanuit een landelijke aanpak te komen tot een vergoeding vanuit het Rijk voor de consequenties van de deeltijdregeling. 
Coronarisico50%002021

  25% 0 31.000 2022
  10% 0 65.000 2023
  5% 0 104.000 2024
  5% 0 124.000 2025
De Coronacrisis is nog steeds met veel onzekerheden omgeven. Het is onzeker hoelang de crisis zal voortduren en welke maatregelen van kracht zullen zijn om de gezondheidsrisico’s te beperken. Het effect op de gemeentelijke begroting en meerjarenraming is dan ook lastig te bepalen. Temeer, omdat ook onzeker is in welke mate het Rijk de gemeente zal compenseren voor toekomstige financiële tegenvallers.  
* Invoering Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) 15%08602022

  15% 0 1.720 2023 e.v.
De invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen(Wkb) treedt naar verwachting gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet op 1 juli 2022 in werking. De invoering van de Wkb heeft een verandering van het takenpakket van gemeenten tot gevolg. Taken verdwijnen, blijven achter en nieuwe taken komen erbij. De kosten voor uitvoering van deze taken en de doorberekende kosten van meldingen aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond kunnen vanwege de Wkb niet via leges op de aanvrager van een bouwvergunning worden verhaald. Daarom is het de verwachting dat het Rijk het wegvallen van deze verhaalmogelijkheid zal compenseren. Om de hoogte van de compensatie te bepalen zijn het Rijk en de VNG zijn samen een artikel 2 onderzoek op grond van de Financiele-verhoudingswet gestart.
In totaal kan de gemeente Rotterdam € 8,05 mln aan kosten niet langer verhalen. Vooralsnog gaat de gemeente Rotterdam uit van volledige compensatie, maar de kans dat het Rijk niet volledig zal compenseren is reëel. De bandbreedte van dit risico ligt tussen 100% compensatie (minimumbedrag € 0) en 25% compensatie (maximumbedrag € 1,72 mln per jaar) vanuit het Rijk voor de weggevallen verhaalmogelijkheid via de leges voor de periode 1 juli 2022 t/m 31 december 2025.
De kans dat het Rijk niet volledig zal compenseren wordt momenteel ingeschat op 15%.  
*Nieuw risico

Niet-kwantificeerbare risico's

Niet-kwantificeerbare risico's
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw

De Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Tegen betaling van een borgstellingsvergoeding door de betreffende woningcorporaties biedt het WSW zekerheid aan geldgevers voor het geval die woningcorporaties niet aan hun financiële verplichtingen voldoen. Er zijn verschillende vangnetten en buffers voor het WSW. Als deze ontoereikend zijn, dan worden Rijk en gemeenten aangesproken op hun achtervang. WSW is samen met BZK, VNG en eigen achterban (woningcorpo’s) bezig met het formuleren van het strategisch programma, en het laten landen daarvan in een Toezichts- en verantwoordingsovereenkomst en in de achtervangovereenkomsten met BZK en gemeenten. Op een aantal belangrijke issues is nog geen overeenstemming. Pas als dit proces is afgerond kan VNG een extern adviesbureau een model laten opstellen om de risico’s van gemeenten te laten kwantificeren. De planning van dit proces is op dit moment vanwege de vele betrokken partijen onzeker.
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Om te voorkomen dat er verschillende berekeningsmethodieken worden gehanteerd volgt het WEW nadat het proces bij WSW is afgerond.
Omgevingswet

De implementatie van de omgevingswet kent nog veel onzekerheid op het gebied van procesaanpassingen, ICT/automatisering en derving van leges. Deze kosten zijn op dit moment niet met zekerheid te ramen.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie

De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Uitvoeringsprogramma Lood in de bodem

De verantwoordelijkheid voor de aanpak van ‘bodemlood’ heeft het rijk bij provincies en (grote) gemeenten neergelegd. De marktwaarde van gemeentelijke objecten en gronden kan theoretisch dalen door de aanwezigheid van bodemverontreiniging. 
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme

Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Vennootschapsbelasting

Op het taakveld Vennootschapsbelasting (Vpb) boekt de gemeente het door haar te betalen bedrag vennootschapsbelasting als last. Het gaat om het geraamde bedrag van de aanslag vennootschapsbelasting voor het betreffende begrotingsjaar of verantwoordingsjaar. Dit bedrag is de gemeente verschuldigd vanwege de fiscale winst die de gemeente per saldo realiseert op ondernemingsactiviteiten in het begrotingsjaar, na eventuele verrekening van fiscale verliezen uit eerdere begrotingsjaren.
De gemeentelijke activiteiten lease, bedrijfsreiniging, containerservice en verkoop restafval (deels) vallen onder deze belastingplicht vallen. De Vpb-belastingplicht wordt op de betreffende taakvelden waar deze ontstaat, nader toegelicht.
De Rijksbelastingdienst heeft de gemeente Rotterdam begin 2020 een definitieve aanslag Vpb 2016 opgelegd. Daarin wordt de gemeente ook aangeslagen voor de opbrengsten van de reclameconcessies en voor de opbrengsten van de verhuurde brandstofverkooppunten. De gemeente neemt daarbij het standpunt in dat geen sprake is van aan de vennootschapsbelasting onderworpen ondernemingen. Het gaat om normaal vermogensbeheer. Tegen dit deel van de aanslag heeft de gemeente derhalve bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is eind augustus 2020 door de Rijksbelastingdienst afgewezen, waarop de gemeente beroep bij de belastingrechter heeft ingesteld. In die zaak zijn de stukken gewisseld en is het wachten op de mondelinge behandeling. Op basis van een actuele risico-inschatting worden de betwiste Vpb-lasten 2016 e.v.j. geheel voorzien.
Wet Open Overheid

Wet Open Overheid (structureel en incidenteel) Op 26 januari 2021 heeft de Tweede Kamer de (Wijzigingswet) Wet open overheid (Woo) aangenomen. Het betreft een initiatiefwet uit de Tweede Kamer die beoogt de gehele overheid transparanter en toegankelijker te maken. Met dit wetsvoorstel geven de initiatiefnemers zowel de actieve als de passieve openbaarmaking van overheidsinformatie een nieuwe basis, verankeren zij het recht op toegang tot informatie wettelijk en beogen zij de informatievoorziening en informatiehuishouding van het Rijk en decentrale overheden te verbeteren. De Eerste Kamer dient nog een besluit te nemen over de Woo. Bij instemming van de Eerste Kamer zal de wet een halfjaar later in werking treden. Dit zal waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2022 zijn. De huidige Wet openbaarheid van bestuur (Wob) wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van de Woo.

De rijksbijdragen is een stuk lager dan werd verwacht. Dit heeft 2 oorzaken:
1) Het verschil met de eerste aanname (verdeling 100% op basis van aantal inwoners gemeente) en de werkelijke bijdrage heeft alles te maken met de verdeelsleutel. Iedere gemeente heeft een vast bedrag ontvangen van ca 60% en het overige deel van 40% is op basis van het aantal inwoners verdeeld. De verdeling heeft voor een grote gemeente zoals Rotterdam nadelig uitgepakt.
2) Daarnaast heeft het Rijk minder incidentele middelen beschikbaar gesteld. In januari 2021 werd een incidentele bijdrage van € 121,9 mln. genoemd en in de Meicirculaire is dit teruggebracht naar 24,98 mln.

De business case / (programma)aanpak wordt hierop bijgesteld.  Daarnaast zijn er nog overleggen met VNG, G4 en Rijk wat minimaal aan Rijksmiddelen nodig is voor een goede uitvoering van de WOO (exclusief eventuele eigen aanvullende beleidskeuzes).
Enecogroep N.V. - aandeelhouderschap

Bij de verkoop van de aandelen in Eneco in 2020 is de koper (het consortium van Mitsubishi Corporation en Chubu Electric Power) gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van de claim bedraagt nominaal € 133 mln. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen, vervolgens is er wel hoger beroep aangetekend door de eisers. Bij het opstellen van de begroting 2021 was de uitspraak van het gerechtshof nog niet bekend. De juridische inschatting is dat het gerechtshof niet anders zal oordelen, waarmee de kans zeer klein is op dit risico. De gemeente houdt dan derhalve ook geen rekening met dit risico in het weerstandsvermogen. Het is als niet-kwantitatief risico opgenomen.
Eind 2020 heeft het gerechtshof uitspraak gedaan en REMU op alle punten in het ongelijk gesteld, REMU resteert nog tot maart a.s. een gang naar de Hoge Raad (cassatie). Momenteel beraadt men zich hierop.
Omdat REMU opnieuw door de rechter in het ongelijk is gesteld wordt bij Voorjaarsnota 2021 voorgesteld dit risico niet in de berekening van het weerstandsvermogen op te nemen.
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR)

Op 26 mei jl. is in een conferentie met de leden van het Algemeen Bestuur gesproken over diverse nieuwe ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de dienstverlening van de VRR. Tevens is in de bestuurlijke conferentie een toelichting gegeven op de verhouding van gemeentelijke inkomsten en uitgaven aan de VRR vanuit het gemeentefonds (subcluster brandweer en rampenbestrijding). Op 13 oktober 2021 wordt een discussienotitie over de bestuurlijke besluitvorming over de financieringssystematiek (kostenverdeelsleutel van de 15 inliggende gemeenten) met de leden van het Algemeen Bestuur VRR besproken en worden richtinggevende uitspraken gevraagd. De uitkomsten kunnen daarna in de VRR Kadernota 2023 worden verwerkt. De financieringssystematiek zou voor de gemeente Rotterdam tot een verhoging van de contributie kunnen leiden. Dit risico is nog niet kwantificeerbaar.

De VRR heeft aangekondigd dat de begroting voor de basistaken van de Veiligheidsregio onder druk staat. In 2022 zal hier meer duidelijkheid over komen. Op 13 oktober 2021 wordt de discussienotitie over het vervolg van de Ontwikkelagenda met de leden van het Algemeen Bestuur VRR besproken en worden richtinggevende uitspraken gevraagd. De uitkomsten kunnen daarna in de VRR Kadernota
2023 worden verwerkt. Tot die tijd zal het voor de gemeente Rotterdam een niet kwantificeerbaar risico zijn dat de jaarlijkse bijdrage omhoog moet. 
Inkoop Welzijn, Jeugd en Wijkteams

Voor de Voor de nieuwe inkoop voor Welzijn (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2022), de nieuwe inkoop voor Jeugd (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2023) en de nieuwe inkoop voor de Wijkteams (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2023) zal voldaan moeten worden aan de Algemene Maatregel van Bestuur inzake reële prijzen in de zorg. Dit zal er naar verwachting toe leiden dat de tarieven meer stijgen dan de reguliere prijsindex. Dit betekent een nadelig financieel effect voor de zorgbegroting, waarvan de omvang nu nog niet kan worden bepaald. Zodra de omvang van de financiële impact van de nieuwe tarieven gekwantificeerd kan worden zal dit in de meerjarenbegroting worden verwerkt.  inkoop voor Welzijn (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2022), de nieuwe inkoop voor Jeugd (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2023) en de nieuwe inkoop voor de Wijkteams (ingangsdatum nieuwe contracten 1-1-2023) zal voldaan moeten worden aan de Algemene Maatregel van Bestuur inzake reële prijzen in de zorg. Dit zal er naar verwachting toe leiden dat de tarieven meer stijgen dan de reguliere prijsindex. Dit betekent een nadelig financieel effect voor de zorgbegroting, waarvan de omvang nu nog niet kan worden bepaald. Zodra de omvang van de financiële impact van de nieuwe tarieven gekwantificeerd kan worden zal dit worden verwerkt. 
Kwijtschelding schulden gedupeerden toeslagen affaire 

Er zijn nu 1.200 Rotterdamse gedupeerden van de toeslagenaffaire in beeld bij Rotterdam, van de 5.000 zelfmelders bij de Belastingdienst. Van deze 1.200 Rotterdamse gedupeerden zijn de schulden gepauzeerd. Iedere dag lopen de aantallen op. Daarnaast is het Rijk onder andere in samenwerking met Rotterdam de voorwaarden van compensatie te bepalen. Hierdoor is het totale risico op de Toeslagenaffaire op dit moment  niet te bepalen. 
Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer (OLGB)

In juni 2021 heeft de Gezamenlijke Brandweer op basis van doorrekeningen van het risicoclassificatie-model van de TU Delft een mogelijke verschuiving in de verhouding tussen publieke en private incidenten gesignaleerd. Het aandeel private incidenten zou kleiner worden. Mocht dit bij nadere analyse inderdaad het geval blijken, dan zal deze nieuwe ontwikkeling aanleiding kunnen zijn om de verhouding publiek (1/3) privaat (2/3) ter discussie te stellen. Het financiële gevolg met betrekking tot de jaarlijkse bijdrage is op dit moment niet te kwantificeren.

* Nieuw(e) risico('s).

 

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat de benodigde weerstandscapaciteit in 95% van de gevallen toereikend is om de risico’s te dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

In vergelijking met de de eerste herziening 2021 en Voorjaarsnota zijn geen risico's komen te vervallen en is een nieuw risico toegevoegd. Dit betreft:

  • De invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen(Wkb): Uit onderzoek blijkt dat na invoering van deze wet de gemeente niet alle kosten meer kan verhalen, tevens is nog niet bekend of de rijksoverheid hiervoor volledig zal compenseren. Het risico heeft een omvang van €1,72 mln. met een kans van optreden van 15% per 2022.

De overige risico's zijn opnieuw tegen het licht gehouden. Soms zijn de verwachte omvang van het risico of de kans van optreden gewijzigd. De voornaamste wijzigingen betreffen:

  • Renterisico; Na de verkoop van Eneco was er tijdelijk een lagere financieringsbehoefte en daardoor ook en lager renterisico in de eerste jaren van de meerjarenraming. De financieringsbehoefte neemt in de latere jaren van de meerjarenraming toe door onder andere de kapitaalstorting Stedin en de extra investeringsruimte voor nieuwe investeringen ontstaan wegens de verkoop van Eneco. Voor meer informatie over de investeringen zie de paragraaf investeringen. Een hogere financieringsbehoefte vertaalt zich in een stijging van het renterisico bij de berekening van het benodigd weerstandsvermogen.
  • Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen: Doordat het nieuwe fonds, Icos Capital Fund III CV (ICFIII), is toegevoegd is de boekwaarde van de investeringsfondsen gestegen naar van €5,4 mln naar € 7,6 mln.
  • Coronarisico: De Coronacrisis is nog steeds met veel onzekerheden omgeven daartoe is het risico vanaf de voorjaarsnota als gekwantificeerd risico opgenomen. De omvang van het coronarisico is bij het opstellen van de begroting opnieuw geanalyseerd en aangepast.

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de recente ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien.

Omdat de financiële restrisico's per saldo zijn toegenomen, neemt ook de benodigde weerstandscapaciteit toe. Er is meer weerstandscapaciteit nodig, om nagenoeg (voor 95%) zeker van te zijn dat de financiële risico's, zoals hierboven genoemd, eenmalig kunnen worden opgevangen.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2019202020212022202320242025
Benodigde weerstandscapaciteit 219 211 222 241 231 231 235

Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit is met ingang van de nieuwe bestuursperiode (vanaf 2018) voorzichtiger berekend. Waar voorheen ook het vrij aanwendbare deel van alle bestemmingsreserves en een deel van de stille reserves bij de berekening werden betrokken, wordt vanaf 2018 gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de Algemene reserve
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves)
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Dit sluit aan bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2019202020212022202320242025
Kredietrisicoreserve 70 22 19 19 19 19 19
Bestemmingsreserve BUIG meerjarig 18 36 33 27 27 27 27
Bestemmingsreserve Decentralisatie AWBZ 3 1 1 1 0 0 0
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 34 32 14 33 33 33 33
Risicoreserves 125 91 67 80 79 79 79
Algemene reserve 176 197 229 106 89 134 161
Stelpost onvoorzien 0 1 1 1 1 1 1
               
Beschikbare weerstandscapaciteit 301 288 296 186 169 214 240

 

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt met ingang van de nieuwe bestuursperiode gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,00, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Dit houdt in dat de beschikbare weerstandscapaciteit voldoende is om de financiële risico's op te vangen. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit is tenminste gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit.

De gemeentelijke financiën laten voor de eerstkomende jaren dip in het weerstandsvermogen zien. Het uitgangspunt is en blijft - juist is de fase waar we nu in zitten - om niet te bezuinigingen op voorzieningen in de stad én om de lasten voor de Rotterdammers niet te verhogen. Dit betekent dus dat we een dip in het weerstandsvermogen accepteren. Deze dip is tijdelijk van aard en wordt mettertijd opgelost door een toenemende algemene reserve. Hiermee komt het weerstandsvermogen, conform de afgesproken richtlijnen, uiterlijk in het laatste jaar van de meerjarenbegroting (2025) uit op tenminste 1,0.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2019202020212022202320242025
Beschikbare weerstandscapaciteit 301 288 296 186 169 214 240
Benodigde weerstandscapaciteit 219 211 222 241 231 231 235
Weerstandsvermogen 1,4 1,36 1,33 0,77 0,73 0,92 1,02
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2018-2022: minimaal 1,00

Ontwikkeling weerstandsvermogen

In onderstaande tabel is te zien dat het weerstandsvermogen in vanaf 2021 daalt onder de 1,0 en in 2025 weer op pijl is gebracht naar het niveau van 1,0.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2019202020212022202320242025
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2021) 301 264 191 176 200 241  
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2021) 219 211 220 230 233 235  
Weerstandsvermogen (Begroting 2021) 1,37 1,25 0,87 0,77 0,86 1,03  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2021)   288 132 124 122 180 224
Benodigde weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2021)   211 219 236 228 227 222
Weerstandsvermogen (Eerste herziening 2021)   1,36 1,06 0,53 0,53 0,79 1,01
Beschikbare weerstandscapaciteit (Tweede herziening 2021)   288 296 186 169 214 240
Benodigde weerstandscapaciteit (Tweede herziening 2021)   211 222 241 231 231 235
Weerstandsvermogen (Tweede herziening 2021)   1,36 1,33 0,77 0,73 0,92 1,02

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV2019202020212022202320242025
Netto schuldquote 55,0% 14,6% 30,0% 46,3% 54,7% 55,7% 54,4%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 49,1% 11,2% 26,8% 43,4% 52,1% 53,4% 52,6%
Solvabiliteitsratio 30,7% 60,6% 52,8% 44,4% 42,4% 42,9% 43,9%
Structurele exploitatieruimte 5,1% 5,2% 2,0% -3,0% 0,5% 2,9% 1,5%
Grondexploitatie -4,1% -2,5% -3,9% -4,5% -4,6% -4,1% -4,8%
Belastingcapaciteit 103% 105% 102% 100% n.v.t. n.v.t. n.v.t.