Beleid
Voor een gezonde financiële positie moet de gemeente over voldoende weerstandsvermogen beschikken. Dit houdt in dat de gemeente over voldoende capaciteit beschikt om de financiële risico’s op te kunnen vangen die niet zijn afgedekt. De gemeente wil ook voorkomen dat iedere onvoorziene, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen of dat er juist een onnodig hoge financiële buffer wordt aangehouden.
Het weerstandsvermogen is opgebouwd uit de verhouding tussen twee componenten, de benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid rondom het weerstandsvermogen is erop gericht om de verhouding tussen de benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit ten minste 1,0 te laten zijn. Dit wil zeggen dat de beschikbare weerstandscapaciteit (de teller) minstens gelijk is aan de benodigde weerstandscapaciteit (de noemer). Oftewel, dat er genoeg middelen (beschikbare weerstandscapaciteit) aanwezig zijn om de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) op te vangen.
Om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen, wordt periodiek geïnventariseerd welke grote financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van een risico-simulatiemodel de benodigde weerstandscapaciteit bepaald. In het risico-simulatiemodel wordt, gegeven de ingevoerde risico’s, een berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gemaakt aan de hand van 5000 automatisch gegenereerde mogelijk situaties en met een percentage van 95% zekerheid. Dit betekent dat de benodigde weerstandscapaciteit 95% van de mogelijke situaties weerspiegeld. Onderstaand is weergegeven welke risico’s zijn betrokken bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit. Tevens is toegelicht hoe het risicoprofiel zich ten opzichte van de Begroting 2024 heeft ontwikkeld.
De benodigde weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend met de onderstaande bestanddelen:
• De algemene reserve;
• De risicoreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (op dit moment zijn dit de kredietrisicoreserve, de bestemmingsreserve BUIG (gebundelde uitkering voor inkomensgerechtigden), de bestemmingsreserve decentralisatie AWBZ (algemene wet bijzondere ziektekosten) en de bestemmingsreserve Tweedelijns WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdhulp);
• De wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).
Bij de tabel ontwikkeling weerstandsvermogen wordt toegelicht en inzichtelijk gemaakt hoe het weerstandsvermogen zich in de loop van de tijd ontwikkelt.
Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,0 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk weer 1,0 of meer zal bedragen.