Voorjaarsnota en Eerste herziening 2024

Rotterdam: Eén stad

Financiële kengetallen Pagina 213

Beleid

De basis voor houdbare gemeentefinanciën is gelegen in een meerjarenbegroting die structureel en reëel in evenwicht is. Houdbare gemeentefinanciën vergen echter meer dan dat. Zo wil de gemeente in geval van financiële tegenslag voldoende mogelijkheden hebben om de eerste klappen op te vangen.

 

De houdbaarheid van de gemeentefinanciën kent twee aspecten:

  • Voldoende weerbaarheid. Het betreft de mogelijkheden om op korte termijn financiële klappen te kunnen incasseren zonder direct in de begroting en daarmee in de beleidsambities te hoeven ingrijpen.
  • Voldoende flexibiliteit van de begroting. Het betreft de snelheid waarmee de lasten kunnen worden verlaagd en de baten kunnen worden verhoogd. De flexibiliteit van de begroting (ook wel wendbaarheid genoemd) wordt beperkt door verplichtingen die voor meerdere jaren zijn of worden aangegaan. Het gaat dan om bijvoorbeeld verplichtingen als gevolg van schulden (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten van investeringen, apparaatslasten, beheer- en onderhoudslasten.

 

Voor de houdbaarheid van de gemeentefinanciën zijn weerbaarheid en flexibiliteit dus belangrijke termen. Wenselijk is dat de gemeenteraad een integraal beeld krijgt van de consequenties van beslissingen voor de houdbaarheid van de begroting. Kengetallen kunnen de gemeenteraad ondersteunen bij het maken van afwegingen. Onderstaande tabel geeft weer welke kengetallen hiervoor worden gebruikt. Met uitzondering van de kapitaallastenratio zijn alle kengetallen wettelijk voorgeschreven. Behoudens de kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn de wettelijk voorgeschreven kengetallen niet van een wettelijke norm voorzien. Wel heeft de provincie Zuid-Holland, in zijn rol van financieel toezichthouder, zogeheten 'signaalwaarden' geïntroduceerd.

Kengetallen houdbare Rotterdamse gemeentefinanciën

Weerbaarheid

  • Weerstandsvermogen*
  • Solvabiliteitsratio*

Flexibiliteit: Saldo begroting

  • Reguliere exploitatieruimte*
  • Structurele exploitatieruimte*
  • Belastingcapaciteit*

Flexibiliteit: Schuld

  • Netto schuldquote*
  • Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen*
  • Kasgeldlimiet*
  • Renterisiconorm*

Flexibiliteit: Investeringen

  • EMU-saldo*
  • Kapitaallastenratio
  • Kengetal grondexploitaties*
*Deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven. 

Financiële kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting en de balans. Ze helpen bij de beoordeling van de financiële positie.

Het is niet wenselijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten altijd in samenhang worden bezien, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld geven van de financiële positie. Centraal in de beoordeling staan naar het oordeel van het college het exploitatiesaldo (regulier en structureel) en het weerstandsvermogen. De andere kengetallen zijn zinvolle zijlichten.

Regulier exploitatiesaldo

Het reguliere exploitatiesaldo betreft het verschil tussen de lasten en de baten. Het reguliere exploitatiesaldo voor 2024 en verder is begroot op 0. De begroting is 'sluitend'; er is geen sprake van een begrotingstekort, noch van een begrotingsoverschot.

Regulier exploitatiesaldo
(bedragen x € 1 mln)
2022202320242025202620272028
Baten exclusief onttrekkingen en vrijval aan reserves 4.871 4.410 4.601 4.626 4.522 4.475 4.478
Lasten exclusief toevoegingen aan reserves 4.388 4.573 4.785 4.634 4.418 4.322 4.296
Onttrekkingen en vrijval reserves 225 477 414 174 114 78 62
Toevoegingen aan reserves 623 356 230 165 219 230 244
Regulier exploitatiesaldo 85 -41 0 0 0 0 0

Norm o.g.v. BBV: evenwicht

 

Structureel exploitatiesaldo

De Gemeentewet schrijft voor dat de begroting structureel in evenwicht is. Hiervan kan worden afgeweken indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het structurele evenwicht in de komende jaren tot stand zal worden gebracht. Om te kunnen vaststellen of aan dit wettelijke voorschrift wordt voldaan, wordt het structureel exploitatiesaldo gepresenteerd. Het structureel exploitatiesaldo betreft het verschil tussen de structurele lasten en de structurele baten. Indien de begroting niet structureel in evenwicht is, kan de Provincie Zuid-Holland de gemeente onder verscherpt toezicht plaatsen.

In 2024 en 2025 is het structureel exploitatiesaldo negatief. De maatregelen die met deze voorjaarsnota worden getroffen hebben effect in 2026 e.v.. Vanaf 2026 is het structureel exploitatiesaldo dan ook weer positief. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam in die jaren de structurele lasten kan dekken door structurele baten en dus voldoet aan de daarvoor gestelde eisen.

Structureel exploitatiesaldo (bedragen x € 1 mln)2022202320242025202620272028
Structurele baten exclusief onttrekkingen aan reserves 3.830 4.007 4.375 4.376 4.296 4.259 4.263
Structurele lasten exclusief toevoegingen aan reserves 3.761 4.040 4.468 4.419 4.228 4.144 4.120
Structurele onttrekkingen aan reserves 12 14 19 21 23 23 23
Structurele toevoegingen aan reserves 0 0 0 0 0 0 0
Structureel exploitatiesaldo 82 -19 -74 -22 90 138 166
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 4.871 4.410 4.601 4.626 4.522 4.475 4.478
Structureel exploitatiesaldo (%) 1,7% -0,4% -1,6% -0,5% 2,0% 3,1% 3,7%
Norm o.g.v. BBV: evenwicht              

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de gemeente loopt. In het Coalitieakkoord Eén Stad 2022-2026 is opgenomen dat wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen van minimaal 1,0.

In onderstaande tabel is zichtbaar dat na de scherpe daling van het weerstandsvermogen in 2023, deze in 2024 alweer wordt herstelt, om vervolgens in 2025 toch weer kortstondig te dalen. Vanaf 2026 is het weerstandsvermogen structureel op het gewenste peil (>= 1,0).

Het college heeft besloten om met ingang van 2024 geen weerstandscapaciteit meer aan te houden voor de risico's die zich niet laten kwantificeren. Dat het weerstandsvermogen desondanks in 2025 kortstondig daalt tot onder de 1,0, wordt hoofdzakelijk verklaard door het nieuwe risico dat de gemeente financieel aansprakelijk wordt gesteld voor de extra kosten die afvalverwerkers ondervinden als gevolg van lachgascilinders. Gegeven de forse begrotingsproblematiek waarmee het college werd geconfronteerd, wordt deze kortstondige dip in het weerstandsvermogen acceptabel geacht. Door het versterken van de beschikbare weerstandscapaciteit in de jaren 2026 e.v., zorgt het college ervoor dat met ingang van de nieuwe bestuursperiode het weerstandsvermogen weer op het gewenste peil is.

Voor een nadere toelichting verwijzen we naar paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2022202320242025202620272028
Beschikbare weerstandscapaciteit 274 114 115 110 172 227 277
Benodigde weerstandscapaciteit 182 182 102 161 172 186 190
Weerstandsvermogen 1,51 0,63 1,13 0,68 1,00 1,22 1,46
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2022-2026: minimaal 1,0  

Solvabiliteitsratio

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het wordt berekend door het eigen vermogen af  te zetten tegen het totale vermogen (i.c. het balanstotaal). Het eigen vermogen is opgebouwd uit de algemene reserve, de bestemmingsreserves en het (reguliere) exploitatiesaldo. De solvabiliteitsratio valt voor alle jaren van de meerjarenraming in de categorie minst risicovol.

De solvabiliteit daalt dit en volgend jaar nog, maar laat daarna een stijgende trend zien. De tijdelijke daling geeft geen reden tot zorg.

Solvabiliteitsratio (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2022202320242025202620272028
Eigen vermogen 2.815 2.652 2.468 2.460 2.564 2.717 2.898
Balanstotaal 4.396 4.588 4.910 5.112 5.299 5.356 5.335
Solvabiliteitsratio 64,0% 57,8% 50,3% 48,1% 48,4% 50,7% 54,3%
Signaleringswaarde opgesteld door Provincie Zuid-Holland: > 50% is minst risicovol, 20 - 50% is neutraal, < 20% is meest risicovol  

Belastingcapaciteit

Onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Rotterdam zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren.

De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten voor een meerpersoonshuishouden van de gemeente in het komend begrotingsjaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het lopend begrotingsjaar en het voorgaand rekeningjaar. De uitkomst van deze vergelijking wordt uitgedrukt in een percentage. Het COELO zorgt voor de berekening van de landelijke gemiddelden.

De cijfers ivoor het jaar 2024 zijn gelijk aan de cijfers die in de Begroting 2024 zijn gepresenteerd. De belastingcapaciteit wordt alleen bij begroting en bij jaarstukken berekend. 

De onderlinge vergelijking van de hoogte van gemeentelijke tarieven verdient een aantal nuanceringen. Gemeenten kunnen namelijk binnen dezelfde kaders van wet- en regelgeving onderling verschillende keuzen en afwegingen maken, bijvoorbeeld rond het voorzieningenniveau voor de inwoners en rond de opgaven voor gemeenten vanwege de eigen fysieke en sociaaleconomische situatie en de kosten die zij daarvoor willen maken. Het gaat bij dat laatste bijvoorbeeld om welke kosten gemeenten toerekenen aan een tarief, een keuze voor een alternatieve dekking van kosten en om de bepaling welk percentage van kostendekkendheid de tarieven moeten hebben.

Belastingcapaciteit (bedragen x € 1)Rekening 2022Rekening 2023Begroting 2024
OZB-lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 260 274 292
Afvalstoffenheffing voor een gezin 384 384 437
Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 236 259 287
Eventuele heffingskorting 0 0 0
Totale woonlasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 880 917 1.016
Woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin in t-1 868 904 944
Woonlasten t.o.v. landelijk gemiddelde in t-1 101% 101% 108%

Netto schuldquote

De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft daarmee een indicatie van de mate waarin de rente en de aflossingen op de exploitatie drukken.

Onderstaande tabel geeft een beeld van de recente ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote is de gehele periode ruim onder de 90% en valt daarmee in de categorie minst risicovol.

Netto schuldquote (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2022202320242025202620272028
Vaste schulden 677 668 1.187 1.398 1.480 1.385 1.182
Netto vlottende schuld 221 288 448 448 448 448 448
Overlopende passiva 563 835 661 661 661 661 661
Financiële activa excl. verstrekte leningen en kapitaalverstrekking 0 0 0 0 0 0 0
Uitzettingen < 1 jaar -509 -422 -390 -390 -390 -390 -390
Liquide middelen -14 -52 0 0 0 0 0
Overlopende activa -369 -329 -329 -329 -329 -329 -329
Saldo 569 986 1.576 1.787 1.870 1.774 1.571
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 4.871 4.410 4.601 4.626 4.522 4.475 4.478
Netto schuldquote gecorrigeerd voor leningen (saldo / totale baten) 11,7% 22,4% 34,3% 38,6% 41,4% 39,7% 35,1%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is meest risicovol  

Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen

De netto schuldquote wordt zowel in- als exclusief doorgeleende gelden gepresenteerd. Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de door de gemeente verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldpositie.

Het kengetal wordt op dezelfde wijze berekend als de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden betrokken. Een aanzienlijk deel van de opgenomen gelden is doorgeleend aan woningcorporaties en deelnemingen. Dit bedrag neemt de komende jaren wel gestaag af.

De ontwikkeling van de netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen laat een vergelijkbaar beeld zien als de ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen valt voor alle jaren in de categorie minst risicovol. 

Netto schuldquote gecorrigeerd voor leningen  (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2022202320242025202620272028
Vaste schulden 677 668 1.187 1.398 1.480 1.385 1.182
Netto vlottende schuld 221 288 448 448 448 448 448
Overlopende passiva 563 835 661 661 661 661 661
Financiële activa incl. verstrekte leningen en excl. kapitaalverstrekking -101 -98 -84 -70 -58 -55 -49
Uitzettingen < 1 jaar -509 -422 -390 -390 -390 -390 -390
Liquide middelen -14 -52 0 0 0 0 0
Overlopende activa -369 -329 -329 -329 -329 -329 -329
Saldo 469 888 1.492 1.717 1.812 1.719 1.522
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 4.871 4.410 4.601 4.626 4.522 4.475 4.478
Netto schuldquote gecorrigeerd voor leningen (saldo / totale baten) 9,6% 20,1% 32,4% 37,1% 40,1% 38,4% 34,0%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is meest risicovol  

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal.

Indien de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, dient de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voor te leggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen.

In de meerjarenraming is geen overschrijding van de kasgeldlimiet voorzien, de gemeente voldoet daarmee aan de wettelijke norm.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1 mln) 2022202320242025202620272028
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.151 4.354 4.562 4.800 4.800 4.800 4.800
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 353 370 388 408 408 408 408
Gemiddelde korte schuld 191 22 300 300 300 300 300
Gemiddelde korte middelen -99 -93 -25 0 0 0 0
Gemiddelde netto korte schuld 92 -71 275 300 300 300 300
In % begroting 2,2% -1,6% 6,0% 6,3% 6,3% 6,3% 6,3%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 261 441 113 108 108 108 108

Renterisiconorm

De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de kortlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld.

Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. Er wordt meerjarig ruim voldaan aan de wettelijke norm voor het renterisico. 

Renterisiconorm (bedragen x € 1 mln) 2022202320242025202620272028
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.151 4.354 4.562 4.800 4.800 4.800 4.800
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 830 871 912 960 960 960 960
Renteherzieningen 0 0 0 0 50 0 0
Aflossingen 25 105 185 100 101 87 86
Risicobedrag 25 105 185 100 151 87 86
In % begroting 0,6% 2,4% 4,1% 2,1% 3,1% 1,8% 1,8%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 805 766 727 860 809 873 874

EMU-saldo

EU-lidstaten mogen een EMU-tekort realiseren van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. In de septembercirculaire Gemeentefonds 2024 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd, die de afzonderlijke gemeenten in 2024 als richtsnoer kunnen hanteren. De referentiewaarde voor Rotterdam bedraagt -254 mln. Een individuele EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.

De begroting van gemeenten wordt opgesteld conform een (gemodificeerd) stelsel van baten en lasten. Het EMU-saldo wordt echter niet berekend op basis van baten en lasten, maar op basis van ontvangsten en uitgaven. Anders dan in het stelsel van baten en lasten drukken investeringsuitgaven en aan- en verkopen in het jaar waarin de transactie wordt gedaan volledig op het EMU-saldo. Er wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen, noch met toevoegingen aan reserves en voorzieningen. De afwijkende berekening van het EMU-saldo kan ertoe leiden dat een gemeente bij een sluitende begroting een EMU-tekort realiseert.

In 2024 lijkt onze gemeente een fors EMU-tekort te gaan realiseren. De ervaring leert echter dat het EMU-saldo, als gevolg van planningsoptimisme bij investeringen, bij jaarrekening altijd positiever uitvalt dan in de begroting werd aangenomen. Mocht het EMU-tekort toch hoger uitvallen dan de referentiewaarde, dan zal dit slechts consequenties kunnen hebben, indien de Europese Unie Nederland een sanctie oplegt wegens overschrijding van de EMU-normen én indien het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort hoger is dan 0,27% van het bbp. Dit risico wordt klein geacht. Het is niettemin zaak om de vinger aan de pols te houden.

EMU-saldo (bedragen x € 1 mln)2022202320242025202620272028
1. Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) 483 -162 -184 -8 104 153 182
2. Mutaties (im)materiele vaste activa -123 -241 -431 -236 -176 -48 -39
3. Mutatie voorzieningen 16 26 0 0 0 0 0
4. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) 21 -24 20 19 -24 -12 54
5. Boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiele vaste activa 0 0 0 0 0 0 0
Berekend EMU-saldo 397 -401 -595 -225 -96 93 197

Kapitaallastenratio

De kapitaallastenratio wordt berekend door het totaal van rente- en afschrijvingslasten (met betrekking tot schulden en investeringen) af te zetten tegen de totale baten (excl. onttrekkingen aan reserves). Niet alleen het aangaan van schuld leidt tot lasten die de flexibiliteit van de begroting negatief beïnvloeden, hetzelfde geldt voor investeringen. Investeringen leiden tot kapitaallasten, die gedurende de afschrijvingstermijn van de investering als last op de begroting drukken, waardoor de flexibiliteit van de begroting afneemt. Er geldt geen wettelijke of andere norm voor deze ratio. Er is op dit moment geen zinvolle signaleringswaarde voor dit kengetal te bepalen op basis van literatuur of de praktijk van andere gemeenten.

Kapitaallastenratio2022202320242025202620272028
Rentelasten 14 15 32 52 60 60 55
Afschrijvingen 145 143 143 166 176 181 192
Saldo 159 158 175 218 235 241 247
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 4.871 4.410 4601 4.626 4.522 4.475 4.478
Kapitaallastenratio 3,3% 3,6% 3,8% 4,7% 5,2% 5,4% 5,5%

Kengetal grondexploitaties

Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt in verband met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (excl. onttrekkingen aan reserves). De boekwaarde van de grondexploitaties is negatief, doordat de gemeente in het verleden verliezen heeft genomen op de grondexploitaties. Een negatief kengetal betekent dat er geen boekwaarde is die moet worden terugverdiend door verkoop van grond. De gemeente loopt dus beperkt risico op zijn voorraden grond.

Grondexploitaties (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)2022202320242025202620272028
Bouwgronden in exploitatie -146 -131 -151 -170 -146 -135 -189
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 4.871 4.410 4.601 4.626 4.522 4.475 4.478
Ratio grondexploitaties. -3,0% -3,0% -3,3% -3,7% -3,2% -3,0% -4,2%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 20% is minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is meest risicovol  

Ontwikkeling

In onderstaande tabel is aangegeven hoe de financiële kengetallen zich ontwikkelen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor 2024. Al met al kan worden geconcludeerd dat de financiële positie van de gemeente zich ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor 2024 solide lijkt te ontwikkelen. Het weerstandsvermogen is verbeterd en voldoet weer aan ons streven om deze ten minste 1,0 te laten zijn. De solvabiliteitsratio ligt nog steeds ruim boven het minimumpercentage (20%) dat door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd. De netto-schuldquote past nog steeds in de categorie die door de provincie als 'minst risicovol' wordt beschouwd. We voldoen aan de wettelijke financieringsvoorschriften (i.c. de kasgeldlimiet en de renterisiconorm) en het risico met betrekking tot de grondexploitaties blijft gering. Het structurele exploitatiesaldo en het EMU-tekort laten weliswaar een verslechtering zien, maar lijken zich meerjarig te zullen herstellen.

Ontwikkeling financiële kengetallenOorspronkelijke begroting 20241e herziening 2024
Regulier exploitatiesaldo (x € 1 mln) 0 0
Structureel exploitatiesaldo (%) 0,3% -1,6%
Weerstandsvermogen 0,84 1,13
Solvabiliteitsratio (%) 51,4% 50,3%
Belastingcapaciteit* (%) 108% 108%
Netto schuldquote (%) 34,4% 34,3%
Netto schuldquote, gecorrigeerd voor verstrekte leningen (%) 32,8% 32,4%
Ruimte t.o.v. kasgeldlimiet (x € 1 mln) 88 113
Ruimte t.o.v. renterisiconorm (x € 1 mln) 727 727
EMU-saldo (x € 1 mln) -340 -595
Kapitaallastenratio (%) 4,6% 3,8%
Ratio grondexploitaties (%) -4,2% -3,3%
* Niet herberekend