Binnen het Programma Onderwijs voert de gemeente wettelijke taken uit, zoals leerlingenvervoer, voor- en vroegschoolse educatie (vve), voortijdig schoolverlaten, onderwijs aan kinderen van statushouders en asielzoekers en onderwijshuisvesting. Daarnaast ontwikkelt de gemeente stedelijk beleid waarvoor ze zowel gemeentelijke als rijksmiddelen inzet. Ook voert de gemeente stedelijk beleid uit op schoolzwemmen.
Beschrijving BBV-indicator | Eenheid | Bron | ||
---|---|---|---|---|
Absoluut verzuim | Aantal per 1.000 leerlingen | Streefwaarde | In 2022 hetzelfde lage niveau (0,43) | DUO |
Realisatie | 0,43 (2017) | |||
Relatief verzuim | Aantal per 1.000 leerlingen | Streefwaarde | 55 in 2022 | DUO |
Realisatie | 59,10 (2017) | |||
Vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie (vsv-ers) | % deelnemers aan het VO en MBO onderwijs | Streefwaarde | 2,82% in schooljaar 19-20 (cijfers beschikbaar eind 2021) | DUO |
Realisatie | 3,13% (schooljaar 15-16) |
Absoluut verzuim
Jongeren tussen de 5 en 18 jaar moeten onderwijs volgen (leerplicht). De gemeente heeft de wettelijke taak om in de gaten te houden of kinderen ook echt naar school komen. Bij absoluut verzuim is een leerling niet ingeschreven op school. Het cijfer geeft het aantal leerplichtigen weer dat niet staat ingeschreven op een school, per 1.000 inwoners in de leeftijd 5-18 jaar (leerplichtige leeftijd). Rotterdam doet het goed op het gebied van absoluut verzuim: in Rotterdam is het cijfer absoluut verzuim (0,43) een stuk lager ten opzicht van het gemiddelde in Nederland (1,82) en de 4 grote gemeenten (G4) (2,68). Doelstelling is het behouden van deze lage aantallen ten opzichte van het G4 gemiddelde. Hiervoor worden de leerplichtambtenaren ingezet. De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat alle kinderen gebruik kunnen maken van hun recht op onderwijs. En dat betekent dat een jongere hulp krijgt, zodra blijkt dat een jongere geen onderwijs meer krijgt. Maar ook bemiddelt de ambtenaar met school, denkt hij/zij mee met de ouders en met de jongere over welke school het beste is.
Relatief verzuim
Er is sprake van relatief verzuim als een leerplichtige jongere wel in een school staat ingeschreven, maar zonder geldige reden les- of praktijktijd verzuimt (spijbelen). Het cijfer geeft het aantal leerplichtigen weer dat wel staat ingeschreven op een school, maar ongeoorloofd afwezig is, per 1.000 inwoners in de leeftijd 5-18 jaar (leerplichtige leeftijd). Op dit moment is het relatief verzuim in Rotterdam (59,10) een stuk hoger dan het gemiddeld in Nederland (26,58) en het G4 gemiddelde (41,99). De achterstand van Rotterdam is mede te verklaren door een moeilijke populatie (bevolking lager opgeleid). Het is de laatste jaren al gelukt om het verzuim terug te dringen (in 2014 was het cijfer 61,65). Doelstelling is een lager relatief verzuim cijfer (55 in 2022), waarmee wij dichter bij het G4 gemiddelde komen. Een effectieve aanpak is afhankelijk van goede samenwerking tussen partijen (scholen, gemeente, hulpverlening, zorg e.a.). Om dit te bewerkstelligen zullen wij onze inzet, gezamenlijk met de scholen verbeteren. In 2018 is gestart met het verzuimprotocol, waarin werkafspraken met de scholen zijn gemaakt. Voor het terugdringen van het verzuim is een goede verzuimadministratie op de scholen cruciaal. Daarom is ook het Regionaal Aanwezigheidsbeleid Audit Team (RAAT) gestart. De doelstelling van RAAT is een kwaliteitsverbetering van de aan- en afwezigheidsregistratie en de verzuimaanpak op scholen.
Vroegtijdig schoolverlaters zonder startkwalificatie
Jongeren die met een diploma van school gaan, hebben meer kans op een baan en op succesvol deelnemen aan de maatschappij. Daarom willen wij dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen. Dit is een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2) of hoger. Het cijfer geeft het percentage van het totaal aantal leerlingen voortgezet onderwijs en MBO (12-23 jaar) weer dat voortijdig, dat wil zeggen zonder startkwalificatie, het onderwijs verlaat. Op dit moment is het percentage in Rotterdam (3,13%), hoger dan het gemiddelde in Nederland (1,7%) en het G4-gemiddelde (2,7%). Doelstelling is een lager percentage (2,82% in 2022), waarmee wij dichter bij het G4 gemiddelde komen. Hiervoor gaan we verder met de uitrol van de regionale vsv-aanpak Regio Rijnmond 2016-2020.
Overzicht van baten en lasten Onderwijs | Begroting 2019 | Raming 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | |
---|---|---|---|---|---|
Baten exclusief reserves | 66.092 | 68.934 | 68.934 | 68.934 |
|
Bijdragen rijk en medeoverheden | 65.402 | 68.243 | 68.243 | 68.243 | |
Overige opbrengsten derden | 691 | 691 | 691 | 691 | |
Lasten exclusief reserves | 193.994 | 202.252 | 202.044 | 202.019 |
|
Apparaatlasten | 13.453 | 13.328 | 13.336 | 13.336 | |
Inhuur | 106 | 106 | 106 | 106 | |
Overige apparaatslasten | 428 | 426 | 434 | 434 | |
Personeel | 12.920 | 12.797 | 12.797 | 12.797 | |
Interne resultaat | 64.792 | 68.976 | 75.610 | 76.448 | |
Interne resultaat | 64.792 | 68.976 | 75.610 | 76.448 | |
Programmalasten | 115.749 | 119.949 | 113.099 | 112.236 | |
Financieringslasten | 500 | 0 | 0 | 0 | |
Inkopen en uitbestede werkzaamheden | 22.761 | 24.783 | 24.788 | 22.713 | |
Kapitaallasten | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Overige programmalasten | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Sociale uitkeringen | 7.743 | 7.743 | 7.743 | 7.743 | |
Subsidies en inkomensoverdrachten | 84.744 | 87.422 | 80.567 | 81.779 | |
Saldo voor vpb en reserveringen | -127.901 | -133.318 | -133.110 | -133.085 | |
Vennootschapsbelasting | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Saldo voor reserveringen | -127.901 | -133.318 | -133.110 | -133.085 | |
Reserves | 655 | 1.847 | 0 | 0 | |
Onttrekking reserves | 655 | 1.847 | 0 | 0 | |
Vrijval Reserves | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Saldo | -127.246 | -131.471 | -133.110 | -133.085 |
Baten
De totale baten bestaan met name uit bijdragen van het Rijk: de rijksbijdragen voor Onderwijsachterstandenbeleid (OAB).
Lasten
De middelen Onderwijsachterstandenbeleid worden voornamelijk ingezet voor extra leertijd. Het grootste deel hiervan wordt ingezet voor voor- en vroegschoolse educatie (vve), leertijdverlenging in het primair en voortgezet onderwijs en ouderbetrokkenheid. De lasten voor meer leertijd betreffen met name subsidies aan schoolbesturen en onderwijsgerelateerde instellingen voor uitbreiding van onderwijstijd. De besturen en instellingen huren hier onder meer docenten voor in. Tevens wordt de (extra) inzet van medewerkers van het Jongerenloket en Leerplicht gericht op het voorkomen van verzuim hieruit bekostigd. De overige lasten bestaan voornamelijk uit huurlasten voor Onderwijshuisvesting, inzet voor het leerlingenvervoer en bewegings- en zwemonderwijs. De decentralisatie-uitkering Nationaal Programma Rotterdam Zuid wordt onder meer ingezet voor de Children’s Zone en loopbaanoriëntatie. Tot slot worden ook de Leren Loont! initiatieven hieruit bekostigd zoals het Leraren CAO.
Reserves
Twee bestemmingsreserves in het kader van het Nationaal Programma Zuid over meerdere jaren ingezet. Het betreft de bestemmingsreserves Leertijduitbreiding en Vakmanschap in zorg, haven en techniek. In 2016 is een bestemmingsreserve gevormd voor de implementatie van de Harmonisatie VVE.
Meerjarig verloop
Het meerjarig verloop toont in 2019 eenmalig lagere baten.Het Rijk heeft op landelijk niveau een schuif gemaakt van middelen 2019 naar 2018. Hierdoor ontvangt Rotterdam in 2019 eenmalig minder oab middelen.
Bijstellingen | Begroting 2019 | Raming 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 |
---|---|---|---|---|
1. Toerekening apparaatslasten aan overhead / primair proces | ||||
Baten | 83 | 83 | 83 | 83 |
Lasten | 490 | 457 | 465 | 465 |
Saldo | - 407 | - 374 | - 382 | - 382 |
2. Voortijdig schoolverlaten | ||||
Baten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lasten | 215 | 215 | 215 | 215 |
Saldo | - 215 | - 215 | - 215 | - 215 |
3. Correctie indexering | ||||
Baten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lasten | - 182 | - 182 | - 182 | - 182 |
Saldo | 182 | 182 | 182 | 182 |
Totaal wijzigingen Onderwijs | ||||
Baten | 83 | 83 | 83 | 83 |
Lasten | 522 | 489 | 497 | 497 |
Saldo | - 439 | - 406 | - 414 | - 414 |
1. Toerekening apparaatslasten aan overhead / primair proces
Vanaf 2019 is de methode voor het toerekenen van apparaatslasten aan overhead en primair proces gewijzigd. De nieuwe methode werkt op basis van als overhead geoormerkte functies en inhuurcategorieën. Deze methode is daarmee meer nauwkeurig dan de oude waarbij het aandeel clusteroverhead berekend werd op basis van een vast percentage van de loonsom. De nieuwe methode leidt tot een verschuiving van (apparaatslasten bij) het programma Overhead naar (apparaatslasten bij) de verschillende programma’s.
2. Voortijdig schoolverlaten
Het budget Voortijdig Schoolverlaten is overgeheveld van het programma Maatschappelijke Ondersteuning naar het programma Onderwijs.
3. Correctie indexering
Bij de begroting is de toegekende indexering op de doorbelasting vanuit programma Sport, Recreatie en Cultuur naar het programma Onderwijs niet op de juiste wijze toegepast. Met deze begrotingswijziging wordt dit gecorrigeerd. Hierdoor vindt er een budget neutrale aanpassing plaats over beide programma’s.