Beleid
Financiering
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten.
Soms heeft de gemeente voor een bepaalde periode overtollig geld. De gemeente heeft dan meer geld op de bankrekeningen staan dan strikt noodzakelijk is. Dit mag tot een bepaald drempelbedrag. Daarboven moet de gemeente dat geld aanhouden bij het ministerie van Financiën in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd.
Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2021. De regels zijn verder uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2021.
De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met geld dat de gemeente al gespaard heeft in de vorm van reserves en voorzieningen, de interne financieringsmiddelen. De daarboven benodigde financiering gebeurt met extern aangetrokken geldleningen. De gemeente rekent ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor opgenomen geldleningen moet betalen. De bespaarde rente blijft binnen de eigen begroting beschikbaar en wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Rotterdamse investeringsmotor (RIM).
De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het programma Algemene Middelen worden toegerekend aan de overige gemeentelijke programma's op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Voor het begrotingsjaar 2023 was de omslagrente investeringen vastgesteld op 1,50%, evenals de bespaarde rente over de reserves en voorzieningen. De bestendige gedragslijn is om beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de Voorziening pensioenen bestuurders. Aan deze voorziening moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de rentetoerekening voor pensioenvoorzieningen voor 2023 gesteld op 2,472%.
De omslagrente, de bespaarde rente en de rente over de Voorziening pensioenen bestuurders wijken in 2023 op realisatiebasis niet af van de begroting. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. De omslagrente BIE wordt bepaald als het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille, naar de verhouding vreemd vermogen / totaal vermogen. Deze omslagrente BIE komt bij nacalculatie uit op 0,79% en is lager dan begroot (1,2%).
Op grond van bovenstaande bepalingen en richtlijnen zijn in de jaarstukken 2023 de volgende rentepercentages onderscheiden:
- Omslagrente bouwgronden in exploitatie: 0,79%
- Omslagrente investeringen: 1,5%
- Bespaarde rente: 1,5%
- Rentetoerekening Voorziening pensioenen bestuurders: 2,472%
Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. De gemeenteraad bepaalt of er sprake is van een publieke taak. De vraag daarbij is of overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. Naast de gemeenteraad moet ook de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast is een belangrijke afweging of de gemeente de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te ondersteunen.
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.