Jaarstukken 2021

Met nieuwe energie bouwen aan de stad van morgen

Financiële kengetallen Pagina 108

Beleid

De basis voor houdbare gemeentefinanciën is gelegen in een meerjarenbegroting die structureel en reëel in evenwicht is. Houdbare gemeentefinanciën vergen echter meer dan dat. Zo wil de gemeente in geval van financiële tegenslag voldoende mogelijkheden hebben om de eerste klappen op te vangen.

De houdbaarheid van de gemeentefinanciën kent twee aspecten:

  • Voldoende weerbaarheid. Het betreft de mogelijkheden om op korte termijn financiële klappen te kunnen incasseren zonder direct in de begroting en daarmee in de beleidsambities te hoeven ingrijpen.
  • Voldoende flexibiliteit van de begroting. Het betreft de snelheid waarmee de lasten kunnen worden verlaagd en de baten kunnen worden verhoogd. De flexibiliteit van de begroting (ook wel wendbaarheid genoemd) wordt beperkt door verplichtingen die voor meerdere jaren zijn of worden aangegaan. Het gaat dan om bijvoorbeeld verplichtingen als gevolg van schulden (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten van investeringen, apparaatslasten, beheer- en onderhoudslasten.

Voor de houdbaarheid van de gemeentefinanciën zijn weerbaarheid en flexibiliteit dus belangrijke termen. Wenselijk is dat de gemeenteraad een integraal beeld krijgt van de consequenties van beslissingen voor de houdbaarheid van de begroting. Kengetallen kunnen de gemeenteraad ondersteunen bij het maken van afwegingen. Onderstaande tabel geeft weer welke kengetallen hiervoor worden gebruikt. Met uitzondering van de kapitaallastenratio zijn alle kengetallen wettelijk voorgeschreven. Behoudens de kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn de wettelijk voorgeschreven kengetallen niet van een wettelijke norm voorzien. Wel heeft de provincie Zuid-Holland, in zijn rol van financieel toezichthouder, zogeheten 'signaalwaarden' geïntroduceerd.

Kengetallen houdbare Rotterdamse gemeentefinanciën

Weerbaarheid

  • Weerstandsvermogen*
  • Solvabiliteitsratio*

Flexibiliteit: Saldo begroting

  • Reguliere exploitatieruimte*
  • Structurele exploitatieruimte*
  • Belastingcapaciteit*

Flexibiliteit: Schuld

  • Netto schuldquote*
  • Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen*
  • Kasgeldlimiet*
  • Renterisiconorm*

Flexibiliteit: Investeringen

  • EMU-saldo*
  • Kapitaallastenratio
  • Kengetal grondexploitaties*
*Deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven. 

Financiële kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting en de balans. Ze helpen bij de beoordeling van de financiële positie. In dit onderdeel van de jaarstukken is per kengetal de stand per 31 december 2021 weergegeven.

Het is niet wenselijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten altijd in samenhang worden bezien, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld geven van de financiële positie. Centraal in de beoordeling staan naar het oordeel van het college het exploitatiesaldo (regulier en structureel) en het weerstandsvermogen. De andere kengetallen zijn zinvolle zijlichten.

De financiële kengetallen tonen dat de financiële positie van de gemeente eind 2021 solide was. Er is in 2021 weliswaar een klein exploitatiesaldo gerealiseerd, waarbij de structurele lasten niet volledig werden gedekt door structurele baten. En het EMU-saldo is hoger uitgevallen dan de referentiewaarde die het Rijk voor de gemeente Rotterdam had bepaald. Maar dit alles heeft geen significant effect gehad op de financiële positie. Er was eind 2021 voldoende weerstandsvermogen. De solvabiliteitsratio lag ruim boven de signaalwaarde die door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd. De netto-schuldquote past in de categorie die door de provincie als 'minst risicovol' wordt beschouwd. We hebben voldaan aan de wettelijke financieringsvoorschriften (i.c. de kasgeldlimiet en de renterisiconorm), de lokale lastendruk lag vorig jaar in de buurt van het landelijk gemiddelde, de kapitaallasten zijn ten opzicht van eind 2020 nauwelijks toegenomen en het risico met betrekking tot de grondexploitaties was eind 2021 gering.

De begrotingscijfers 2021 in deze paragraaf zijn meestal ontleend aan de 2e Herziening 2021, omdat dit de laatste keer is geweest waarop een prognose is gemaakt van de balanswaarden die aan het eind van 2021 zouden resulteren. Een uitzondering is gemaakt voor het reguliere en structurele exploitatiesaldo. Voor het reguliere exploitatiesaldo is uitgegaan van de meest actuele begrotingscijfers, die op grond van de 10-maandsrapportage 2021 zijn vastgesteld. Voor het structurele exploitatiesaldo is uitgegaan van de oorspronkelijke begroting voor 2021, omdat dit saldo nadien niet is geactualiseerd.

Regulier exploitatiesaldo

Het reguliere exploitatiesaldo betreft het verschil tussen de lasten en de baten. In 2021 is een negatief exploitatiesaldo van - € 27 mln gerealiseerd. In de begroting werd - zoals te doen gebruikelijk - uitgegaan van een exploitatiesaldo van € 0.

Regulier exploitatiesaldo (bedragen x € 1 mln)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Baten exclusief reserves 3.552 5.239 4.087 4.077
Lasten exclusief reserves 3.519 3.948 4.232 4.152
Onttrekkingen en vrijval reserves 199 312 287 193
Toevoegingen reserves 200 1.516 142 145
Regulier exploitatiesaldo 31 86 0 -27

Structureel exploitatiesaldo

Het structurele exploitatiesaldo geeft inzicht in de mate waarin de structurele lasten, inclusief de structurele toevoegingen aan reserves, gedekt zijn door structurele baten, inclusief de structurele onttrekkingen aan reserves. Het saldo wordt nominaal weergegeven én als percentage van de totale baten (excl. de onttrekkingen aan de reserves). Er is een positief structureel exploitatiesaldo gerealiseerd in 2021.

Structureel exploitatiesaldo (bedragen x € 1 mln)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Structurele baten exclusief onttrekkingen aan reserves 3.228 3.376 3.345 3.509
Structurele lasten exclusief toevoegingen aan reserves 3.037 3.114 3.346 3.294
Structurele onttrekkingen aan reserves 28 10 96 12
Structurele toevoegingen aan reserves 37 0 30 0
Structureel exploitatiesaldo 182 272 65 226
Totale baten (exclusief mutaties reserves) 3.552 5.239 3.663 4.077
Structureel exploitatiesaldo (%) 5,1% 5,2% 1,8% 5,6%
Norm BBV: evenwicht

Weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de gemeente loopt. Voor een meer uitgebreide toelichting op dit kengetal wordt verwezen naar de Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. In het Coalitieakkoord 2018-2022 is afgesproken dat het weerstandsvermogen minimaal 1,00 bedraagt. Eind 2021 was er voldoende weerstandsvermogen.

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Beschikbare weerstandscapaciteit 301 288 296 302
Benodigde weerstandscapaciteit 219 211 222 222
Weerstandsvermogen 1,37 1,36 1,33 1,36
Norm gemeente Rotterdam o.g.v. Coalitieakkoord 2018-2020: minimaal 1,0

Solvabiliteitsratio

De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het wordt berekend door het eigen vermogen af  te zetten tegen het totale vermogen (i.c. het balanstotaal). Het eigen vermogen is opgebouwd uit de algemene reserve, de bestemmingsreserves en het (reguliere) exploitatiesaldo.

De solvabiliteitsratio is in 2021 licht gedaald ten opzichte van 2020. Investeringen hebben geleid tot een toename van de vaste activa en ook de kortlopende vorderingen zijn gestegen. Een stijging aan de activazijde van de balans zorgt automatisch voor eenzelfde stijging in de vermogensbehoefte (totaal van eigen en vreemd vermogen) aan de passivazijde van de balans. Omdat het eigen vermogen is afgenomen door inzet van reserves, is het aandeel vreemd vermogen in het totaal vermogen toegenomen. Deze effecten (afname van het eigen vermogen en toename van het totaal vermogen) komen samen tot uitdrukking in de lagere solvabiliteitsratio.

De solvabiliteitsratio ligt ruim boven de signaalwaarde die door de Provincie Zuid-Holland als risicovol wordt beschouwd (20%).

Solvabiliteitsratio (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Eigen vermogen 1.115 2.406 2.243 2.331
Balanstotaal 3.635 3.972 4.250 4.162
Solvabiliteitsratio

30,7%

60,6% 52,8% 56,0%

Belastingcapaciteit

De belastingcapaciteit geeft weer hoe de lokale lastendruk in de gemeente Rotterdam zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Het geeft hiermee een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren. De belastingcapaciteit wordt berekend door de totale woonlasten van een meerpersoonshuishouden van de gemeente in enig jaar te vergelijken met het landelijk gemiddelde in het voorafgaande jaar en uit te drukken in een percentage. De Provincie Zuid-Holland beschouwt een belastingcapaciteit hoger dan 105% als risicovol. De lokale lastendruk lag in 2021 licht boven het landelijk gemiddelde.

Belastingcapaciteit (bedragen x € 1)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
OZB-lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 188 189 188 192
Afvalstoffenheffing voor een gezin 349 371 377 377
Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 208 216 226 226
Eventuele heffingskorting 0 0 0 0
Totale woonlasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde 744 776 791 795
Woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin in t-1 721 740 776 776
Woonlasten t.o.v. landelijk gemiddelde in t-1 103% 105% 102% 102%

Netto schuldquote

De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft daarmee een indicatie van de mate waarin de rente en de aflossingen op de exploitatie drukken.

De netto schuldquote is in 2021 gestegen ten opzichte van 2020. De sterke daling in 2020 was het gevolg van de verkoop van het aandeelhouderschap in Eneco. In 2021 is de gemeente voor zijn financiering weer meer afhankelijk geworden van externe financieringsbronnen. De verwachting is dat de netto schuldquote uiteindelijk stijgt naar het niveau voor 2020. De netto schuldquote past in de categorie 'minst risicovol'.

Netto schuldquote (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Vaste schulden 1.665 915 1.068 601
Netto vlottende schuld 434 125 419 556
Overlopende passiva 318 417 417 570
Financiële activa excl. verstrekte leningen en kapitaalverstrekking 0 0 0 0
Uitzettingen < 1 jaar -305 -395 -395 -455
Liquide middelen -15 -0 0 0
Overlopende passiva -145 -295 -295 -305
Saldo 1.954 766 1.214 966
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 3.552 5.239 4.051 4.077
Netto schuldquote (saldo / totale baten) 55,0% 14,6% 30,0% 23,7%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: <90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, >130% is meest risicovol.

Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen

De netto schuldquote wordt zowel in- als exclusief doorgeleende gelden gepresenteerd. Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de door de gemeente verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldpositie. Het kengetal wordt op dezelfde wijze berekend als de nettoschuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden betrokken. Een aanzienlijk deel van de opgenomen gelden is doorgeleend aan woningcorporaties en deelnemingen. Dit bedrag neemt de komende jaren wel gestaag af.

De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen is, net als de netto schuldquote lager dan in de begroting voorzien. Ook deze past in de categorie 'minst risicovol'. De stijging in 2021 ten opzichte van 2020 wordt enerzijds verklaard doordat de netto-schuld in 2020 a.g.v. de verkoop van Eneco wordt afgezet tegen een eenmalig veel hoger totaalbedrag aan baten. Anderzijds kon de verkoopopbrengst Eneco in 2020 worden gebruikt als interne financieringsbron. In 2021 is de gemeente voor zijn financiering weer meer afhankelijk geworden van externe financieringsbronnen.

Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Vaste schulden 1.665 915 1.068 601
Netto vlottende schuld 434 125 419 556
Overlopende passiva 318 417 417 570
Financiële activa excl. verstrekte leningen en kapitaalverstrekking -210 -179 -127 -115
Uitzettingen < 1 jaar -305 -395 -395 -455
Liquide middelen -15 -0 0 0
Overlopende passiva -145 -295 -295 -305
Saldo 1.743 587 1.087 851
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 3.552 5.239 4.051 4.077
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (saldo / totale baten) 49,1% 11,2% 26,8% 20,9%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: <90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, >130% is meest risicovol.

Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal. Indien de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, dient de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voor te leggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen.

In 2021 werd in alle kwartalen voldaan aan de limiet.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1 mln)2020 Q12020 Q22020 Q32020 Q42021 Q12021 Q22021 Q32021 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.767 3.767 3.767 3.767 3.937 3.937 3.937 3.937
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 320 320 320 320 335 335 335 335
Gemiddelde korte schuld 410 97 0 1 117 250 172 215
Gemiddelde korte middelen -6 -820 -737 -367 -29 -91 -78 -27
Gemiddelde netto korte schuld 404 -723 -737 -366 87 159 94 189
In % begroting 10,7% -19,2% -19,6% -9,7% 2,2% 4,0% 2,4% 4,8%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) -84 1.043 1.057 687 247 175 241 146

Renterisiconorm

De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de kortlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld. Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. In 2021 is aan de renterisiconorm voldaan.

Renterisiconorm (bedragen x € 1 mln)2019202020212022202320242025
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 3.474 3.767 3.937 4.151 4.151 4.151 4.151
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 695 753 787 830 830 830 830
Renteherzieningen 0 0 0 0 50 0 0
Aflossingen 650 751 415 25 105 175 100
Risicobedrag 650 751 415 25 155 175 100
In % begroting 19% 20% 11% 1% 4% 4% 2%
Ruimte (+) / Overschrijding (-) 45 3 373 805 675 655 730

EMU-saldo

EU-lidstaten mogen een EMU-tekort realiseren van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. Voor de jaren 2019-2022 is afgesproken dat de gezamenlijke ruimte voor de decentrale overheden 0,4% van het bbp bedraagt. De gezamenlijke ruimte voor de gemeenten bedraagt 0,27% van het bbp. In de Septembercirculaire Gemeentefonds 2020 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd, die de afzonderlijke gemeenten in 2021 als richtsnoer konden hanteren. De referentiewaarde voor Rotterdam bedroeg - € 133 mln.

De begroting van gemeenten wordt opgesteld conform een (gemodificeerd) stelsel van baten en lasten. Het EMU-saldo wordt echter niet berekend op basis van baten en lasten, maar op basis van ontvangsten en uitgaven. Anders dan in het stelsel van baten en lasten drukken investeringsuitgaven en aan- en verkopen in het jaar waarin de transactie wordt gedaan volledig op het EMU-saldo. Er wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen, noch met toevoegingen aan reserves en voorzieningen. De afwijkende berekening van het EMU-saldo kan ertoe leiden dat een gemeente bij een sluitende begroting een EMU-tekort realiseert. In 2021 is een EMU-tekort gerealiseerd. Echter, het tekort is als gevolg van planningsoptimisme minder hoog uitgevallen dan begroot. Het tekort is lager dan de referentiewaarde. Vooralsnog is er geen aanleiding om te veronderstellen dat het Rijk hieraan (financiële) consequenties zal verbinden.

EMU-saldo (bedragen x € 1 mln)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
1. Exploitatiesaldo voor toevoeging c.q. onttrekking aan reserves 33 1.291 -163 -75
2. Mutaties (im)materiële vaste activa -120 -111 -278 -108
3. Mutatie voorzieningen 40 8 -7 -6
4. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -33 -31 25 -44
5. Boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa 0 -1.290 0 0
Berekend EMU-saldo -80 -132 -423 -232

Kapitaallastenratio

De kapitaallastenratio wordt berekend door het totaal van rente- en afschrijvingslasten (met betrekking tot schulden en investeringen) af te zetten tegen de totale baten (excl. onttrekkingen aan reserves). Niet alleen het aangaan van schuld leidt tot lasten die de flexibiliteit van de begroting negatief beïnvloeden, hetzelfde geldt voor investeringen. Investeringen leiden tot kapitaallasten, die gedurende de afschrijvingstermijn van de investering als last op de begroting drukken, waardoor de flexibiliteit van de begroting afneemt. Er geldt geen wettelijke of andere norm voor deze ratio. Er is op dit moment geen zinvolle signaleringswaarde voor dit kengetal te bepalen op basis van literatuur of de praktijk van andere gemeenten. Voor de beoordeling moet vooral naar de ontwikkeling in de tijd worden gekeken. De ratio is in 2021 licht gestegen, zoals in de begroting voorzien.

Kapitaallastenratio (bedragen x € 1 mln)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Rentelasten 37 23 17 15
Afschrijvingen 123 122 131 133
Saldo 161 145 148 148
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 3.552 5.239 4.051 4.077
Kapitaallastenratio (%) 4,5% 2,8% 3,7% 3,6%

Kengetal grondexploitaties

Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt in verband met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (excl. onttrekkingen aan reserves). De boekwaarde van de grondexploitaties is negatief, doordat de gemeente in het verleden verliezen heeft genomen op de grondexploitaties. Een negatief kengetal betekent dat er geen boekwaarde is die moet worden terugverdiend door verkoop van grond. De gemeente loopt dus beperkt risico op zijn voorraden grond.

De waarde van het kengetal grondexploitaties is in 2021 heel licht gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. Het valt nog steeds ruimschoots in de categorie die door de Provincie Zuid-Holland als 'minst risicovol' wordt beoordeeld.

Grondexploitaties (in %, bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)Rekening 2019Rekening 2020Begroting 2021Rekening 2021
Bouwgronden in exploitatie -145 -133 -158 -111
Totale baten (exclusief mutatie reserves) 3.552 5.239 4.051 4.077
Ratio grondexploitaties (%) -4,1% -2,5% -3,9% -2,7%
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 20% is minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is meest risicovol.