Beleid
Financiering
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan mede-overheden dan moet de gemeente de gelden boven een vastgesteld drempelbedrag aanhouden in ‘s Rijks schatkist’. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2015.
De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met reserves en voorzieningen – de interne financieringsmiddelen – en met extern aangetrokken geldleningen. Als uitgangspunt geldt dat de financieringswijze geen rol mag spelen bij de kostprijsberekening van gemeentelijke taken. Daarom rekent de gemeente ook rente over de reserves en voorzieningen. De rentevergoeding die wordt toegerekend aan de reserves en voorzieningen wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente is geen uitgave zoals de werkelijke rente die de gemeente voor geldleningen moet betalen, maar blijft binnen de eigen begroting. De gemeente kan deze bespaarde rente gebruiken voor andere doeleinden en voegt deze toe aan de bestemmingsreserve IFR. Een deel wordt ingezet voor de dekking van de daarvoor aangewezen kapitaallasten van het investeringsprogramma en voor de dekking van out-of-pocket bijdragen aan fysieke projecten. Het resterende deel draagt bij aan het in stand houden van het investerend vermogen.
De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de korte en lange financiering en de berekende rentelasten over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het taakveld treasury worden toegerekend aan de overige gemeentelijke taakvelden op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende marktrente is de bespaarde rente bij de begroting 2019 verlaagd van 2,5% naar 2,25%. De lagere rentelasten leidden er ook toe dat de omslagrente investeringen bij de begroting 2019 is bijgesteld van 2,5% naar 2,25%. De bestendige gedragslijn is om indien mogelijk beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan pensioenvoorzieningen. Aan deze voorzieningen moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de disconteringsvoet voor pensioenvoorzieningen in 2019 gesteld op 1,577%.
De omslagrente, de bespaarde rente en de rente pensioenvoorzieningen wijken niet af van de begroting 2019. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. Deze rente komt bij nacalculatie iets lager uit dan begroot en is ook verwerkt in de administratie.
Op grond van deze bepalingen en richtlijnen zijn in de jaarstukken 2019 de volgende rentepercentages te onderscheiden:
- Omslagrente (reguliere investeringen): 2,25%;
- Bespaarde rente: 2,25%;
- Omslagrente BIE: 1,35% (bijgestelde begroting / 2e herziening: 1,40%);
- Rentetoerekening pensioenvoorzieningen: 1,577%.
Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen vereist. De gemeenteraad en de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, moeten dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de betreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente dan de meest geëigende overheidspartij is om deze activiteiten te steunen.
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.