Toelichting indicatoren
Meer kinderen/jongeren bereiken een hoger onderwijsniveau
Hieronder vallen vier meetbare sub targets voor de verschillende sectoren van de onderwijsportefeuille:
1. Het percentage driejarige doelgroeppeuters dat gebruik maakt van het extra aanbod ‘spelen en leren’ blijft minimaal gelijk.
Het extra aanbod ‘spelen en leren’ is het wettelijk verplichte aanbod voorschoolse educatie aan peuters met een risico op taalachterstand (zogenaamde doelgroeppeuters). Bij de lancering van ‘Gelijke kansen voor elk talent’ gaven we aan dat het een hele uitdaging wordt om 89% van de driejarige doelgroeppeuters te bereiken vanwege het personeelstekort in de kinderopvang, nieuwe wettelijke eisen, een veranderde definitie van de doelgroep en een toename van het aantal driejarige peuters. Dat bleek ook zo te zijn: in 2019 bereikten we 81% van alle driejarige doelgroeppeuters in Rotterdam. Door de coronapandemie liep de deelname aan de Rotterdamse voorschoolse educatie door doelgroeppeuters in 2020 aanzienlijk terug. Doordat ouders wachten met deelname van hun peuter, neemt de kans op ontwikkelingsachterstand toe. Om het bereik onder doelgroeppeuters te verhogen is de gemeente in samenwerking met kinderopvangorganisaties, onderwijs en het CJG een informatiecampagne voor ouders en professionals gestart. Daarnaast wordt doelgroeppeuters de mogelijkheid geboden om gratis en vrijblijvend kennis te maken met de voorschoolse educatie.
2. Het aantal Rotterdamse basisschoolleerlingen op het streefniveau van de referentieniveaus stijgt in 2021 naar het landelijk gemiddelde van 2017.
We werken aan een stijging van het aantal Rotterdamse basisschoolleerlingen dat het streefniveau van de referentieniveaus bereikt. Omdat er door corona in het schooljaar 2019-2020 geen eindtoets is afgenomen, zijn er ook geen cijfers over de referentieniveaus taal, lezen en rekenen. De referentieniveaus worden bepaald aan de hand van de eindtoetsen. In het schooljaar 2020-2021 zijn wel eindtoetsen afgenomen, maar deze hebben geen officiële status. De Inspectie van het Onderwijs zal ze niet gebruiken om scholen te beoordelen, omdat de inspectie de resultaten - door de gevolgen van de coronacrisis op het onderwijs - niet representatief vindt voor de prestaties van de scholen. Er is sinds corona nog meer aandacht voor taal en rekenen in Rotterdam. Veel scholen zetten hun subsidiebudget hiervoor in. Ook de introductie van de student-tutoren taal en rekenen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs zorgt stads breed voor meer inzet op taal en rekenen.
3. Het percentage leerlingen in het derde leerjaar van het vo dat zit op het niveau van het advies van de basisschool of hoger stijgt van 77% in 2017 naar 80% in 2021.
In 2020-2021 zat 78,9% van de derdejaars vo-leerlingen in Rotterdam op het door de basisschool geadviseerde óf een hoger niveau: 70,8% zat op het geadviseerde niveau en 8,1% op een niveau hoger dan geadviseerd. Daarmee liggen we op koers voor de collegemijlpaal van 80% in 2021. We zien nog steeds een stijgende lijn in het aantal leerlingen dat in het derde leerjaar onderwijs krijgt op het geadviseerde niveau. Om dit te bereiken hebben po- en vo-besturen met elkaar afspraken gemaakt hoe leerlingen op de juiste wijze (warm) overgedragen kunnen worden.
4. Het aandeel Rotterdamse jongeren dat de beroepsbegeleidende leerweg volgt aan een Rotterdamse mbo-instelling stijgt.
Het percentage mbo-studenten dat de bbl volgt, nam in 2020-2021 licht af van 17,7% in 2019-2020 naar 16,7%. De afname is toe te schrijven aan de coronacrisis. Door sluitingen in vele beroepssectoren werden stages en BBL-plekken (tijdelijk) stopgezet. Jongeren maakten daardoor minder vaak de keus voor een BBL-opleiding in die sectoren die door corona gesloten werden. Daardoor neemt het aandeel BBL studenten af onder het totaal aan MBO studenten. De mbo-instellingen, bedrijfsleven, SBB en gemeente Rotterdam hebben een regionaal actieplan stages en leerbanen opgezet om het door de coronapandemie veroorzaakte tekort gezamenlijk terug te dringen. Deze samenwerking is succesvol gebleken. Er werden ruim 1200 nieuwe leerbedrijven aangetrokken en er zijn inventieve vormen bedacht om praktijkleren ondanks de beperkingen mogelijk te maken. De deelnemende partijen hebben besloten om deze succesvolle samenwerking te continueren, in het belang van een structurele aanpak van het stage- en leerbanen tekort.
Aantal jongeren/kinderen dat langer dan drie maanden thuis zit zonder passend aanbod van onderwijs- en /of zorg
In Rotterdam registreert de Taskforce Thuiszitters op basis van de cijfers van Leerplicht het aantal thuiszitters (zonder vrijstelling), de redenen van thuiszitten en de uitstroom. Het totaal aantal leerlingen dat thuiszit, is gedaald van 427 leerlingen in schooljaar 2019-2020 naar 340 leerlingen in schooljaar 2020-2021. Van deze leerlingen zijn er 236 langer dan 3 maanden thuis zonder een aanbod aan onderwijs en/of zorg. Gezien de enorm complexe problematiek en veel verschillende factoren die meespelen bij thuiszitten, is maatwerk en combinaties van inzet vanuit onderwijs en jeugdhulp nodig. Dit kost vaak meer tijd dan 3 maanden.
NPRZ Onderwijsbeleid: een hogere gemiddelde score op de Centrale Eindtoets
Het hoofddoel van de pijler school van het NPRZ is het behalen van hogere onderwijsresultaten. Het in te lopen verschil in onderwijsresultaten tussen die in Rotterdam Zuid en de rest van de G4 wordt vooralsnog gemeten aan de hand van de prestaties op de Centrale Eindtoets (Cito). Eerder is gemeld dat steeds minder scholen gebruik maken van de Cito en dat er in de komende jaren met andere indicatoren van de onderwijsinspectie zal worden gewerkt; er zal dan gewerkt worden met referentieniveaus (fundamenteel en streef) en daarnaast met eindadviezen. Dit gebeurt echter geleidelijk, en tot dat moment blijft het vastgestelde doel de gemiddelde score op de Centrale Eindtoets te verhogen naar 531,9. De effecten van het wegvallen van de eindtoets in 2020 en het advies van het rijk om kansrijk te adviseren in 2020 en 2021 vanwege de coronamaatregelen, zijn in de cijfers nog niet zichtbaar.