Beleid
De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Het kan voorkomen dat de gemeente in een bepaalde periode overtollig geld heeft. Als ze dat geld niet uitleent aan medeoverheden en de omvang is hoger dan een bepaald drempelbedrag, dan moet de gemeente dat geld aanhouden in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2013, die verder is uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2015.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is de toerekening van rente aan de diverse taakvelden een vereiste. De commissie BBV is belast met de eenduidige toepassing en uitvoering van de BBV-regelgeving. Deze commissie heeft bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE).
Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Door de laagblijvende marktrente wordt de bespaarde rente (de rente die wordt berekend over de reserves en voorzieningen) met ingang van 2019 verlaagd van 2,5% naar 2,25%. De lagere rentelasten leiden ertoe dat de omslagrente investeringen met ingang van 2019 ook wordt bijgesteld van 2,5% naar 2,25%. De bestendige gedragslijn is om indien mogelijk beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden.
Op grond van de bovenstaande bepalingen en richtlijnen worden in de begroting 2019 en verder de volgende interne rentepercentages onderscheiden:
- Omslagrente BIE: 1,7%;
- Omslagrente investeringen: 2,25%;
- Bespaarde rente: 2,25%;
- Rentetoerekening pensioenvoorzieningen bestuurders en gebieden: 1,648%.
In deze begroting is nog geen rekening gehouden met de eventuele financieringseffecten die samenhangen met de beoogde verkoop van de aandelen Eneco. Verkoop leidt ertoe dat er in een keer veel geld op de gemeentelijke bankrekening binnenkomt. Hierdoor hoeft er minder geleend te worden. Vooruitlopend op deze verkoop wordt wel de leningenportefeuille meer flexibel gemaakt. Binnen de wettelijke kaders met betrekking tot het renterisicobeheer wordt de huidige financieringsbehoefte daarbij ingevuld met leningen met kortere looptijden. Als er in 2019 meer duidelijk is over het verkooptraject en het verloop daarvan, wordt de financieringsstrategie verder uitgewerkt.
Leningverstrekking en garantieverlening
Gemeenten mogen uitsluitend geldleningen uitzetten en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De gemeenteraad bepaalt wat tot de publieke taak behoort. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een voldoende motivering van de overwegingen vereist, zodat de gemeenteraad en onze toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, dit kunnen toetsen. Een belangrijke overweging voor de gemeenteraad hierbij is of de betreffende activiteiten direct of indirect van belang zijn voor alle of een groot deel van de eigen inwoners. Daarnaast moet worden overwogen of de gemeente dan de meest geëigende partij is om deze activiteiten te steunen.
De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking of garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij” principe. Daarbij houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die samenhangen met de leningverstrekking en garantieverlening door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.